ECLI:NL:GHAMS:2024:3344

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
200.337.820/01OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake uitkoopprocedure en waardering van aandelen in Cicerone Holding B.V. door Shell Overseas Investments B.V. tegen Todwick Holdings Limited

In deze zaak heeft Shell Overseas Investments B.V. (SOI) Todwick Holdings Limited (Todwick) gedagvaard in het kader van een uitkoopprocedure met betrekking tot de aandelen in Cicerone Holding B.V. (Cicerone). SOI vorderde de overdracht van de aandelen van Todwick in Cicerone, waarbij de prijs van de aandelen door de Ondernemingskamer moest worden vastgesteld. De zaak is ontstaan na een periode van financiële moeilijkheden voor Cicerone, die voortvloeiden uit de Russische inval in Oekraïne. SOI heeft noodfinanciering verstrekt aan Cicerone, maar de situatie werd gecompliceerd door EU-sancties die van toepassing zijn op Todwick, waardoor een normale overdracht van de aandelen niet mogelijk was.

De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat SOI op de dag van dagvaarding meer dan 95% van de aandelen in Cicerone hield, wat de basis vormde voor de uitkoopprocedure. Todwick heeft zich verweerd door te stellen dat SOI afstand had gedaan van haar recht om de aandelen te vorderen, maar de Ondernemingskamer oordeelde dat dit niet het geval was. De Ondernemingskamer heeft vervolgens besloten dat de prijs voor de aandelen door middel van consignatie kon worden voldaan, gezien de uitzonderlijke omstandigheden van de EU-sancties.

De Ondernemingskamer heeft een deskundige benoemd om de waarde van de aandelen te bepalen en de zaak is aangehouden voor verdere behandeling. Dit arrest benadrukt de complexiteit van uitkoopprocedures in het licht van internationale sancties en de noodzaak voor een zorgvuldige waardering van aandelen in dergelijke situaties.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.337.820/01OK
arrest van de Ondernemingskamer van 26 november 2024
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SHELL OVERSEAS INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
EISERES,
advocaten:
mr. J.L. van der Schriecken
mr. H.F. ten Bruggencate, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de rechtspersoon naar het recht van Malta
TODWICK HOLDINGS LIMITED,
gevestigd te Marsa (Malta),
GEDAAGDE,
advocaat:
mr. M.W. Josephus Jitta, kantoorhoudende te Amsterdam,
Hierna respectievelijk SOI en Todwick genoemd.
1.
Het verloop van het geding
1.1 SOI heeft bij exploot van 28 december 2023 Todwick gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van de Ondernemingskamer van 20 februari 2024 en gevorderd – zakelijk weergegeven – om bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
a. Todwick te veroordelen het onbezwaarde recht op de door haar gehouden aandelen in Cicerone Holding B.V. (hierna: Cicerone) over te dragen overeenkomstig artikel 2:201a BW;
b. de prijs van de door Todwick gehouden aandelen in euro vast te stellen per een door de Ondernemingskamer te bepalen datum;
c. SOI te veroordelen de prijs met rente te betalen aan Todwick, tegen levering van het onbezwaarde recht op de aandelen van Todwick, door middel van consignatie overeenkomstig artikel 2:201a lid 8 BW, althans SOI te veroordelen de prijs met rente te betalen aan Todwick, tegen levering van het onbezwaarde recht op de aandelen onder de bepaling dat SOI zich van zijn verplichting tot betaling van de uitkoopprijs kan bevrijden door middel van consignatie;
d. te bepalen dat, zolang en voor zover deze prijs voor de over te dragen aandelen nog niet is betaald, deze wordt verhoogd met de wettelijke rente vanaf de datum van het arrest tot aan de datum van de overdracht of de dag van consignatie van de prijs met rente overeenkomstig art. 2:201a lid 8 BW;
e. te bepalen dat de contante waarde van eventuele uitkeringen op de over te dragen aandelen die in het hiervoor onder d bedoelde tijdvak op de aandelen betaalbaar worden gesteld, strekken tot gedeeltelijke betaling van de prijs met rente;
f. omtrent de kosten van het geding zodanige uitspraak geeft als de Ondernemingskamer meent dat behoort.
