ECLI:NL:GHAMS:2024:3675

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
23-001776-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging met vrijspraak voor mishandeling en oplegging van taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2002, was aangeklaagd voor openlijke geweldpleging en mishandeling, gepleegd op 26 november 2022 in een restaurant te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het duwen, bij de kraag pakken en slaan van het slachtoffer, de manager van het restaurant. Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 september 2024 heeft de advocaat-generaal de overtuiging uitgesproken dat de openlijke geweldpleging en de mishandeling wettig en overtuigend bewezen konden worden. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat het bewijs onvoldoende was en dat de verklaringen van de getuigen niet consistent waren.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte bij de kraag van het slachtoffer heeft gepakt, maar dat er onvoldoende bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte die het slachtoffer in het gezicht sloeg. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de mishandeling. Het hof oordeelde dat de openlijke geweldpleging wel bewezen was, gezien de significante bijdrage van de verdachte aan het geweld. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels een opleiding had afgerond en een baan had.

Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen, maar omgezet in een taakstraf van 56 uren. Het hof benadrukte de impact van het geweld op de slachtoffers en de maatschappij, en dat dergelijk gedrag niet getolereerd kan worden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001776-23
datum uitspraak: 3 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 juni 2023 in de strafzaak onder de parketnummers 13-311270-22 en 13-104854-21 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 september 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 november 2022, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in de [restaurant] gelegen aan het [adres 2], in elk geval op of aan de openbare weg of op/in een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer], welk geweld bestond uit:
- het (met kracht) duwen van die [slachtoffer] en/of
- het bij de kraag/overhemd pakken van die [slachtoffer] - het (meermalen) in het gezicht, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer], te slaan/stompen;
2.
hij op of omstreeks 26 november 2022, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]:
- ( met kracht) te duwen en/of
- bij zijn kraag/overhemd te pakken en stevig vast te houden en/of
- ( meermalen) in het gezicht, althans tegen zijn lichaam, te slaan/stompen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs van de feiten 1 en 2

