ECLI:NL:GHAMS:2024:3021
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van schadevergoeding op basis van billijkheid in strafrechtelijke procedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoekschrift, ingediend op 7 juni 2024, betreft een schadevergoeding voor verzoekster, die stelt schade te hebben geleden als gevolg van een eerdere veroordeling bij verstek door de politierechter op 25 juli 2006. De veroordeling werd op 4 oktober 2023 aan verzoekster betekend, waarna zij tijdig hoger beroep heeft ingesteld. Het Openbaar Ministerie werd in een eerder arrest van 4 april 2024 niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging wegens verjaring, waardoor de strafzaak eindigde zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof heeft de advocaat-generaal en de advocaat van verzoekster gehoord tijdens de openbare behandeling van het verzoekschrift. Verzoekster was niet aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat verzoekster recht heeft op een schadevergoeding van € 130,00 voor de ondergane verzekering en € 680,00 voor de kosten van rechtsbijstand. De beslissing is genomen op basis van de gronden van billijkheid, zoals voorgeschreven in de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering. De totale vergoeding van € 810,00 moet onverwijld aan verzoekster worden overgemaakt.
De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken in de openbare zitting van het hof. De voorzitter heeft de tenuitvoerlegging van de beschikking bevolen, waarbij het bedrag op een specifieke bankrekening moet worden overgemaakt.