1.2 Nadat op de rol van 19 maart 2024 tegen de niet verschenen gedaagde Todwick verstek was verleend is Todwick op de rol van 2 april 2024 alsnog (bij advocaat) in de procedure verschenen en heeft zij het verstek gezuiverd.
1.3 Todwick heeft bij memorie van antwoord van 11 juni 2024 geconcludeerd primair tot afwijzing van de vordering van SOI, subsidiair zich gerefereerd aan het oordeel van de Ondernemingskamer en gevorderd SOI te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.4 Op de rol van 25 juni 2024 heeft SOI een mondelinge behandeling verzocht.
1.5 Na opgave van verhinderdata is op 23 juli 2024 de mondelinge behandeling bepaald op 7 november 2024 om 09:30 uur.
1.6 Op 24 oktober 2024 heeft SOI nadere producties S032-S036 toegestuurd.
1.7 Partijen hebben de zaak ter zitting van 7 november 2024 doen bepleiten. SOI door mr. Van der Schrieck voornoemd en mr. M.A. de Groot en Todwick door mr. Josephus Jitta voornoemd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. De advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.
1.8 Ten slotte is arrest gevraagd.

2 De feiten

2.1
Cicerone is een houdstermaatschappij die via de Oekraïense werkmaatschappijen, Alliance Holding Ltd. (hierna: Alliance), Bogstone Holding B.V. en Invest Region Ltd., tankstations in Oekraïne exploiteert. De Cicerone-groep heeft op dit moment circa 1500 werknemers in dienst, waarvan het overgrote deel werkzaam is in Oekraïne. De Cicerone-groep was van oorsprong een joint venture tussen SOI en Todwick, waarbij SOI en Todwick hun aandelen hielden in de verhouding 51%-49%. SOI is onderdeel van de Shell-groep met aan het hoofd Shell plc. Todwick is een Maltese rechtspersoon waarvan [A] UBO is. [A] is per 3 juni 2022 opgenomen op de EU sanctielijst met als gevolg dat de sancties zoals vastgesteld bij Verordening EU (nr.) 269/2014 ook van toepassing zijn op Todwick.
2.2
Het bestuur van Cicerone bestaat op dit moment uit zeven personen. Drie bestuurders, onder wie de voorzitter, zijn benoemd op voordracht van SOI. Drie bestuurders zijn benoemd op voordracht van Todwick. Eén bestuurder, mr. C.M. Molhuysen, is bij onmiddellijke voorziening van de Ondernemingskamer van 15 juli 2022 benoemd (2.4).
2.3
Als gevolg van de Russische inval in Oekraïne in februari 2022 raakte de Cicerone-groep in ernstige operationele en financiële moeilijkheden. Na het uitbreken van de oorlog was financiering dringend nodig om de continuïteit van de Cicerone-groep te waarborgen. SOI heeft ter afwending van acuut liquiditeitstekort van de Cicerone-groep financiële noodsteun verleend. Na deze initiële noodsteun had de Cicerone-groep dringende verdere financiering nodig om aan haar verplichtingen te kunnen blijven voldoen. Nadat het niet gelukt was gezamenlijk met Todwick tot een oplossing te komen, heeft SOI bij verzoekschrift van 8 juni 2022 de Ondernemingskamer verzocht een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Cicerone en onmiddellijke voorzieningen te treffen om eenzijdige (noodzaak)financiering door SOI mogelijk te maken.
