Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.VETERAN PETROLEUM LIMITED,
YUKOS UNIVERSAL LIMITED,
HULLEY ENTERPRSES LIMITED,
1.De zaak in het kort
Energy Charter Treaty, hierna: ECT). Deze zaak gaat over de vraag of de arbitrale vonnissen wegens procedureel bedrog moeten worden vernietigd. De zaak is in een cassatieberoep verwezen naar dit hof (HR 5 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1645).
2. Het geding in hoger beroep na verwijzing
- de exploten waarbij HVY de Russische Federatie hebben opgeroepen om verder te procederen,
- de memorie na verwijzing van HVY, met producties HVY-588 tot en met HVY-623,
- de antwoordmemorie na verwijzing van HVY, met annexen A tot en met E en producties RF-526, RF-527 en RF-528,
- de akte van HVY van 9 augustus 2022, met productie HVY-624,
- de akte van de Russische Federatie tevens memorie van eis in het incident, met producties RF-529, RF-530 en RF-531,
- de memorie van antwoord in het incident, met producties HVY-625 en HVY-626,
- de akte van HVY van 24 oktober 2023, met bijlage 1,
- de (tweede) akte van HVY van 24 oktober 2023, met producties HVY-627 tot en met HVY-632,
- de akte van de Russische Federatie van 24 oktober 2023, met producties RF-535 tot en met RF-538,
- de akte van de Russische Federatie van 21 november 2023 (ingediend op 10 oktober 2023) tot vermeerdering van eis in het incident, met producties RF-532, RF-533 en RF-534,
- de akte van HVY van 21 november 2023 (ingediend op 3 november 2023), met productie HVY-633,
- de akte van HVY van 21 november 2023 (ingediend op 6 november 2023), met betrekking tot de vermeerdering van eis in het incident,
- de akte van de Russische Federatie van 21 november 2023 (ingediend op 10 november 2023), met producties RF-539 tot en met RF-553.
3.De feiten
- i) HVY zijn, althans waren, aandeelhouder in Yukos Oil Company (hierna: Yukos), een in de Russische Federatie gevestigde oliemaatschappij. Yukos is op 1 augustus 2006 failliet verklaard en op 21 november 2007 uit het Russische handelsregister geschrapt.
- ii) HVY hebben in 2004 op de voet van art. 26 ECT arbitrageprocedures aanhangig gemaakt tegen de Russische Federatie (hierna: de arbitrageprocedures). HVY vorderden in de arbitrageprocedures dat de Russische Federatie veroordeeld zou worden om aan hen schadevergoeding te betalen. Zij legden daaraan ten grondslag dat de Russische Federatie in strijd met de ECT hun investeringen in Yukos had onteigend en had nagelaten deze investeringen te beschermen. De plaats van de arbitrages was Den Haag.
- iii) Het ingevolge het UNCITRAL-arbitragereglement benoemde scheidsgerecht (hierna: het scheidsgerecht) heeft in drie afzonderlijke
- iv) In drie afzonderlijke
4.De procedure in feitelijke instanties
interim awardsen de
final awards). De Russische Federatie heeft daartoe een beroep gedaan op diverse vernietigingsgronden, waaronder de grond dat de arbitrale vonnissen in strijd met de openbare orde tot stand zijn gekomen (art. 1065 lid 1, aanhef en onder e, (oud) Rv). De rechtbank heeft de vordering toegewezen wegens het ontbreken van een geldige arbitrageovereenkomst. HVY hebben tegen het vonnis van de rechtbank hoger beroep ingesteld.
5.De procedure in cassatie
Breeders/Burshanheeft de Hoge Raad geoordeeld dat art. 1064 lid 5 (oud) Rv zich op zichzelf niet ertegen verzet dat, naar aanleiding van het gevoerde verweer in het verdere verloop van het geding, of naar aanleiding van de beslissing van de eerste rechter, in hoger beroep een nadere uitwerking wordt gegeven van de bij inleidende dagvaarding aangevoerde gronden, en zo nodig een omissie wordt hersteld. De mogelijkheid om reeds bij dagvaarding aangevoerde gronden in hoger beroep nader uit te werken, of nieuwe feitelijke stellingen aan te voeren, is evenwel niet onbeperkt. Deze mogelijkheid wordt onder meer begrensd door de gewone regels geldend voor het hoger beroep, zoals art. 130 Rv. Daarnaast wordt die mogelijkheid begrensd door specifieke bepalingen die voorschrijven wanneer een bepaalde vernietigingsgrond (voor het eerst) moet worden ingeroepen, op straffe van verval van het recht daarop later alsnog een beroep te doen. Indien een dergelijke bepaling aan de orde is, zal telkens in een concreet geval beoordeeld moeten worden of een in de loop van de vernietigingsprocedure aangevoerde nieuwe feitelijke of juridische stelling, mede gelet op de eisen van een goede procesorde, met de strekking van een dergelijke bepaling in strijd komt.
