ECLI:NL:GHAMS:2024:3472

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
200.328.565/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident op grond van artikel 843a Rv na gelegd bewijsbeslag in een geschil over de uitvoering van een Letter of Intent tussen NWB ASSETS B.V. en Amstelimmo B.V. en Chidda Vastgoed B.V.

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een incident op grond van artikel 843a Rv na gelegd bewijsbeslag. De eisende partij, NWB ASSETS B.V., heeft inzage gevorderd in in beslag genomen bescheiden die mogelijk informatie bevatten over de mate waarin de verwerende partijen, Amstelimmo B.V. en Chidda Vastgoed B.V., hun verplichtingen uit een Letter of Intent (LOI) hebben verzaakt. De LOI, die in juli 2021 tot stand kwam, betrof de koop van een perceel grond aan het ADM-terrein. NWB stelt dat de verwerende partijen onrechtmatig hebben gehandeld door de onderhandelingen af te breken en een deal te sluiten met een derde partij, Larendael Participaties B.V.

De rechtbank Amsterdam had eerder de vordering van NWB afgewezen, maar het hof oordeelt dat NWB een gerechtvaardigd belang heeft bij inzage in de bescheiden, omdat deze kunnen bijdragen aan de beoordeling van de vraag of de LOI als een (voorwaardelijke) koopovereenkomst kan worden beschouwd. Het hof stelt vast dat de verwerende partijen niet hebben betwist dat de bescheiden voldoende bepaald zijn en dat aan de voorwaarden voor toewijzing van de exhibitievordering is voldaan. Het hof verleent toestemming aan de gerechtsdeurwaarder om de in beslag genomen bescheiden aan NWB te verstrekken, met inachtneming van een nadere selectie van de stukken.

De beslissing van het hof houdt in dat de vordering van NWB in het incident wordt toegewezen, en dat de verwerende partijen de kosten van het incident moeten dragen. De hoofdzaak wordt verwezen naar de rol voor partijberaad, waarbij verdere beslissingen worden aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer gerechtshof : 200.328.565/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/713635 HA ZA 22/131
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 december 2024
inzake
NWB ASSETS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. F.G.K. Overkleeft te Amsterdam,
tegen:

1.AMSTELIMMO B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
2. CHIDDA VASTGOED B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat: mr. M.R. Ruygvoorn te Utrecht.
De partijen worden hierna NWB en Amstelimmo c.s. genoemd.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

NWB is bij dagvaarding van 23 mei 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 april 2023, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen NWB als eiseres in conventie en in het incident en verweerster in reconventie en Amstelimmo c.s. als gedaagden in conventie, verweersters in het incident en eiseressen in reconventie.
NWB heeft een memorie houdende incidentele vordering ex artikel 843a Rv ingediend, tevens houdende memorie van grieven, met producties.
Amstelimmo c.s. hebben vervolgens in het incident een memorie van antwoord ingediend.
Partijen hebben tijdens een mondelinge behandeling op 7 november 2024 hun standpunten inzake het incident nader doen toelichten, NWB door mr. Overkleeft voornoemd en zijn kantoorgenoot mr. B.W. Wijnstekers en Amstelimmo c.s. door mr. Ruygvoorn voornoemd en zijn kantoorgenote mr. Q. Schier. De advocaten hebben zich bediend van spreekaantekeningen, die aan het hof zijn overgelegd. Beide partijen hebben bij deze gelegenheid nog producties in het geding gebracht. Het incident is tegelijkertijd behandeld met een tussen partijen bij het hof aanhangig executiekortgeding (zaaknummer 200.328.791/01 KG).
Ten slotte is arrest gevraagd in het incident.

2.Beoordeling

2.1.
Het gaat in deze zaak, samengevat en voor zover voor het incident van belang, om het volgende.
( i) NWB en Amstelimmo c.s. hebben met elkaar onderhandeld over de koop door NWB van een perceel grond aan [straat] te [plaats] (hierna: het ADM-terrein). In dit kader is tussen partijen een
Letter of Intent(hierna: LOI) tot stand gekomen in juli 2021.
