ECLI:NL:GHAMS:2024:3019

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
000488-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om vergoeding van kosten rechtsbijstand na beëindiging strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 23 april 2024. Het hoger beroep werd ingesteld door de verzoekster, hierna appellante, op 25 april 2024. De advocaat-generaal heeft op 9 augustus 2024 zijn advies gegeven. Tijdens de openbare behandeling op 15 oktober 2024 was appellante niet aanwezig.

Appellante verzocht om vergoeding van kosten van rechtsbijstand in verband met de procedure in hoger beroep, met een totaalbedrag van € 340,00, en daarnaast om vergoeding van kosten gemaakt in de strafzaak en de procedure in eerste aanleg, respectievelijk € 940,17 en € 680,00. Het hof oordeelde dat het hoger beroep tijdig was ingesteld, maar dat het verzoek om vergoeding van kosten in verband met de rechtsbijstand niet binnen de wettelijke termijn van drie maanden was ingediend. De rechtbank had appellante op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard.

Het hof heeft echter wel gronden van billijkheid gevonden voor het toekennen van een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure, en heeft een bedrag van € 1.020,00 toegekend. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting van het hof.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000488-24 (530 Sv)
parketnummer in eerste aanleg: 15-154492-23
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland van 23 april 2024 op het verzoekschrift op de voet van de artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoekster],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1994,
[adres]

1.Procesverloop

Het hoger beroep is op 25 april 2024 ingesteld door verzoekster (hierna appellante).
De advocaat-generaal heeft op 9 augustus 2024 zijn advies kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 15 oktober 2024 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet in raadkamer verschenen.

2.Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt – na wijziging ter terechtzitting in eerste aanleg - tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 940,17.
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 680,00.
In hoger beroep is voorts verzocht om vergoeding ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in hoger beroep ten bedrage van € 340,00.

3.Beoordeling

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
Ten aanzien van het verzoek onder a
Op 12 april 2023 is de zaak tegen appellante geseponeerd en is zij heengezonden. Diezelfde dag is ook de advocaat door het Openbaar Ministerie telefonisch van het sepot op de hoogte gebracht. Het (tweede) verzoekschrift is op 4 september 2023 bij de rechtbank ontvangen en derhalve buiten de wettelijke termijn van drie maanden ingediend. Anders dan de advocaat van appellant heeft gesteld maakt het enkele feit dat het verzoek ziet op kosten van werkzaamheden die gemaakt zijn na het verstrijken van de termijn, niet zonder meer dat de termijnoverschrijding daarmee verschoonbaar is, daargelaten of de werkzaamheden in dit verband voor vergoeding in aanmerking komen. In een dergelijk geval kan immers (tijdig) vergoeding worden gevraagd van de reeds gemaakt kosten en/of eventuele kosten nog nader te bepalen (pro memorie).
Nu het verzoek niet binnen de wettelijke termijn is ingediend en niet is gebleken van een verschoonbare overschrijding, heeft de rechtbank appellante op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard.
Ten aanzien van het verzoek onder b en c
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 1.020,00.

4.Beslissing

Het hof:
Wijst het hoger beroep af ten aanzien van het onder a verzochte.
Vernietigt de beschikking ten aanzien van het onder b verzochte.
Wijst het verzochte onder b en c toe.
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan appellant een vergoeding toe van € 1.020,00 (duizend twintig euro).
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.M.P. Geelhoed, M.J.A. Duker en J.H. van der Werff, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 29 oktober 2024.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 1.020,00 (duizend twintig euro) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [t.n.v.] o.v.v. [o.v.v.]
Amsterdam, 29 oktober 2024,
mr. A.M.P. Geelhoed, voorzitter.