ECLI:NL:GHAMS:2024:3040

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
23-000514-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewoontewitwassen en de herkomst van goederen in het strafrecht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1988, werd beschuldigd van gewoontewitwassen in de periode van 1 januari 2015 tot en met 23 juli 2019. De tenlastelegging omvatte onder andere een geldbedrag van ongeveer EUR 120.208,35, een Audi S3 Limo, een Vespa Sprint scooter, diverse dure sieraden, schoenen, tassen en meubels. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van deze goederen, die vermoedelijk afkomstig waren uit misdrijven. De verdachte heeft in hoger beroep verklaard dat zij dure cadeaus en contant geld van mannen heeft ontvangen, maar haar verklaringen waren inconsistent en niet verifieerbaar. Het hof oordeelde dat er een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen bestond, dat niet door de verdachte was weerlegd. De verdachte werd vrijgesproken van medeplegen, maar het hof achtte het bewezen dat zij gewoontewitwassen had gepleegd. De strafoplegging werd gematigd tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden en een taakstraf van 240 uur, mede vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van berechting en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen bevolen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000514-21
datum uitspraak: 31 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 februari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-729031-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 oktober 2024 en 17 oktober 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij in of omstreeks de periode vanaf 01 januari 2015 tot en met 23 juli 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen, althans witwassen, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (van) een of meerdere voorwerp(en), te weten (onder meer):
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EUR 120.208,35, en/of
- een Audi S3 Limo met kenteken [kenteken 1] , althans een geldbedrag van (ongeveer) EUR 39.888,84 ten behoeve van de aankoop van die Audi S3 Limo met kenteken [kenteken 1] en/of
- een scooter, te weten een Vespa Sprint met kenteken [kenteken 2] (factuur DEJO Amsterdam d.d. 16 september 2017) en/of
- diverse dure (merk)sieraden en/of - diverse dure (merk)schoenen en/of (merk)kleding en/of (merk)tassen van onder andere de merken Gucci, Louis Vuitton, Cartier en Christian Louboutin en/of
- diverse meubels van [winkel] met een (totale) aankoopwaarde van EUR 6.800,- (factu(u)r(en) d.d. 15 februari 2019 en/of 9 april 2019) en/of
- een horloge van het merk Audemars Piquet, type Rubens Barrichello Chronograph Selfwinding Limited Edition Calibre 2326/2840 en/of
- een horloge van het merk Rolex, type Day-Date 40, modelnummer 228235, serial [nummer] ,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd voorwerp was en/of voornoemd voorwerp voorhanden had
en/of
voornoemd voorwerp heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van voornoemd voorwerp gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk (geheel of gedeeltelijk) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een deels andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van medeplegen van opzetwitwassen van bijna alle tenlastegelegde voorwerpen en dat de verdachte daar een gewoonte van heeft gemaakt. Ten aanzien van de Audi S3 heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat enkel het witwassen van het bedrag van € 39.888,84 bewezen kan worden verklaard.
De verdediging heeft zich in hoger beroep geconformeerd aan de bewezenverklaring van de rechtbank, maar in het kader van de strafoplegging ten aanzien van een aantal categorieën goederen opmerkingen geplaatst met het oog op matiging van het witwasbedrag.
Het hof overweegt, mede gelet op de omstandigheid dat een deel van voornoemde opmerkingen tevens de bewijsvraag raakt, het volgende in het kader van de te beantwoorden bewijsvragen.
Aan de verdachte is kort gezegd het medeplegen van (gewoonte)witwassen ten laste gelegd, artikel 420bis, eerste lid, onder b, in verbinding met artikel 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp/geldbedrag afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vast staat dat het voorwerp/geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp/geldbedrag en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp/geldbedrag "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien de vastgestelde feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien zulk een geval zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp/geldbedrag. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve legale herkomst van het voorwerp.
Het hof stelt vast dat het onderzoek in de onderhavige zaak geen direct bewijs heeft opgeleverd dat het voorwerp/geldbedrag dat in de tenlastelegging wordt genoemd uit een bepaald misdrijf afkomstig is of met geld is betaald dat uit een bepaald misdrijf afkomstig is. Het hof leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting wel de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 27 mei 2019 is een strafrechtelijk onderzoek naar de verdachte gestart naar aanleiding van een door de Financial Intelligence Unit verstrekte verdachte transactie, te weten de aankoop door verdachte van een Audi S3 Limo waar zij in totaal € 39.888,84 contant voor heeft betaald. Bij de verdachte is vervolgens een veelheid aan luxe/waardevolle goederen aangetroffen en uit de verstrekte gegevens van haar rekening bij de ING bank bleek dat daar in de periode van 1 januari 2013 tot 21 augustus 2019 een bedrag van, in totaal, ruim € 120.000,00 contant op was gestort. Uit verstrekte fiscale gegevens blijkt dat de verdachte de afgelopen jaren onvoldoende inkomsten heeft gehad om dergelijke uitgaven of stortingen te kunnen doen. Daarnaast blijkt dat er geen schenkingen of erfenissen bekend zijn en ontvangt de verdachte huur- en zorgtoeslag. Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen van de in de tenlastelegging opgenomen voorwerpen en geldbedragen.