(ii) In de LOI is een koopsom genoemd van € 85,6 miljoen en is aan NWB exclusiviteit verleend tot en met 10 augustus 2021. Partijen hebben blijkens de LOI met elkaar afgesproken gedurende de periode van exclusiviteit aan de transactie te zullen werken, waarbij zij ernaar streefden uiterlijk per 10 augustus 2021 de (onvoorwaardelijke) koopovereenkomst te sluiten en uiterlijk op 1 oktober 2021 de levering te doen plaatsvinden. Aan NWB werd de mogelijkheid geboden gedurende de periode van exclusiviteit voor eigen rekening en risico een
due diligence(hierna: DD) uit te voeren. Voorts is in de LOI bepaald dat niet eerder een koopovereenkomst tot stand zou komen dan nadat de DD naar tevredenheid van NWB zou zijn afgerond, de koopovereenkomst zou zijn ondertekend en het volledige bestuur en de aandeelhouders van NWB en Amstelimmo c.s. de koopovereenkomst zouden hebben goedgekeurd. Ten aanzien van de LOI en de daarin opgenomen voorwaarden en verkoopinformatie zijn partijen geheimhouding overeengekomen.
(iii) Op vrijdag 6 augustus 2021 heeft de toenmalige advocaat van NWB een lijst met juridische, fiscale en technische/milieukundige bevindingen uit de DD met Amstelimmo c.s. gedeeld. In reactie hierop heeft [naam 1] , de bestuurder van Amstelimmo c.s., geschreven dat hij een hoop beren op de weg zag, dat de prijs was afgestemd op een snelle deal, dat hij dacht dat overleg op maandag weinig zin had en dat hij zich vanaf maandag 17.00 uur weer vrij voelde om met andere partijen rond de tafel te gaan.
(iv) Op 16 augustus 2021 hebben partijen de termijnen in de LOI, die op 10 augustus 2021 waren verstreken, verlengd tot 18 september 2021.
( v) Op 18 augustus 2021 heeft de advocaat van NWB een
mark-upvan het concept koopcontract aan Amstelimmo c.s. gestuurd.
(vi) Op zondag 22 augustus 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 2] namens NWB en [naam 1] in het Soho House te [plaats] .
(vii) Diezelfde dag hebben [naam 2] en [naam 1] via whatsappberichten met elkaar gecommuniceerd. [naam 1] heeft hierin gezegd dat het een goed gesprek was geweest, maar dat hij “optie 2” onder de besproken condities er “thuis” niet door kreeg, dat hij en [naam 2] de volgende dag moesten overleggen en dat hij zich echt wilde focussen op deze deal. [naam 2] heeft gezegd dat [naam 1] maar even erover moest nadenken, dat hij de deal waarover zij die dag en op dinsdag 17 augustus 2021 hadden gesproken, wilde nakomen om [naam 1] te “assisteren” en dat het sluiten van de overeenkomst uiterlijk 15 december, maar waarschijnlijk al voor eind oktober kon plaatsvinden.
(viii) Op 23 augustus 2021 heeft [naam 1] om 17.26 uur via WhatsApp contact opgenomen met [naam 3] ,
ultimate benificial ownervan Larendael Participaties B.V. (hierna: Larendael) over het ADM-terrein. Diezelfde avond heeft [naam 1] verkoopinformatie aan [naam 3] gestuurd. Op 24 augustus 2021 heeft [naam 3] rond het middaguur via WhatsApp aan [naam 1] laten weten dat de deal die zij kort daarvoor hadden afgesproken “hard” was en om 15.11 uur dat zijn advocaten stonden te wachten op de advocaat van [naam 1] om de deal vast te leggen en te zorgen dat aan het eind van de volgende week getransporteerd zou kunnen worden.
(ix) Op 25 augustus 2021 heeft tussen de advocaten van Amstelimmo c.s. en Larendael overleg plaatsgevonden over de koop van het ADM-terrein.
( x) Eveneens op 25 augustus 2021 heeft [naam 1] in een whatsappbericht van 16.05 uur aan [naam 2] geschreven dat hij vanaf zondagavond elke dag had geprobeerd [naam 2] te bellen, maar geen gehoor had gekregen, dat hij het gevoel had dat het niet lekker liep, vooral nu [naam 2] had aangegeven dat het later werd en hij niet alles kon betalen. [naam 1] heeft [naam 2] gevraagd hem met spoed terug te bellen.
(xi) Bij e-mail van 26 augustus 2021, 13.14 uur heeft de toenmalige advocaat van Amstelimmo c.s. NWB bericht dat Amstelimmo c.s. de LOI beëindigden.
(xii) Op diezelfde dag in de avond hebben Amstelimmo c.s. een koopovereenkomst gesloten met Larendael, waarbij Amstelimmo c.s. het ADM-terrein voor € 86 miljoen aan Larendael hebben verkocht. Het ADM-terrein is op 30 augustus 2021 aan Larendael geleverd.