2.4
De Ondernemingskamer heeft bij beschikkingen van 15 en 19 juli 2022 (ECLI:NL:GHAMS:2022:2081 en ECLI:NL:GHAMS:2022:2156) onmiddellijke voorzieningen getroffen waarmee werd beoogd het mogelijk te maken dat SOI voor de continuïteit van de Cicerone-groep noodzakelijke aanvullende financiering zou verstrekken tegen uitgifte van nieuwe aandelen in Cicerone. Bij voornoemde beschikkingen zijn benoemd, mr. C.M. Molhuysen tot bestuurder van Cicerone (met beslissende stem) en mr. E.L. Zetteler tot beheerder van aandelen en is de overdracht van één van de door Todwick gehouden aandelen in Cicerone aan de OK-beheerder bevolen.
2.5
Bij beschikkingen van 15 december 2022 en 21 juni 2023 (ECLI:NL:GHAMS:2022:3706 en ECLI:NL:GHAMS:2023:1518) heeft de Ondernemingskamer, bij wijze van onmiddellijke voorziening, bepaald dat in afwijking van het bepaalde in artikel 2:196 lid 1 BW door Cicerone aandelen konden worden uitgegeven aan SOI, door middel van een tussen Cicerone en SOI opgemaakte onderhandse akte, overeenkomstig de door de algemene vergadering van Cicerone op 24 oktober 2022 goedgekeurde respectievelijk op 3 april 2023 door het bestuur van Cicerone goedgekeurde uitgifteakte.
2.6
Op 22 december 2022 en 26 juni 2023 werden via onderhandse akte aandelen door Cicerone aan SOI uitgegeven. Als gevolg daarvan heeft SOI in totaal USD 12,7 miljoen aan noodzaakfinanciering verstrekt aan de Cicerone-groep.
2.7
Op 20 juni 2023 is Todwick een arbitrageprocedure bij de
London Court of International Arbitration(hierna: LCIA) begonnen tegen SOI. In deze arbitrageprocedure kondigde Todwick aan een bevel te verzoeken tot terugdraaiing van de noodzaakfinanciering dan wel schadevergoeding vanwege een vermeend schenden van de tussen SOI en Todwick gesloten
Shareholder Agreement(hierna: SHA) door SOI. SOI heeft in deze arbitrageprocedure (tegen)vorderingen ingesteld.
2.8
Op 4 oktober 2023 is het Oekraïense ministerie van justitie een procedure tegen [A] begonnen bij de
High Anti-Corruption Courtin Kiev. Daarin vordert het ministerie van justitie – kort gezegd – de onteigening van de economische belangen van [A] in Oekraïne, waaronder ook zijn (indirecte) belang in Cicerone-groep.
2.9
Op 5 december 2023 heeft Todwick laten weten dat zij haar vorderingen in de arbitrageprocedure wilde intrekken, gelet op de onteigeningsprocedure die het Oekraïense ministerie van justitie was begonnen tegen de Cicerone-groep vanwege het (indirect) aandeelhouderschap van Todwick.
2.1
SOI heeft het LCIA op 8 december 2023 bericht dat zij vooralsnog niet kan instemmen met beëindiging van de arbitrageprocedure voor zover het haar eigen tegenvorderingen tegen Todwick betreft.
2.11
Op 28 december 2023 heeft SOI de dagvaarding in de onderhavige zaak uitgebracht.
2.12
In februari 2024 heeft Todwick haar intrekkingsverzoek in de arbitrageprocedure bij het LCIA weer ingetrokken. Op dit moment loopt de arbitrageprocedure nog; deze heeft uitsluitend nog betrekking op de kosten van de procedure.
2.13
Bij beslissing van 2 april 2024 heeft de
Appeal Chamber of the High Anti-Corruption Courtin Oekraïne de onteigeningsvordering toegewezen en i) 49% van de door Cicerone in Alliance gehouden aandelenkapitaal overeenkomend met het percentage aandelen dat [A] voor de uitgifte van aandelen door Cicerone indirect via Todwick in Cicerone hield, ten gunste van de Oekraïense Staat onteigend; en ii) SOI gemachtigd de resterende 51% van het aandelenkaptaal in Alliance ten name van SOI te doen registreren.
