In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 17 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Stichting Administratiekantoor Montagne (STAK) en de besloten vennootschap Montagne Development B.V. Het geschil ontstond naar aanleiding van een verzoekschrift van STAK, vertegenwoordigd door [C], dat op 14 augustus 2024 was ingediend. STAK verzocht om een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Montagne Development over de periode vanaf 13 december 2022, alsook om onmiddellijke voorzieningen, waaronder de schorsing van [D] als bestuurder van Montagne Development.
De mondelinge behandeling was aanvankelijk gepland op 5 september 2024, maar werd verplaatst naar 24 oktober 2024. Tijdens deze zitting hebben de advocaten van de betrokken partijen hun standpunten toegelicht. STAK trok op 3 oktober 2024 het verzoekschrift in, maar Montagne Development en de andere belanghebbenden hebben de bevoegdheid van [C] om namens STAK het verzoek in te dienen betwist. De Ondernemingskamer oordeelde dat STAK niet ontvankelijk was in het verzoek, omdat [C] niet bevoegd was om STAK te vertegenwoordigen. De Ondernemingskamer concludeerde dat de vertegenwoordiging van STAK volgens de statuten diende te geschieden door het bestuur of door twee van de drie bestuurders gezamenlijk.
De Ondernemingskamer heeft ook de zelfstandige tegenverzoeken van Montagne Development beoordeeld, maar heeft geen rechtsgrond gevonden voor de verzoeken van Montagne Development. Uiteindelijk heeft de Ondernemingskamer STAK niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek en de overige verzoeken afgewezen.