ECLI:NL:GHAMS:2024:3668
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep gevangenhouding verdachte in drugszaken met ernstige bezwaren
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 augustus 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1984, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, die op 24 juli 2024 een bevel tot gevangenhouding had gegeven en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M. Ketting, gehoord.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank overgenomen en benadrukt de ernstige bezwaren die tegen de verdachte bestaan, met name in verband met de georganiseerde invoer van verdovende middelen. De rechtbank had eerder al vastgesteld dat de vrijlating van de verdachte tot onbegrip en verontwaardiging in de maatschappij zou leiden, gezien de maatschappelijke impact van drugshandel. De hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen en luxe goederen wijst op een professionele en grootschalige handel, wat het risico op herhaling bij vrijlating vergroot.
Het hof heeft geconcludeerd dat er geen bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn die een schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen. De beslissing van het hof is om het beroep van de verdachte tegen de bestreden beschikking af te wijzen, waarmee de voorlopige hechtenis van de verdachte in stand blijft. Deze beschikking is gegeven in raadkamer, waarbij de voorzitter en de raadsheren de beslissing hebben genomen in aanwezigheid van de griffier.