Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
in incidenteel appèlom zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
3.Feiten
[kenteken 2]en niet de Auto met kenteken [kenteken 1] .’
Beantwoording van de vraagstelling
[geïntimeerde] zei dat ik een ambulance moest bellen omdat hij zijn been niet voelde. Wij hebben toen de politie en een ambulance gebeld.
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
Ik weet niet meer wat ik daarmee bedoel. Het was twee keer volgens mij. Ik kan mij de derde keer niet herinneren.’ Verder heeft [Persoon 7] schriftelijk verklaard dat hij ‘erbij stond’ en dat ook hij voor zijn veiligheid moest uitwijken toen de bestuurder [geïntimeerde] ‘
3 keer had geramd’. Onder ede heeft hij daarentegen verklaard dat hij en [geïntimeerde] ongeveer twee meter uit elkaar liepen.
Hij viel niet, hij hinkelde omdat hij bij zijn been was geraakt’, aldus de verklaring van [Persoon 7] . Verder komen de verklaringen van [geïntimeerde] en [Persoon 7] over de posities die zij ten opzichte van elkaar innamen niet met elkaar overeen. Ook heeft [Persoon 7] verklaard dat er bijna niemand op straat was. Dit in tegenstelling tot de verklaring van [geïntimeerde] . Opvallend is voorts dat [Persoon 7] en [geïntimeerde] onder ede verschillend hebben verklaard over de plek waar het voorval zich heeft voorgedaan. Volgens [Persoon 7] was dat in een zijstraat, de [Straat 2] , volgens [geïntimeerde] op de [Straat 1] .
Voor ik het wist, lag ik op de motorkap. (…) ik lag met mijn linkerzij volop de motorkap. In het midden van de auto.’Onder ede heeft [geïntimeerde] hierover echter verklaard ‘
Ik werd geraakt tegen de linkerzijde van mijn lichaam (…) ik ben gevallen. Ik kwam tegen de grond. (…) Ik ben zijwaarts, mee geduwd, gevallen. Mijn hand kwam op de motorkap. Ik lag op de grond en ik keek de bumper aan. Het scheelde niet eens twintig centimeter.’De ene keer heeft [geïntimeerde] dus verklaard dat hij op de motorkap lag, de andere keer dat hij op de grond lag.
dat [geïntimeerde] direct richting hem aangeeft dat [Persoon 1] hem geraakt heeft’. Dit helpt [geïntimeerde] echter niet. [Persoon 1] verklaarde onder ede ‘
De discussie bleef aanhouden (…). De heer [geïntimeerde] zei toen: “Mijn voet, mijn voet! U rijdt over mijn voet!” Ik zei dat ik dat niet had gedaan, de auto stond de hele tijd stil.’ Uit deze verklaring van [Persoon 1] valt hooguit af te leiden dat [geïntimeerde]
tijdenshet voorval tegen [Persoon 1] heeft gesproken over zijn voet. Daarmee is echter niet verklaard waarom [Persoon 7] en [geïntimeerde] onder ede hebben verklaard dat [Persoon 1]
aan het einde van het voorvalover de teen van [geïntimeerde] is gereden (en toen wegreed).
Patient is (…) niet gevallen maar moest wel steun zoeken bij de motorkap.’
Vooralsnog meen ik wel te kunnen concluderen dat het geacquireerde letsel het gevolg kan zijn geweest van het event van 6 december 2017’. Het enkele feit dat het letsel het gevolg ‘kan’ zijn geweest van het voorval, rechtvaardigt niet het oordeel dat het letsel ook daadwerkelijk het gevolg daarvan was, noch dat dit voorshands bewezen wordt geacht. ‘Kan’ laat de mogelijkheid open dat het letsel door iets anders is veroorzaakt, zoals InShared aanvoert. Van onvoldoende gewicht is dat InShared geen (concreet) medisch bewijs heeft overgelegd waaruit volgt dat alternatieve scenario’s het letsel kunnen hebben veroorzaakt, anders dan [geïntimeerde] meent. Op [geïntimeerde] rust de last de toedracht van het voorval te bewijzen. InShared heeft aangevoerd dat het letsel dat in het OLVG West is geconstateerd – zónder aanrijding – voor, tijdens of na het voorval kan zijn ontstaan. Het lag op de weg van [geïntimeerde] om daar voldoende tegenover te stellen, maar dat is – zoals hierna zal worden uiteengezet – niet gebeurd.