Het gerechtvaardigde vermoeden van witwassen is rechtens ontoereikend weerlegd door de verdachte. De verdachte heeft zich lange tijd voornamelijk beroepen op haar zwijgrecht bij bevraging over de onderzoeksbevindingen. Vervolgens heeft zij ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep verklaringen afgelegd. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij, na een problematisch huwelijk en een echtscheiding, vanaf 2012 in een periode terechtkwam waarin zij enkele mannen ontmoette die in de tenlastegelegde jaren veel voor haar betaalden. De verdachte ontving veel dure cadeaus en zij nam veel geld van die mannen aan. De geldleningsovereenkomst die in eerste aanleg door haar is overgelegd, berust niet op de waarheid en overlegging daarvan was ingegeven door haar angst om naar de gevangenis te moeten. Ten aanzien van de horloges heeft de verdachte in hoger beroep, anders dan in eerste aanleg, verklaard dat beide horloges zijn betaald met bruidsgeld.
Het hof stelt vast dat verdachtes verklaringen wisselend zijn, dat deze niet voldoende concreet zijn en ook niet min of meer verifieerbaar en dat er haar kennelijk veel aan was en is gelegen om geen openheid van zaken te geven over de herkomst van de gelden en de voorwerpen. De verdachte heeft, kortom en zoals ook door de verdediging in hoger beroep is erkend, rechtens niet toereikend verklaard om het vermoeden van witwassen te weerleggen. Het kan daarom niet anders dan dat de bij de verdachte aangetroffen geldbedragen en goederen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte hiervan op de hoogte was.
Het hof overweegt, mede in het licht van de door de verdediging en de advocaat-generaal geplaatste kanttekeningen, ten aanzien van enkele (categorieën) voorwerpen in het bijzonder nog het volgende.
Audi S3
De verdachte heeft geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven ten aanzien van de (aankoop van de) Audi S3 Limo. Anders dan de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat door vermenging de gehele auto is witgewassen. De auto is voor meer dan de helft van het aankoopbedrag betaald met contant geld. Nog daargelaten de vraag in hoeverre haar voorgaande auto als legaal ingebracht kan worden aangemerkt, is hier sprake van vermenging van crimineel vermogen met legaal vermogen. Daardoor is de gehele auto witgewassen.
Schoenen
Het hof is het met de advocaat-generaal en de raadsman eens dat op basis van de aangetroffen bonnen enkel kan worden vastgesteld dat in de betreffende ten laste gelegde periode een bedrag van
€ 5.818,00 is uitgegeven aan schoenen en dat ten aanzien van de overige schoenen geldt dat niet vastgesteld kan worden dat die in de ten laste gelegde periode zijn aangeschaft.
Sieraden
In het dossier (rubriek 9, p. 26) bevindt zich een viertal certificaten. Op basis van deze certificaten kan worden geconcludeerd dat het hier gaat om echte sieraden. Het gaat om certificaten van het merk Cartier, waarvan het een feit van algemene bekendheid is dat dergelijke sieraden kostbaar zijn. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dure sieraden voorhanden heeft gehad.
Gewoontewitwassen
De verdachte heeft minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de dure cadeaus en het contante geld dat zij naar eigen zeggen van haar mannen heeft aangenomen - wat zij vervolgens op haar rekening heeft gestort dan wel waar zij vervolgens aankopen mee heeft gedaan - geen legale herkomst had. Door de jarenlange duur en omvang van het witwassen heeft de verdachte een gewoonte van het witwassen gemaakt.
Medeplegen
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte het witwassen van de ten laste gelegde goederen en geldbedragen gezamenlijk (in nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen) heeft gepleegd. Om deze reden wordt de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode 1 januari 2015 tot en met 23 juli 2019 in Nederland zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen, immers heeft zij meerdere voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van in totaal EUR 120.208,35, en
- een Audi S3 Limo met kenteken [kenteken 1] en
- een scooter, te weten een Vespa Sprint met kenteken [kenteken 2] en
- diverse dure (merk)sieraden en
- diverse dure (merk)schoenen en (merk)tassen van onder andere de merken Gucci, Louis Vuitton, Cartier en Christian Louboutin en
- diverse meubels van [winkel] met een totale aankoopwaarde van EUR 6.800,- en
- een horloge van het merk Audemars Piquet en
- een horloge van het merk Rolex,
verworven en/of voorhanden gehad en/of omgezet en/of van voornoemde voorwerpen gebruik gemaakt, terwijl zij wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk (geheel of gedeeltelijk) - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en tot verbeurdverklaring van de auto, diverse sieraden en andere voorwerpen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en tot dezelfde verbeurdverklaringen als in eerste aanleg is beslist.