(xiii) NWB heeft Amstelimmo c.s. op 30 augustus 2021 aansprakelijk gesteld voor, kort gezegd, het schenden van de LOI en het afbreken van de onderhandelingen.
(xiv) Op 27 januari 2022 heeft NWB op grond van artikel 730 jo. 843a Rv conservatoir bewijsbeslag laten leggen op alle bescheiden die betrekking hebben op tussen Amstelimmo c.s. enerzijds en Larendael anderzijds gevoerde communicatie in de periode juli 2021 tot en met 1 december 2021.
2.2
In eerste aanleg heeft NWB in conventie, samengevat, gevorderd dat Amstelimmo c.s. worden veroordeeld tot betaling aan NWB van primair € 96.372.948, subsidiair € 49.443.920, meer subsidiair € 22.242.467, nog meer subsidiair € 12.409.096 en meest subsidiair schadevergoeding op te maken bij staat, in alle gevallen te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 30 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening en te vermeerderen met gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten. Bij incident heeft NWB, eveneens samengevat, afschrift van dan wel inzage in de in beslag genomen bescheiden gevorderd.
2.3
Amstelimmo c.s. hebben de vorderingen van NWB in de hoofdzaak en het incident weersproken en zelf in reconventie opheffing van het bewijsbeslag gevorderd.
2.4
Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank overwogen naar aanleiding van de door NWB gestelde grondslagen van haar vordering dat de LOI niet is te beschouwen als een (voorwaardelijke) koopovereenkomst en dat Amstelimmo c.s. niet onrechtmatig hebben gehandeld door de onderhandelingen af te breken, maar wel het exclusiviteitsbeding in de LOI hebben geschonden door gedurende de overeengekomen periode van exclusiviteit te onderhandelen met en te verkopen aan Larendael. In conventie is de zaak naar de rol verwezen voor een aktewisseling over de te vergoeden schade, zijnde de kosten die NWB gedurende het onderhandelingsproces heeft gemaakt. In het incident heeft de rechtbank de vordering van NWB afgewezen op grond van de overweging dat de beweegredenen van Amstelimmo c.s. om de onderhandelingen af te breken niet relevant zijn voor de onderbouwing van de vorderingen van NWB en dat al vast staat dat Amstelimmo c.s. al voor 26 augustus 2021 contact hebben gehad met Larendael, zodat ook daarin geen rechtmatig belang bij afschrift of inzage in de in beslag genomen bescheiden is gelegen. In reconventie heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, het bewijsbeslag opgeheven en NWB bevolen binnen tien dagen na de betekening van het vonnis de deurwaarder te instrueren de in beslag genomen bescheiden te vernietigen. Bij mondelinge uitspraak in kort geding van 17 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam vervolgens op vordering van NWB de uitvoerbaarheid bij voorraad van de opheffing van het bewijsbeslag, van het bevel tot vernietiging en van de daaraan verbonden dwangsommen geschorst.
2.5
In hoger beroep heeft NWB in de hoofdzaak onder meer grieven gericht tegen de afwijzing van haar vordering in het incident en tegen de toewijzing van de vordering van Amstelimmo c.s. in reconventie. Daarnaast heeft zij in hoger beroep een zelfstandige incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv ingesteld. Zij vordert in het incident, samengevat, dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
de gerechtsdeurwaarder verbonden aan het kantoor Groot & Evers toestemming verleent om binnen vijf dagen na betekening aan Amstelimmo c.s. van het arrest in het incident afschrift van alle bescheiden die zij op 27 januari 2022 in beslag heeft genomen, aan NWB te verstrekken, althans NWB op een door het hof te bepalen wijze inzage in de bescheiden verschaft;
subsidiair:
Amstelimmo c.s. veroordeelt om binnen vijf dagen na betekening van het arrest in het incident toestemming te geven aan eerdergenoemde gerechtsdeurwaarder om afschrift van alle in beslag genomen bescheiden aan NWB te verstrekken, althans om NWB op een door het hof te bepalen wijze inzage in de bescheiden te verschaffen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom.