6.De beoordeling in hoger beroep na verwijzing
ontkendenechter vele malen categorisch dat de Russische Oligarchen de zeggenschap over HVY zouden hebben. Zij beweren dat zij niet als de juridische rechthebbenden van HVY zouden moeten worden beschouwd. De juridische eigendom en zeggenschap over HVY zou berusten bij de trustees van de trusts van Guernsey en Jersey. Ze hebben deze bewering in de Memorie van Grieven herhaald. Deze beweringen zijn pertinent onjuist, zoals met name blijkt uit documenten die sinds 2015 boven water zijn gekomen.
trusteesin Guernsey en Jersey spelen daarbij geen rol van betekenis.
Bank Menatep en de Oligarchen” eigenlijk “
een rechtspersoon en personen [waren] die los stonden van [HVY].”
los stonden van” de Russische Oligarchen onjuist is, blijkt bovendien uit de hiervoor besproken stukken die in 2015 en 2016 aan het licht zijn gekomen (zie § 637 hiervoor).
losstaan van” de Russische Oligarchen, omdat zij beweerdelijk niet
onder de zeggenschap vande Russische Oligarchen staan. Zo stellen HVY bijvoorbeeld in hun Memorie van Grieven dat “
HVY (uiteindelijk) eigendom zijn en onder zeggenschap vallen van trustees naar het recht van het Verenigd Koninkrijk”
.Tevens stelden HVY bij de rechtbank dat “
de eigendom van en zeggenschap over HVYnietberusten bij Russische individuen, maar (uiteindelijk) bij de respectieve trustees. Deze trustees zijn staatsburgers van het Verenigd Koninkrijk en niet van Rusland” en “
het[zijn]
de trustees, en niet de[Russische]
begunstigden, die eigenaar zijn van de bezittingen van de trusts en daarover de zeggenschap uitoefenen.” Zoals hierboven is toegelicht, hebben HVY en hun advocaten in het openbaar en in de tien jaar van arbitrage vele malen dezelfde verklaringen afgelegd.
trusteesvan Guernsey en Jersey worden uitgesloten van het nemen van belangrijke beslissingen. De veronderstelde zeggenschap van de
trusteesover HGVY is volledig illusoir, ondanks de herhaalde andersluidende valse verklaringen van HVY voor het Scheidsgerecht, de Rechtbank en uw hof.’
Aanvullende documenten over zeggenschap
Shareholders Agreement) van 5 april 2000 tussen [naam 1] e.a. als aandeelhouders van Group Menatep Limited (GML) en een toetredingsakte (
Deed of Accession) van 3 april 2003, waarbij Palmus Trust Company Limited (hierna: Palmus Trust) toetrad tot deze aandeelhoudersovereenkomst. Palmus Trust was in maart 2003 meerderheidsaandeelhouder van GML geworden. Het hof is van oordeel dat de Russische Federatie deze documenten te laat in het geding heeft gebracht en licht dit als volgt toe.
unclean hands’. Volgens de Russische Federatie was de zeggenschapskwestie relevant voor zowel die discussie als haar beroep op de vernietigingsgrond van de openbare orde, zoals de Russische Federatie vermeldde in onder meer haar akte van
unclean handsvan HVY en haar ubo's 'nieuw' was. Echter, het gaat hier – kort gezegd – slechts om een nieuw dogmatisch etiket bij haar eerdere stellingen.’
unclean hands-verweer kunnen worden betrokken. Desondanks heeft de Russische Federatie ervoor gekozen deze documenten in die fase van het hoger beroep niet in het geding te brengen.
to avoid possible conflict of interest’ door de stemrechten van [naam 1] met betrekking tot kwesties en aandelen in Yukos over te dragen aan [naam 2] , in aanmerking genomen dat de aandeelhouders, waaronder [naam 1] , alle aandelen in GML hielden en daarmee Yukos controleerden, terwijl [naam 1] ook bestuurder (CEO) van Yukos was.
Interim Awards. Het hof zal hierna verwijzen naar en citeren uit de
Interim Awardin de arbitrage tussen YUL en de Russische Federatie. De
Interim Awardsin de zaken van HEL en VPL en YUL bevatten (nagenoeg) gelijkluidende onderdelen, voor zover hier relevant.