2.14
Zowel Cicerone als SOI hebben rechtsmiddelen aangewend tegen deze uitspraak. Het door Cicerone ingestelde cassatieberoep is op 23 mei 2024 niet-ontvankelijk verklaard. Het verzoek van SOI om de beslissing, met name de wijze van tenuitvoerlegging daarvan, te verduidelijken is op 27 mei 2024 afgewezen.
2.15
Op 31 oktober 2024 heeft SOI het indirecte belang dat zij via Cicerone in Alliance hield, overeenkomstig de uitspraak van de
Appeal Chamber of the Hight Anti-Corruption Courtin Oekraïne van 2 april 2024, omgezet in een direct belang, door 51% van de aandelen in Alliance op haar naam in de Oekraïne te registreren. De overige aandelen in Alliance zijn overgegaan naar de Oekraïense staat.

3.De gronden van de beslissing

Het kapitaalbelang van SOI
3.1
SOI heeft haar vordering gegrond op artikel 2:201a BW. SOI heeft gesteld dat op de dag van dagvaarding (28 december 2023) het geplaatste kapitaal van Cicerone bestaat uit 1.722.857 gewone aandelen op naam, elk met een nominale warde van € 1 per aandeel. SOI houdt ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding 1.678.757 aandelen (zijnde 97,44%) en daarmee meer dan 95% van de aandelen in het geplaatste kapitaal van Cicerone. Elk aandeel geeft recht op één stem, zodat SOI ook 97,44% van de stemrechten in de algemene vergadering kan uitoefenen. Todwick houdt ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding 44.100 aandelen (zijnde 2,56%).
3.2
Todwick heeft het hiervoor door SOI gestelde erkend.
3.3
De Ondernemingskamer stelt vast dat SOI op de dag van dagvaarding voor eigen rekening 1.678.757 van de in totaal 1.722.857 aandelen in het geplaatst kapitaal van Cicerone hield. SOI verschaft op de dag van dagvaarding voor eigen rekening (1.678.757/1.722.857 x 100% = 97,44%) ten minste 95% van het geplaatste kapitaal van Cicerone. De vordering is in zoverre deugdelijk.
3.4
Todwick is als aandeelhouder bij name bekend en op de juiste wijze gedagvaard. Zij is in de procedure verschenen.
Artikel 2:201a lid 4 BW
3.5
Ten aanzien van de in artikel 2:201a lid 4 BW genoemde uitzonderingen stelt de Ondernemingskamer het volgende vast. Aan de door Todwick gehouden aandelen zijn geen bijzondere statutaire rechten inzake de zeggenschap van Cicerone verbonden. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat Todwick ondanks de geboden vergoeding ernstig stoffelijke nadeel zou lijden door overdracht van haar aandelen in Cicerone.
3.6
Todwick heeft zich op het standpunt gesteld dat SOI afstand heeft gedaan van het recht om (op dit moment) op de voet van artikel 2:201a BW overdracht van door Todwick gehouden aandelen in Cicerone te vorderen. Todwick verwijst daarbij naar de brief van 18 juli 2023 van Reed Smith, de Engelse advocaten van SOI, waarin het volgende is opgenomen:

We confirm that Shell[SOI]
will seek an order from the Arbitral Tribunal, on an interim or final basis, confirming that it is entitled to invoke article 2:201a of the Dutch Civil Code, before initiating any proceedings pursuant to article 2:201a of the Dutch Civil Code.”
SOI heeft Todwick gedagvaard, zonder voornoemde bevestiging van het LCIA te hebben verkregen of te hebben gevraagd. Aldus is (nog) niet voldaan aan de door SOI gedane toezegging en moet ervan worden uitgegaan dat SOI (nog steeds) afstand heeft gedaan van haar bevoegdheid overdracht van de door Todwick gehouden aandelen in Cicerone te vorderen als bedoeld artikel 2:201a lid 4 BW. De vordering van SOI is in ieder geval op dit moment niet voor toewijzing vatbaar, aldus Todwick.