2.6
NWB heeft aan haar incidentele vordering het volgende ten grondslag gelegd. NWB heeft belang bij toewijzing van haar exhibitievordering omdat zij wenst te bewijzen dat zij destijds gerechtvaardigd erop heeft vertrouwd dat een koopovereenkomst met Amstelimmo c.s. tot stand zou komen en dat Amstelimmo c.s. ook hebben onderkend dat NWB dat totstandkomingsvertrouwen had. Daarnaast wil NWB hard maken dat Amstelimmo c.s. en Larendael hebben samengezworen om de afronding van de in de LOI bedoelde transactie bewust en te kwader trouw te torpederen, wat is te kwalificeren als wanprestatie en onrechtmatig handelen van Amstelimmo c.s. en mogelijk als onrechtmatig handelen van Larendael.
2.7
Amstelimmo c.s. hebben verweer gevoerd. Zij hebben, samengevat, het volgende aangevoerd. De vraag of de LOI een (voorwaardelijke) koopovereenkomst is (de primaire grondslag van de vorderingen van NWB) is een zuiver juridische vraag en daarvoor is de inhoud van de in beslag genomen bescheiden niet van belang. Voor de subsidiaire grondslag (afgebroken onderhandelingen) zijn de bescheiden ook niet van belang, want NWB heeft niet gesteld op grond van welke concrete feiten en omstandigheden zij gerechtvaardigd totstandkomingsvertrouwen heeft gehad. Omdat zij de inhoud van de bescheiden niet kende, kan haar vertrouwen daarop niet zijn gebaseerd geweest. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de beweegredenen van Amstelimmo c.s. om de onderhandelingen af te breken voor de vordering van NWB niet van belang zijn. Over het verloop van de onderhandelingen met Larendael hebben Amstelimmo c.s. al openheid betracht door het overleggen van de whatsappcorrespondentie tussen [naam 1] en [naam 3] . Op Amstelimmo c.s. rustte geen inspanningsverplichting en het geheimhoudingsbeding hebben Amstelimmo c.s. niet geschonden. Een mogelijke procedure op grond van onrechtmatige daad tegen [naam 3] biedt geen grond voor een exhibitievordering tegen Amstelimmo c.s., aldus nog steeds Amstelimmo c.s., die ten slotte aanvoeren dat het verwijt van NWB van samenspanning tussen [naam 1] en [naam 3] berust op pure speculatie, wat de daarop gebaseerde 843a-vordering tot een
fishing expeditionmaakt.
2.8
Het hof stelt het volgende voorop. Een vordering tot afgifte van of inzage in bescheiden is slechts toewijsbaar indien aan de drie in artikel 843a lid 1 Rv genoemde voorwaarden is voldaan. Dat wil zeggen dat:
a. a) de wederpartij van degene die bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, een rechtmatig belang heeft bij afschrift of inzage daarvan;
b) de vordering betrekking heeft op "bepaalde" bescheiden; en
c) de bescheiden een rechtsbetrekking betreffen waarbij degene die afschrift of inzage vordert partij is.
Daarnaast mag zich geen van de in de leden 3 en 4 van artikel 843a Rv vervatte uitzonderingen voordoen, namelijk dat het gaat om gegevens die berusten bij een zogenaamde geheimhouder of gegevens waarvan de kennisneming niet nodig is voor een behoorlijke rechtsbedeling, of dat gewichtige redenen maken dat niet aan de vordering hoeft te worden voldaan.
2.9
Het argument van Amstelimmo c.s. dat inzage in of afschrift van de bescheiden niet nodig is voor een behoorlijke rechtsbedeling omdat zij over het verloop van de onderhandelingen met [naam 3] al volledige openheid hebben betracht, gaat naar het oordeel van het hof niet op. Uit de door Amstelimmo c.s. overgelegde afdruk van de whatsappcorrespondentie tussen [naam 1] en [naam 3] blijkt dat [naam 1] [naam 3] op 23 augustus 2021 heeft benaderd met de vraag “Tijd voor koffie deze week inzake adm?”, direct daarna gevolgd door het aanbod “nog wat info” te mailen. Deze wijze van communiceren rechtvaardigt het vermoeden dat [naam 1] en [naam 3] al voor het eerste whatsappbericht van 23 augustus 2021 met elkaar hadden gesproken over de mogelijkheid dat [naam 3] het ADM-terrein zou kopen. Het feit dat [naam 1] en [naam 3] minder dan een dag na dat eerste whatsappbericht tot een deal zijn gekomen die “hard” was, ondersteunt dat vermoeden.
