ECLI:NL:GHAMS:2024:3022
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding na voorlopige hechtenis en klinische observatie in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, die schadevergoeding eiste naar aanleiding van zijn voorlopige hechtenis en klinische observatie in een strafzaak. Het verzoekschrift was op 6 juni 2024 ingekomen, waarna de advocaat-generaal op 9 juli 2024 zijn standpunt kenbaar maakte. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 15 oktober 2024 was verzoeker niet aanwezig, maar zijn advocaat, mr. Y.R. Nielsen, trad op als waarnemer voor mr. N. Hendriksen.
Verzoeker stelde schade te hebben geleden ter hoogte van € 96.480,00, als gevolg van de ondergane verzekering, klinische observatie en voorlopige hechtenis. Het hof oordeelde dat de zaak niet was geëindigd zonder oplegging van straf, zoals vereist door artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering. De advocaat van verzoeker betoogde dat er sprake was van afzonderlijke zaken en dat de gangbare uitleg van het zaaksbegrip niet van toepassing was. Het hof volgde deze redenering niet en stelde vast dat de gevoegde zaken in beginsel als één zaak moeten worden beschouwd.
Uiteindelijk verklaarde het hof verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek om schadevergoeding, omdat de zaak niet voldeed aan de vereisten van artikel 533 Sv. Het hof oordeelde dat de omstandigheden van de zaak geen zwaarwegende onbillijkheid opleverden die tot toekenning van een vergoeding zouden moeten leiden. De beschikking werd ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.