3.7
SOI stelt primair dat met voornoemde mededeling van Reed Smith geen afstand van recht is gedaan. Subsidiair stelt SOI dat de op 18 juli 2023 gedane toezegging relevantie heeft verloren nadat Todwick begin december, voorafgaand aan de dagvaarding in deze zaak, haar intrekkingsverzoek had ingediend bij het LCIA. SOI heeft slechts te kennen gegeven dat zij binnen het kader van de arbitrageprocedure bepaalde stappen zou nemen, voordat zij een uitkoopprocedure aanhangig zou maken. Todwick moet er redelijkerwijs rekening mee hebben gehouden dat zodra zij haar intrekkingsverzoek in de arbitrageprocedure zou indienen, zij er in elk geval niet langer van uit kon gaan dat SOI het LCIA eerst zou verzoeken om te bevestigen dat zij bevoegd was tot het instellen van deze uitkoopprocedure.
3.8
De Ondernemingskamer is van oordeel dat SOI met de mededeling in de brief van Reed Smith van 18 juli 2023 (3.6) inderdaad heeft toegezegd dat zij eerst het LCIA zou verzoeken om te bevestigen dat zij gerechtigd was een uitkoopvordering ex artikel 2:201a BW in te stellen en dat zij daarmee inderdaad – tijdelijk – afstand heeft gedaan van haar bevoegdheid om op de voet van artikel 2:201a BW overdracht van de door Todwick gehouden aandelen in Cicerone te vorderen. Daarbij geldt echter wel dat SOI deze toezegging uitdrukkelijk heeft gedaan in de context van de lopende arbitrage, omdat Todwick zich op het standpunt had gesteld dat partijen in de tussen hen gesloten SHA waren overeengekomen dat zij al hun geschillen aan arbitrage zouden onderwerpen en dat dit aan een uitkoopvordering ex artikel 2:201a BW in de weg zou staan. Tegen die achtergrond mocht Todwick, nadat zij op 5 december 2023 had laten weten dat zij de arbitrage zou intrekken, er redelijkerwijs niet meer op vertrouwen dat SOI zich toch nog steeds eerst tot het LCIA zou wenden, voordat zij de onderhavige vordering zou instellen. De dagvaarding in onderhavige zaak dateert van na het intrekkingsverzoek van Todwick in de arbitrageprocedure en is uitgebracht voordat Todwick liet weten dat zij de arbitrageprocedure toch wilde voortzetten. Gelet op de stand van de arbitrageprocedure op het moment van dagvaarden is de Ondernemingskamer van oordeel dat Todwick in redelijkheid geen beroep meer kan doen op de door SOI in de brief van 18 juli 2023 gedane toezegging. Het beroep van Todwick op artikel 2:201a lid 4 BW kan daarom niet slagen.
3.9
De Ondernemingskamer merkt nog op dat ook de tussen partijen gesloten SHA geen afstand van bevoegdheid als bedoeld in artikel 2:201a lid 4 BW inhoudt, nu in artikel 28.5 van de SHA uitdrukkelijk is bepaald dat:
The rights, powers and remedies provided in this Agreement (…) do not exclude any rights, powers or remedies (…) which are available as a matter of common law, statute, custom or otherwise.
3.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen kan de vordering van SOI tot overdracht van de aandelen worden toegewezen en resteert de vaststelling van de door SOI te betalen prijs voor de over te dragen aandelen.