2.1
De relevantie van het voorgaande is gelegen in het volgende. Amstelimmo c.s. betogen dat het vertrouwen bij Amstelimmo c.s. in de totstandkoming van de koopovereenkomst verdween doordat (i) NWB voor de DD veel meer tijd nodig had dan tevoren was voorzien, terwijl de prijs erop was afgestemd dat het traject snel zou worden afgerond, doordat (ii) NWB op 18 augustus 2021 in de
mark upverscheidene voorstellen deed waarmee Amstelimmo c.s. zich niet konden verenigen en doordat (iii) [naam 2] op 22 augustus 2021 te kennen gaf dat niet NWB, maar een andere entiteit tot aankoop zou overgaan, wat ook weer tot vertraging en problemen zou leiden. Als zou blijken dat [naam 1] en [naam 3] al enige tijd voor 22 augustus 2021 met elkaar over de aankoop hebben gesproken, zou dat consequenties kunnen hebben voor de geloofwaardigheid van deze argumenten van Amstelimmo c.s. Die zouden dan slechts gelegenheidsargumenten kunnen blijken te zijn, net zoals de mededeling van [naam 1] in zijn - met de toenmalige advocaat van Amstelimmo c.s. afgestemde - whatsappbericht van 25 augustus 2021 dat hij het gevoel had dat het niet lekker liep, terwijl hij twee dagen eerder met een ander al een “harde” deal had gesloten.
2.11
Dit verloop van de onderhandelingen tussen [naam 1] en [naam 3] en de manier waarop [naam 1] op 25 augustus 2021 argumenten voor de beëindiging van de onderhandelingen met NWB aan het zoeken lijkt te zijn geweest, rechtvaardigt het vermoeden van NWB dat [naam 1] en [naam 3] hebben samengespannen om NWB op een zijspoor te zetten. Een verdere aanwijzing daarvoor is het feit dat [naam 1] op 26 augustus 2021 aan [naam 3] heeft geschreven dat hij dacht dat het verstandiger was om een andere notaris te nemen. Deze opmerking impliceert dat [naam 3] op dat moment al wist dat NWB de vaste notaris van [naam 3] als transporterende notaris had gekozen. Voor deze wetenschap kan niet de verklaring zijn dat [naam 3] het zou hebben gehoord van die notaris toen zij zich verschoonde vanwege haar eerdere betrokkenheid bij de onderhandelingen met NWB, omdat [naam 1] op 26 augustus 2021 duidelijk nog niet van die verschoning op de hoogte was, maar wel ervan uitging dat [naam 3] van de betrokkenheid van zijn vaste notaris wist. Aangenomen moet derhalve worden dat die informatie bij [naam 1] zelf vandaan is gekomen, wat een aanwijzing vormt dat [naam 1] de inhoud van de LOI met [naam 3] heeft gedeeld. Dat zou een schending zijn van de op Amstelimmo c.s. rustende geheimhoudingsplicht.
2.12
Het hof volgt Amstelimmo c.s. niet in hun betoog dat voor hen uit de LOI geen inspanningsverplichting voortvloeit om te proberen de koopovereenkomst tot stand te brengen. In de LOI is over de intentie van de partijen “ter zake timing en het proces” immers vermeld dat partijen met elkaar hebben afgesproken gedurende de periode van exclusiviteit aan de transactie te zullen werken en “qua tijdlijn” ernaar streven de koopovereenkomst uiterlijk per 10 augustus 2021 te sluiten. Hierbij past het niet dat Amstelimmo c.s. niet hun best hoefden te doen om daadwerkelijk tot een koopovereenkomst te komen. Er zijn aanwijzingen dat Amstelimmo c.s. al enige tijd voor de opzegging van de LOI deze inspanning niet meer hebben geleverd. NWB heeft gesteld dat Amstelimmo c.s. niet op de
mark upvan 18 augustus 2021 hebben gereageerd. Amstelimmo c.s. stellen weliswaar dat zij op 19 augustus 2021 aan NWB hebben bericht dat zij niet akkoord waren met het verzoek om informatiegaranties, maar de desbetreffende e-mail is niet overgelegd, zodat dit niet is komen vast te staan. Hoe dan ook kan worden vastgesteld dat het op 23 augustus 2021 sluiten van een “harde” deal met een andere partij niet is te rijmen met de inspanningsverplichting jegens NWB.