denial of benefits clause). De arbiters hebben geoordeeld dat voor het toepassen van art. 17 ECT een voorafgaande kennisgeving is vereist en dat de Russische Federatie deze niet heeft gedaan, zodat de Russische Federatie zich niet met succes op art. 17 ECT kan beroepen (YUL nrs. 456-461). Gelet op dit oordeel hebben de arbiters overwogen, kort gezegd, dat het niet nodig is om in te gaan op de stellingen van de Russische Federatie over eigendom en zeggenschap, en de Russische Federatie als ‘derde staat’. De arbiters hebben echter besloten hun analyse en conclusies hierover toch uiteen te zetten ‘
since the Tribunal was briefed extensively on the issues’ (YUL nr. 461). Hieruit blijkt dat de zeggenschapskwestie niet relevant was voor het oordeel van de arbiters. De arbiters bevestigen dit na het weergeven van de relevante feiten en de stellingen en argumenten van partijen over de zeggenschap (YUL nr. 500):
denial of benefits-clause) geeft verdragsstaten het recht om de bescherming van deel III van de ECT te ontzeggen aan investeerders die op formele gronden zijn gevestigd in een verdragsstaat, maar materieel in overwegende mate zijn verbonden met een niet-verdragsstaat. Deze bepaling staat de verdragsstaten toe het toepassingsbereik van de ECT te beperken en bevestigt daarmee het brede toepassingsbereik van de ECT indien (zoals bij de Russische Federatie het geval is) aan art. 17 ECT geen toepassing is gegeven.
Final Awardszijn de arbiters niet meer teruggekomen op de zeggenschapskwestie. De Russische Federatie bevestigt dit uitdrukkelijk in haar antwoordmemorie na verwijzing (nr. 160). De arbiters hebben in de
Final Awardsin elk geval niet kenbaar gemaakt dat hun analyse en conclusies over de zeggenschapskwestie nog relevant waren voor hun oordeel over de rechtsvragen van de inhoudelijke fase van de arbitrages. Kennelijk in navolging van een (vierde) opinie van [B.] , overgelegd bij akte van 24 oktober 2023 (prod. RF-538), heeft de Russische Federatie pas bij de mondelinge behandeling na verwijzing op 21 november 2023 aan de woorden ‘
an entity and persons seperate from the Claimants’ in nr. 1370 van de
Final Awardsde stelling verbonden dat het oordeel van de arbiters over de zeggenschapskwestie toch relevant was voor het oordeel van de arbiters over het
unclean hands-verweer (spreekaantekeningen nrs. 30-32). De arbiters hebben in die passage overwogen:
Final Awardsin nrs. 1607 en 1608 ten aanzien van de verwijten die de Russische Federatie aan HVY (en Yukos) maakte, overwogen
Aanvullende documenten over getuige [naam 5]
Final Awardshebben de arbiters in onderdeel VI.A de verklaringen van de getuigen van HVY weergegeven. In nrs. 141-143 is een samenvatting gegeven van de verklaringen van [naam 5] . In nrs. 144-147 is verslag gedaan van het horen van [naam 5] als getuige. Ook de kritiek van de Russische Federatie op [naam 5] is daarbij vermeld. De verklaringen van [naam 5] zijn hier niet gebruikt als bewijs, maar slechts weergegeven.
The Tax Assessments Starting in December 2003). In deze inleiding worden enkele feitelijke bevindingen vermeld en de verklaringen van [naam 5] zijn aangehaald bij de omstandigheden rond de arrestaties van [naam 1] en [naam 2] . Niet blijkt dat deze citaten van enige wezenlijke invloed zijn op beslissingen die de arbiters hebben genomen.
Harassment, Intimidation and Arrests’. In nrs. 767-768 is verwezen naar verklaringen van [naam 5] . Niet blijkt dat deze verwijzingen ten grondslag zijn gelegd aan de verdere beslissingen die de arbiters hebben genomen. In nr. 776 verwijzen de arbiters kort naar de verklaring van [naam 5] dat hij [naam 1] heeft verteld dat deze in gevaar was. In nr. 780 verwijzen de arbiters naar antwoorden die [naam 5] heeft gegeven aan de arbiters op vragen over een gesprek met Poetin na de arrestatie van [naam 1] .
Final Awardsaan de orde is, betreft nog steeds de campagne van lastig vallen en intimidatie. Uit de overwegingen van de arbiters kan worden opgemaakt dat de verklaringen van [naam 5] een stukje zijn van dit bewijs, maar gelet op het overige bewijs ziet het hof niet hoe de arbitrale beslissing zonder dit stukje anders had kunnen uitvallen, en de Russische Federatie heeft dit ook niet (toereikend) toegelicht. Dit geldt te meer nu de arbiters in nr. 811 hebben overwogen:
Final Awardsde bijzondere omstandigheden van de veiling en de oordelen van andere scheidsgerechten waarnaar de arbiters verwijzen (RosInvestCo en Quasar), alsmede de conclusie die de arbiters trekken dat [naam 12] een schijnentiteit was (onderdeel VII.F.3.b).
Final Awardsblijkt ten slotte niet dat de verklaringen van [naam 5] voor het overige van enige betekenis zijn geweest voor de beslissingen van de arbiters.