De raadsman heeft het hof verzocht rekening te houden met het feit dat de verdachte een ‘first offender
is, met de overschrijding van de redelijke termijn en met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdediging heeft bepleit dat bij de strafoplegging van een lager witwasbedrag moet worden uitgegaan en verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een maximale taakstraf van 240 uur, in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en indien dit onvoldoende recht zou doen aan de ernst van het verwijt, eventueel nog een geldboete van € 10.000,00.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft gedurende een periode van ruim viereneenhalf jaar er een gewoonte van gemaakt geld en goederen wit te wassen. De verdachte heeft al die jaren schaamteloos met dat geld en die goederen een luxe leven geleid en heeft zich kennelijk niet bekommerd om de ernst van haar handelen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging voor de legale economie en bevordert het plegen van misdrijven, omdat door het wegsluizen van crimineel geld de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt. Zonder witwassen zou het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zijn. De verdachte heeft er bewust voor gekozen uitsluitend naar de mensen in haar omgeving te luisteren die het met haar handelen eens waren en zich met opmerkelijk, schokkend, gemak laten fêteren. De verdachte had geen interesse in waar het geld vandaan kwam en heeft vraagtekens en bezwaren uit haar omgeving weggewuifd.
In een zaak als de onderhavige wordt in de regel de LOVS-oriëntatiepunten voor fraude toegepast. Het hof stelt vast dat alleen al de auto, het geldbedrag van € 120.208,35 en de waarde van de horloges ervoor zorgen dat acht kan worden geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten die zien op de categorie € 250.000,00 tot € 500.000,00. Gelet op de ernst en duur van verdachtes handelen en mede gelet op deze oriëntatiepunten zou in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de 12 en 18 maanden op zijn plaats zijn.
Het hof heeft echter rekening te houden met een aantal factoren die aanleiding geven om de op te leggen straf te matigen en in een andere modaliteit te vatten. Allereerst de leeftijd van de feiten. Het gaat om een pleegperiode van 2015 tot en met 2019. Naar het hof ter terechtzitting in hoger beroep verder genoegzaam en onderbouwd is gebleken is sprake van gewijzigde persoonlijke omstandigheden. Verkeerde de verdachte destijds in een heel ander, jong leven, thans heeft zij hieraan inmiddels op bestendige wijze al jaren, zowel in haar werk en opleiding als in haar privéleven als moeder, op constructieve wijze een andere invulling gegeven.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 september 2024. Daaruit volgt dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Het hof stelt ten slotte vast dat het recht van de verdachte om binnen een redelijke termijn te worden berecht, als bedoeld in artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is geschonden. Als uitgangspunt geldt dat de berechting van de zaak in hoger beroep behoort te zijn afgerond met een einduitspraak binnen twee jaren nadat het rechtsmiddel is ingesteld. Op 1 maart 2021 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld. Het hof doet bij arrest van 31 oktober 2024 einduitspraak. Hieruit volgt dat in hoger beroep sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van ruim één jaar en acht maanden, zonder dat een deel van het tijdsverloop aan de verdediging is toe te schrijven. In de modaliteit van de op te leggen straffen zal het hof in deze zaak de schending van artikel 6 EVRM compenseren en daarbij heeft het hof mede gelet op de leeftijd van de feiten en verdachtes persoonlijke omstandigheden.
Alles in aanmerking nemend zal het hof de verdachte, in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden opleggen, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast acht het hof de oplegging van een forse taakstraf van 240 uur passend en geboden.
Bijkomende straf
Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen en nog niet teruggegeven:
1. een personenauto [kenteken 1] AUDI S3 Limousin;
2. een sleutel Audi S3 Limousin (5782865);
3. een kentekenbewijs Audi S3 Limousin [kenteken 1] ;
4. een armband (5788764);
5. een armband (5788765);
6. een ring (5788767);
7. vijf armbanden Cartier (5783365);
8. twee ringen Cartier (5783365);
9. een halsketting Hermes (5783366).
Het hof is van oordeel dat deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en dat deze als bijkomende straf verbeurd moeten worden verklaard. Het bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot deze voorwerpen, dan wel deze zijn geheel of grotendeels door middel van het bewezenverklaarde verkregen. Bij de beslissing tot verbeurdverklaring heeft het hof rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Personenauto [kenteken 1] AUDI S3 LIMOUSI 2018 (5671711)
2. 1.00 STK SLEUTEL AUDI S3 LIMOUSI (5782865)
3. 1.00 STK Kentekenbewijs AUDI S3 LIMOUSI [kenteken 1]
4. 1.00 STK Armband (5788764)
5. 1.00 STK Armband (5788765)
6. 1.00 STK Ring (5788767)
7. 5.00 STK Armband CARTIER (5783362)
8. 2.00 STK Ring CARTIER (5783365)
9. 1.00 STK Halsketting HERMES (5783366).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.F. Roseval, mr. B.E. Dijkers en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
mr. C. van der Laan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
31 oktober 2024.
=========================================================================
[…]