Uitspraak
15-130334-23 tegen
1.Onderzoek van de zaak
7 november 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
2.Tenlastelegging
3.Vonnis waarvan beroep
4.Bewijsoverwegingen
allein artikel 359a, tweede lid, Sv omschreven factoren (zoals hiervoor reeds genoemd), waaronder het nadeel dat de verdachte als gevolg van de veronderstelde vormverzuimen zou hebben gehad. Beide verweren worden dan ook verworpen.
5.Bewezenverklaring
6.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
7.Strafbaarheid van de verdachte
8.Oplegging van straf
first offenderis, reeds meer dan 1 jaar en 5 maanden in detentie heeft doorgebracht en zijn baan bij Schiphol heeft verloren. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte een kleinere rol heeft gespeeld dan de medeverdachte en dat in den lande in andere strafzaken met grotere hoeveelheden cocaïne dan in deze zaak aan de orde, lagere straffen zijn opgelegd. De verdediging komt tot de conclusie dat de door de rechtbank opgelegde straf niet gepast is en dat de verdachte in het geval van een bewezenverklaring een straf moet worden opgelegd die niet hoger is dan een gevangenisstraf van 2 tot 3 jaren.
9.Beslag
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden.
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 november 2024.