Prijsbepaling
3.11
SOI heeft zich wat betreft de vaststelling van de prijs voor de aandelen gerefereerd aan het oordeel van de Ondernemingskamer, met dien verstande dat zij met het oog op de vereisten voor consignatie vaststelling van een prijs in euro’s vordert. SOI heeft in haar dagvaarding de Ondernemingskamer in overweging gegeven om bij het vaststellen van de uitkoopprijs, althans bij de instructie van een eventueel te benoemen deskundige, het waarderingsrapport van KPMG van 20 maart 2023 te betrekken waarin ten behoeve van de aandelenuitgifte in het kader van de door SOI verstrekte noodzaakfinanciering de
equity valuevan Cicerone per 30 juni 2022 is vastgesteld. Todwick heeft zich ten aanzien van de bepaling van de prijs eveneens gerefereerd aan het oordeel van de Ondernemingskamer. Wel stelt zij dat de Ondernemingskamer de suggestie van SOI met betrekking tot het KPMG waarderingsrapport niet zou moeten volgen, mede gelet op het feit dat de gehanteerde peildatum al verder in het verleden ligt en gelet op de recente ontwikkelingen aangaande Cicerone.
3.12
De Ondernemingskamer overweegt als volgt. De wetgever heeft in artikel 2:201a BW een regeling getroffen die het een grootaandeelhouder (als bedoeld in lid 1 van die bepaling) mogelijk maakt in een eenvoudige procedure de andere aandeelhouder(s) uit te kopen en daardoor de overige aandelen te verwerven. Art. 2:201a lid 5 BW bepaalt dat de rechter de prijs vaststelt die de over te dragen aandelen op een door hem te bepalen dag (de peildatum) hebben. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever ervan is uitgegaan dat aan de uitgekochte aandeelhouder een reële en redelijke vergoeding wordt toegekend. Dit strookt ermee dat op grond van art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM de vastgestelde prijs van de over te dragen aandelen gerelateerd aan hun waarde ten minste redelijk moet zijn oftewel “
reasonably related to its value” (vgl. HR 6 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1745,
rov. 3.2).
3.13
Op grond van artikel 2:201a lid 5 BW stelt de Ondernemingskamer de prijs van de over te dragen aandelen vast op een door haar te bepalen dag (de peildatum) en kan zij daartoe zo nodig één of drie deskundigen benoemen.
3.14
Door geen van partijen is ingegaan op de te hanteren peildatum. Gelet op vaste jurisprudentie van de Ondernemingskamer is bij vorderingen als de onderhavige, waaraan geen recent openbaar bod is voorafgegaan, de peildatum bij de vaststelling van de prijs de datum van het (tussen)arrest waarin de Ondernemingskamer constateert dat artikel 2:201a lid 1 en 4 BW de toewijzing van de vordering niet beletten en de vordering daarom in beginsel kan worden toegewezen, of een andere daarbij zo dicht mogelijk gelegen, voor de hand liggende datum. De Ondernemingskamer zal wat betreft de peildatum dan ook uitgaan van de datum van dit arrest.
3.15
Om te kunnen beoordelen of aan de uitgekochte aandeelhouder een reële en redelijke vergoeding voor zijn aandelen wordt toegekend verlangt de Ondernemingskamer in een geval als dit voor de vaststelling van de prijs van de over te dragen aandelen op de peildatum in beginsel steeds een beredeneerde verklaring van een onafhankelijke waarderingsdeskundige over de waarde van de aandelen per een zo recent mogelijk datum. De Ondernemingskamer is van oordeel dat het waarderingsrapport van KPMG van 20 maart 2023 daarvoor in dit geval niet toereikend is. Daarbij is van belang dat het waarderingsrapport van KPMG een waardering van de aandelen per 30 juni 2022 betreft en zich sindsdien ontwikkelingen hebben voorgedaan waarvan de Ondernemingskamer veronderstelt dat deze van invloed zullen zijn op de waardering van de aandelen in Cicerone. Met name de verstrekte noodzaakfinanciering en de beslissing van 2 april 2024 van de
Appeal Chamber of the High Anti-Corruption Courtin Oekraïne waardoor Cicerone geen aandelen meer houdt in Alliance, zullen van invloed zijn op de huidige waarde van de aandelen in Cicerone.