Is er mogelijk een alternatieve verklaring voor de klachten?’ heeft geantwoord ‘
Dit komt vooralsnog niet uit de mij op dit moment ter beschikking staande (medische) stukken naar voren’. Bovendien ziet deze vraag niet op de oorzaak van het letsel dat in het OLVG West is geconstateerd, maar op de klachten die [geïntimeerde] stelt te ervaren.
omdat hij na het ongeval niet kon lopen’ en met de verklaring van [Persoon 6] dat [geïntimeerde] niet normaal kon lopen toen hij hem aantrof. Hieraan gaat het hof echter voorbij. Tussen het moment dat [Persoon 6] [geïntimeerde] bereikte en het voorval is immers tijd verstreken (zie verder hierna).
deze partijte bewijzen feiten. In deze zaak rust de bewijslast op [geïntimeerde] . De beperking van art. 164 lid 2 Rv geldt dus niet voor [Persoon 1] .
Het is immers een grote auto en vanuit de auto in zittende positie kun je de banden van de auto niet zien. Je kunt dan dus ook niet zien of er contact is tussen het onderlichaam van [geïntimeerde] en de banden’,aldus [geïntimeerde] (zie onder meer onder 40 van de memorie van antwoord in principaal appel). Ook de rechtbank heeft overwogen dat onvoldoende gewicht in de schaal legt dat er volgens de verklaringen van [Persoon 1] en moeder [Persoon 1] géén contact is geweest tussen de auto en [geïntimeerde] . ‘
Er kan sprake zijn geweest van zodanig licht contact dat zij dat als bestuurder en passagier van de auto niet opgemerkt hebben en ook dat zij, gelet op hun positie in de auto, geen goed zicht hebben gehad op wat zich vlak voor de auto heeft afgespeeld’, aldus 4.20 van het vonnis.
Ik heb (…) niet gezien dat er enig contact is geweest tussen de auto en de voetganger. Ook is de voetganger nooit gevallen of uit balans geraakt terwijl hij in de buurt was van de auto.’
We reden stapvoets en stonden na elke stap stil. (…) Volgens mij heeft de auto meneer niet geraakt. Meneer hinkelde niet, hij liep gewoon naar de bestuurderskant. (…) Hij was ook niet in de buurt van het wiel. Hij stond aan de voorkant van de auto.’ Vader [Persoon 1] heeft onder ede verklaard ‘
Ik heb niet gezien dat er iemand op de motorkap heeft gelegen. Naar mijn weten is er niet achteruit gereden.’ [Persoon 1] heeft onder ede verklaard ‘
Ik was stapvoets vooruit aan het rijden. [geïntimeerde] stopt voor mijn auto en begint heel uitbundig te reageren, dat ik hem de ruimte moet geven. Hij stopt voor mijn auto op een afstand van ongeveer twintig á dertig centimeter. (…) De heer [geïntimeerde] stond als eerste stil. Toen ik zag dat hij niet meer bewoog, stopte ik direct. (…) U vraagt mij of de heer [geïntimeerde] ten val is gekomen. Nee, dat is niet zo. U vraagt mij of de heer [geïntimeerde] op enig moment fysiek aangeslagen leek, bijvoorbeeld dat hij aan het hinken was. Nee, dat is niet zo.’
€ 1.226,00(tarief II (€ 563) × 2 punten en getuigentaxe € 100)
€ 2.428(tarief II (€ 1.214) × 2 punten)
€ 1.214(tarief II (€ 1.214) × 2 punten × 0,5)