ECLI:NL:GHAMS:2024:3025
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Toekenning van schadevergoeding voor kosten van rechtsbijstand in strafzaak na sepot
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 25 april 2024. Het hoger beroep werd ingesteld door de appellant, die verzocht om een schadevergoeding voor kosten van rechtsbijstand in verband met een strafzaak. De advocaat-generaal heeft op 13 augustus 2024 het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling op 15 oktober 2024 was de appellant niet aanwezig, maar zijn advocaat, mr. S. van den Berg, was wel aanwezig ter vervanging van mr. M.L. van Gaalen.
Het hof heeft vastgesteld dat de strafzaak met het betreffende parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Volgens artikel 534, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan een schadevergoeding worden toegekend indien er gronden van billijkheid aanwezig zijn. Het hof oordeelt dat, ondanks het standpunt van de advocaat-generaal, er gronden van billijkheid zijn om de gevraagde vergoeding toe te kennen. Het hof heeft vastgesteld dat het vermoeden van schuld van de verzoeker stellig wordt weersproken, wat nader onderzoek zou vereisen.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De appellant is een schadevergoeding toegekend van in totaal € 2.980,20, bestaande uit € 1.960,20 voor de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak, € 680,00 voor de kosten in de verzoekschriftprocedure in eerste aanleg, en € 340,00 voor de kosten in de verzoekschriftprocedure in hoger beroep. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.