3.16
SOI heeft in dat verband toegelicht dat de onderneming van Cicerone uitsluitend bestond uit het – deels via Bogstone Holding B.V. – houden van de aandelen Alliance. Met de onteigening van de aandelen in Alliance heeft Cicerone geen onderneming meer en ook geen toekomstige verdiencapaciteit. Cicerone heeft op dit moment nog USD 6.000.000 aan liquide middelen waartegenover USD 22.000.000 aan schulden staan. SOI heeft de Ondernemingskamer in overweging gegeven om tegen die achtergrond de prijs voor de door Todwick over te dragen aandelen in Cicerone zelf vast te stellen op € 1.
3.17
Todwick heeft de juistheid van de door SOI gestelde huidige vermogenspositie van Cicerone op zichzelf niet bestreden maar er wel op gewezen dat Cicerone mogelijk nog een vordering op de Oekraïense staat geldend kan maken in verband met de onteigening van haar aandelenbelang in Alliance. SOI heeft op haar beurt nog gesteld dat zij geen aanwijzingen heeft dat het bestuur van Cicerone van plan is om een dergelijke vordering in te stellen.
3.18
De Ondernemingskamer heeft gelet op het voorgaande behoefte aan een deskundigenbericht over de waarde van de over te dragen aandelen op de peildatum. Naar haar oordeel kan in dit geval met de benoeming van één deskundige worden volstaan. De Ondernemingskamer zal die deskundige niet vragen om een volledige waardering van de aandelen in Cicerone uit te voeren, maar zal die deskundige vragen om in plaats daarvan eerst op basis van een globale beredeneerde inschatting te beoordelen of, in het licht van de inmiddels drastisch gewijzigde omstandigheden, op de peildatum überhaupt nog enige waarde aan de aandelen in Cicerone kan worden toegekend en daarbij, al dan niet op basis van een daartoe in te winnen juridisch advies, ook te betrekken of een jegens de Oekraïense staat in te stellen vordering tot schadevergoeding wegens onteigening van de aandelen in Alliance enige kans op succes heeft (mede in aanmerking genomen de daarmee gemoeide proceskosten, maar los van de vraag of het bestuur van Cicerone nu van plan is een dergelijke procedure te beginnen) en of en, zo ja, in welke omvang, dat mogelijk nog tot toekomstige inkomsten voor Cicerone zal kunnen leiden. De deskundige zal daarbij desgewenst ook kennis kunnen nemen en naar eigen inzicht gebruik kunnen maken van het KPMG rapport van 20 maart 2023. Het staat de te benoemen deskundige vrij om zo nodig de deskundigheid van (een) ander(en) in te roepen.
3.19
De Ondernemingskamer zal de te benoemen deskundige vragen om binnen zes weken een plan van aanpak ten behoeve van die globale beredeneerde inschatting en een begroting van de kosten van dat onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te sturen. De Ondernemingskamer zal SOI in de gelegenheid stellen zich uit te laten over die begroting en vervolgens het onderzoeksbudget vaststellen. De Ondernemingskamer zal bepalen dat het voorschot op de kosten van het deskundigenonderzoek ten laste komt van SOI.
Overdracht
3.2
SOI heeft overdracht gevorderd van de onbezwaarde eigendom van de door Todwick gehouden aandelen tegen consignatie van de uitkoopprijs, conform artikel 2:201a lid 6 en lid 8 BW, althans toewijzing van de vordering onder gelijktijdige bepaling dat SOI zich van haar verplichting tot betaling van de uitkoopprijs kan bevrijden door middel van consignatie. De reden van dit verzoek is dat de Europese sanctiewetgeving het onmogelijk maakt dat de aandelen in Cicerone door Todwick op een normale wijze aan SOI worden geleverd en dat de uitkoopprijs voor de aandelen niet aan Todwick ter beschikking mag worden gesteld. Consignatie van de koopprijs op grond van artikel 2:201a lid 8 BW heeft tot gevolg dat de door Todwick over te dragen aandelen in Cicerone van rechtswege overgaan op SOI en de daarvoor te betalen uitkoopprijs vervolgens in consignatie kan worden gehouden totdat de sancties niet langer aan uitbetaling aan Todwick in de weg staan.