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de eendaadse samenloop van de openlijke geweldpleging en het medeplegen van de mishandeling wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde vrijspraak bepleit. Hij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende basis biedt voor de overtuiging dat de verdachte de tenlastegelegde feiten (al dan niet in vereniging) heeft begaan. De verklaring van aangever dat hij is geslagen na het vastpakken van de kraag vindt geen bevestiging in de verklaringen van de andere getuigen. Met name komen de verklaringen van de aangever en de getuige [getuige] onvoldoende overeen. Tot slot leidt het enkel vastpakken bij de kraag van aangever, hetgeen de verdachte heeft bekend, niet zonder meer tot letsel en pijn en kan ook de eenvoudige mishandeling niet bewezen worden verklaard, aldus de raadsman.
Oordeel van het hof
Het hof stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep het volgende vast.
Op 26 november 2022 was de verdachte met een groepje vrienden in de [restaurant] om wat te gaan eten. De verdachte was op het toilet toen één van zijn vrienden in een conflict raakte met de aangever, die destijds de manager van de [restaurant] was. Toen de verdachte terugkwam van zijn toiletbezoek, was dit conflict nog gaande en ging hij zich ermee bemoeien. Hij heeft de aangever daarbij bij zijn kraag gepakt. Bij de aangever is na afloop van het incident een trommelvliesperforatie in zijn linker oor en gekneusde kaak geconstateerd.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat direct nadat de verdachte de aangever bij zijn kraag heeft gepakt de aangever door de medeverdachte in het gezicht werd geslagen. Het hof neemt dit aan op grond van de verklaringen van de aangever en de getuige [getuige]. Weliswaar komen deze verklaringen niet op alle punten overeen voor wat betreft het aantal verrichte geweldshandelingen en de volgorde daarvan, maar uit die verklaringen blijkt naar het oordeel van het hof wel eensluidend en overduidelijk dat door de medeverdachte geweldshandelingen zijn verricht direct volgend op het bij de kraag pakken door de verdachte. Het hof heeft geen enkele reden om aan de inhoud van die verklaringen op dit punt te twijfelen. Dit handelen door de verdachte levert openlijk geweld (in vereniging) op, zoals onder feit 1 is tenlastegelegd, nu de verdachte met het vastpakken van de kraag een significante bijdrage heeft geleverd aan het plegen van geweld tegen de aangever.
Het hof is van oordeel dat op basis van het dossier echter niet kan worden vastgesteld dat er tevens sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, zoals nodig is voor een bewezenverklaring van medeplegen van mishandeling (feit 2). Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte bij het vastpakken van de kraag van aangever tenminste voorwaardelijk opzet erop had dat de medeverdachte aangever in het gezicht zou slaan.
Naar het oordeel van het hof blijft vervolgens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs over om tot een bewezenverklaring van eenvoudige mishandeling te kunnen komen, nu uit het dossier onvoldoende blijkt dat aangever pijn of letsel heeft opgelopen enkel door het vastpakken van zijn kraag door de verdachte.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 26 november 2022, te Amsterdam, in een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in de [restaurant] gelegen aan het [adres 2], in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer], welk geweld bestond uit:
- het bij de kraag pakken van die [slachtoffer];
- het in het gezicht van die [slachtoffer] te slaan.
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, met aftrek van het voorarrest, waarvan 40 uren voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel heeft de politierechter bijzondere voorwaarden verbonden, te weten: een meldplicht, het doen van een training ‘cognitieve vaardigheden’ en het hebben van dagbesteding.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep in geval van een bewezenverklaring verzocht geen bijzondere voorwaarden op te leggen en een proeftijd van één jaar te hanteren. De raadsman heeft daarbij gewezen op het gegeven dat de verdachte in de afgelopen twee jaar niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie en op de ouderdom van het feit.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in de [restaurant] waarbij de manager het slachtoffer is geworden, terwijl deze manager slechts de medeverdachte aansprak op zijn (ontoelaatbaar) gedrag. Door zo te handelen heeft de verdachte ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dergelijk geweld veroorzaakt niet alleen pijn en letsel, maar brengt ook gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen teweeg. Het hof rekent dit de verdachte aan, temeer omdat het om iemand ging die op zijn werkplek is aangevallen en dus regelmatig zal worden herinnerd aan deze nare gebeurtenis.
Het hof ziet mede gelet op het reclasseringsadvies van 23 mei 2023 en net als de politierechter aanleiding om bij de strafoplegging het jeugdstrafrecht toe te passen en heeft acht geslagen op de zogenaamde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting jeugd, waarbij voor openlijke geweldpleging een taakstraf vanaf 40 uur passend wordt geacht. Voorts heeft het hof acht geslagen op hetgeen door de raadsman en de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de persoonlijke omstandigheden naar voren is gebracht. Daaruit blijkt dat de verdachte een opleiding heeft afgerond en een nieuwe opleiding is begonnen en een baan heeft als teamleider bij een afhaal- en bezorgrestaurant. Hieruit spreekt voor het hof dat de verdachte zijn leven op orde heeft en ziet het hof geen aanleiding om hem opnieuw bijzondere voorwaarden op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 juni 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 28 dagen met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft het hof verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen op de manier zoals de politierechter dat heeft gedaan.
De raadsman heeft primair verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen en subsidiair verzocht de beslissing van de politierechter te bevestigen.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof is van oordeel dat tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf gepast is. Het doet er niet toe – zoals de raadsman naar voren heeft gebracht – dat het feit waarvoor de verdachte thans wordt veroordeeld van andere aard is dan het feit waarvoor de voorwaardelijke straf is opgelegd, nu de algemene voorwaarde geldt dat geen strafbare feiten (van welke aard dan ook) mogen worden gepleegd. Wel ziet het hof, op grond van hetgeen omtrent de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht, aanleiding om de voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf van 28 dagen om te zetten in een taakstraf voor de duur van 56 uren, te vervangen door 28 dagen hechtenis.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 juni 2021 met parketnummer 13-104854-21, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 28 dagen met proeftijd van twee jaren, een
taakstrafvoor de duur van
56 (zesenvijftig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
28 (achtentwintig) dagenhechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. M.J.A. Duker en mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 oktober 2024.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.