2.13
Hetgeen hiervoor werd overwogen leidt tot de slotsom dat de handelwijze van Amstelimmo c.s. tegenover hun wederpartij in de LOI zoveel vragen oproept dat NWB een gerechtvaardigd belang erbij heeft inzage te krijgen in de in beslag genomen bescheiden, omdat die informatie kunnen bevatten die meer duidelijkheid kan scheppen over de mate waarin Amstelimmo c.s. hun verplichtingen uit de LOI hebben verzaakt. Dat de bescheiden waarin/waarvan NWB inzage en/of afschrift vraagt voldoende bepaald zijn, is door Amstelimmo c.s. niet bestreden. Dit betekent dat aan alle voorwaarden voor toewijzing van de exhibitievordering is voldaan. Hetgeen NWB verder nog ter onderbouwing van haar vordering heeft aangevoerd, behoeft derhalve geen bespreking.
2.14
Het hof zal echter de periode waarover afschrift moet worden gegeven beperken tot het tijdvak van 1 juli 2021 tot en met 1 oktober 2021, zoals ook van de zijde van NWB ter zitting in hoger beroep als meer voor de hand liggend werd genoemd. Niet valt in te zien welke relevante informatie de bescheiden van na 1 oktober 2021 nog zouden kunnen bevatten.
De praktische uitvoering
2.15
Het verlof tot het leggen van bewijsbeslag ziet op alle stukken en data die worden gevonden door in de gegevensdragers van Amstelimmo c.s. te zoeken op de namen en telefoonnummers van [naam 3] en de twee makelaars die van de zijde van Amstelimmo c.s. bij de transactie met NWB betrokken waren. Door op deze manier te laten zoeken wilde NWB de hand leggen op alle tussen Amstelimmo c.s. en [naam 3] in de periode van juli tot en met 1 december 2021 gevoerde communicatie. Het is echter niet uit te sluiten dat met de gebruikte zoektermen ook stukken en data zijn gevonden en in beslag genomen die niets te maken hebben met de communicatie tussen Amstelimmo c.s. en [naam 3] . Uit het proces-verbaal van nadere aanduiding van het bewijsbeslag kan het hof niet opmaken dat de stukken en data die zijn gevonden met gebruikmaking van de genoemde zoektermen, nog aan een nadere schifting zijn onderworpen om te bezien of die daadwerkelijk betrekking hadden op communicatie tussen Amstelimmo c.s. en [naam 3] in de relevante periode. Die nadere selectie moet zo nodig nog plaatsvinden, tegelijk met de selectie van de bescheiden over de verkorte periode als onder 2.14 bedoeld. Voordat de nader geselecteerde stukken en data aan NWB in afschrift worden verstrekt, moeten die eerst in kopie aan Amstelimmo c.s. worden verstrekt. Zo mogelijk kan ook worden volstaan met de verstrekking aan Amstelimmo c.s. van een lijst van de nader geselecteerde bescheiden waaruit voldoende duidelijk blijkt om welke bescheiden het gaat. Amstelimmo c.s. hebben dan veertien dagen de gelegenheid om bezwaar te maken tegen de verstrekking van concrete in de nadere selectie opgenomen bescheiden en zo nodig de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam te benaderen om te voorkomen dat die concrete bescheiden in afschrift worden verstrekt.
2.16
Op grond van het voorgaande wordt de vordering van NWB in het incident toegewezen op de hierna vermelde wijze. Als de in het incident in het ongelijk gestelde partij moeten Amstelimmo c.s. de kosten daarvan dragen.
In de hoofdzaak
2.17
In de hoofdzaak zal de zaak voor partijberaad naar de rol worden verwezen. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident:
verleent aan het gerechtsdeurwaarderskantoor Groot & Evers toestemming om veertien dagen nadat dit arrest aan Amstelimmo c.s. is betekend en aan Amstelimmo c.s. een aangepaste lijst of afschriften van de nader geselecteerde bescheiden als omschreven in r.o. 2.15 van dit arrest ter hand is/zijn gesteld, de nader geselecteerde bescheiden in afschrift aan NWB te (doen) verstrekken, met dien verstande dat indien Amstelimmo c.s. tegen de afgifte van concrete door hen aangeduide bescheiden bezwaar maken, tussen partijen geen overeenstemming kan worden bereikt en de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam is aangezocht, de termijn van terhandstelling eerst verstrijkt één dag nadat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan;
veroordeelt Amstelimmo c.s. in de kosten van dit incident, tot aan deze uitspraak begroot op € 2.428,= aan salaris en op € 178,= voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,= voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 28 januari 2025 voor partijberaad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.J. Bellaart, J.C.W. Rang en E.K. Veldhuijzen van Zanten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 december 2024.