3.21
Todwick refereert zich aan het oordeel van de Ondernemingskamer met betrekking tot de vraag of in dit geval SOI de door Todwick in Cicerone gehouden, onder de sanctie vallende, aandelen door consignatie zou kunnen laten overgaan. Todwick stelt verder dat de Ondernemingskamer niet bevoegd is te beslissen over de vraag of en wanneer uitbetaling door de consignatiekas al dan niet zal kunnen plaatsvinden.
3.22
In artikel 2:201a lid 8 BW is bepaald dat de overnemer de vastgestelde prijs voor de aandelen ook kan voldoen door deze prijs, met rente, te consigneren. Door het consigneren gaat het recht op de aandelen onbezwaard op hem over. In de regel zal de overnemer aan de betrokken aandeelhouder een redelijke termijn dienen te gunnen om vrijwillig aan de veroordeling te voldoen voordat overdracht door middel van consignatie plaatsvindt (vgl. Ondernemingskamer 7 december 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BO6899). In dit geval is de Ondernemingskamer van oordeel dat sprake is van een uitzondering op deze regel. [A] is per 3 juni 2022 opgenomen op de EU sanctielijst met als gevolg dat de sancties zoals vastgesteld bij Verordening EU (nr.) 269/2014 ook van toepassing zijn op Todwick. Hierdoor kan en mag Todwick de door haar in Cicerone gehouden aandelen niet vrijwillig overdragen noch daarvoor betaling ontvangen. Onder deze uitzonderlijke en specifieke omstandigheden ziet de Ondernemingskamer aanleiding een uitzondering te maken op de hiervoor genoemde regel en zal zij bepalen dat SOI de prijs voor de over te nemen aandelen steeds kan voldoen door consignatie overeenkomstig artikel 2:201a lid 8 BW.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek door ir. A.B. Sparrius CVA RV naar de waarde van de over te dragen aandelen in het geplaatste kapitaal van Cicerone Holding B.V., gevestigd te Amsterdam, een en ander met inachtneming van hetgeen in dit arrest is overwogen;
houdt in verband met het bepaalde in 3.19 de vaststelling van het onderzoeksbudget aan en verwijst de zaak naar de terechtzitting van de Eerste Enkelvoudige Kamer voor de Behandeling van Burgerlijke Zaken (rol van de Ondernemingskamer) van 7 januari 2025 voor indiening van het plan van aanpak en de begroting door de deskundige;
bepaalt dat SOI voor de betaling van de kosten van de onderzoeker ten genoegen van de deskundige zekerheid dient te stellen voor de aanvang van zijn werkzaamheden;
bepaalt dat de deskundige, in het kader van zijn onderzoek, partijen in de gelegenheid dient te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijke bericht van het onderzoek dient te blijken dat aan dit voorschrift is voldaan;
bepaalt dat de griffier van de Ondernemingskamer onverwijld een afschrift van dit arrest en van het procesdossier aan de deskundige zal doen toekomen;
bepaalt dat, nadat de waarde van de aandelen door de Ondernemingskamer is vastgesteld, de overdracht van de aandelen kan plaatsvinden door middel van consignatie van de vastgestelde prijs met rente van de aandelen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gegeven door mr. A.W.H. Vink, mr. J.M. de Jongh en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, mr. D. Koopmans en drs. G. Dubbeld, raden, in tegenwoordigheid van mr. N.EM, Keereweer, griffier, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 26 november 2024.