Uitspraak
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2] ,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
(…)
(…)
en[moeder]
in 2000/2001 is afgesproken dat de benedenverdieping zakelijk zou worden ingebracht en geactiveerd en dat de bovenverdieping privé zou blijven. Het economisch eigendom van de benedenverdieping van het pand berustte daarmee voor 100% bij de eenmanszaak. Partijen hebben met de inbreng van het bedrijfspand in de eenmanszaak beoogd alle rechten en verplichtingen uit hoofde van de eigendom van het pand en daarmee ook alle risico’s van wijzigingen van de waarde ervan (stijging en daling) bij de eenmanszaak van[erflater]
te situeren.
Verdeling eenmanszaak (…) tevens inhoudende de economische eigendom van registergoed (…) in [woonplaats]” (hierna: de akte van verdeling). De kandidaat-notaris heeft deze akte opgemaakt en had daarbij de beschikking over de onder 3.6 en 3.7 genoemde brieven.
(…)
(…), hierbij handelend:
voor zich in privé;
in haar hoedanigheid vanexecuteur/afwikkelingsbewindvoerderin de nalatenschap van[erflater]
en als zodanig ten deze, naast zichzelf, uitdrukkelijk vertegenwoordigende de (overige) erfgename casu quo deelgenote, zijnde:
hierna te noemen: “vervreemder”;
, (…),
navolgend registergoed:
en het registergoed, tegen een waarde van:
betreft (…): achthonderd dertigduizend euro (€ 830.000),
-naam coffeeshop]
en het registergoed, direct na ondertekening van deze akte, in te brengen in[de vennootschap]
(…).
aan[de vennootschap]
geen exploitatievergunning wordt verleend door de gemeente [woonplaats] ;
niet (tevens) de juridische eigendom verkrijgt van het registergoed, waarbij de hiervoor opgenomen waarde geldt voor de economische en de juridische eigendom tezamen;
de voormelde vonnissen, de dato zeventwintig november tweeduizend negentien en elf maart tweeduizend twintig, niet worden bekrachtigd voor wat betreft de onderdelen waarbij de Rechtbank heeft geoordeeld dat:
-naam coffeeshop]
en/of het registergoed geen onderdeel uitmaken van het tussen erflater en [moeder] te verrekenen vermogen;
en/of het registergoed.
Uw zienswijze is juist, er is geen vonnis waaruit de economische eigendom blijkt, er lag ook van de andere zijde al een verzoek om dit onderdeel in de akte te rectificeren, hetgeen wij ook zullen gaan doen. Onze excuses voor het ongemak.”
Een eerder voornemen was om de rectificatie mee te nemen in een vervolgakte op onderstaande wijze:
verleden, waarin abusievelijk is opgenomen dat de economische verkrijging zou blijken uit een vonnis en dus in rechte is bekrachtigd, hetgeen, gelet op het vorenstaande, niet juist is.
U maakt het alleen maar erger. Ook voor de notaris en uw kantoor. Al eerder heeft uw kantoor op basis van onjuiste en onvolledige informatie een akte opgemaakt en gepasseerd. Nu meer dan 2 jaar later wilt u deze akte rectificeren met een passage die ook helemaal niet klopt. (…) Er is helemaal geen mondelinge overeenkomst. Waar haalt u dat vandaan? (…) De enige rectificatie die er moet komen is dat in de akte van 12 maart 2021 ten onrechte is verwezen naar een vonnis waarin helemaal niet is opgenomen wat in die akte wordt beweerd.”
Als reeds eerder toegezegd, gemakshalve onder verwijzing naar de bijlage, het afschrift van de verdelingsakte.
4.De klacht
5.Beoordeling
bijzonder onzorgvuldig”, aldus de kandidaat-notaris.
Uitgangspunten proceskostenveroordeling in hoger beroep’ (te raadplegen op de website van dit hof). Nu het hoger beroep van de kandidaat-notaris leidt tot oplegging van een zwaardere maatregel, ziet het hof – overeenkomstig de uitgangspunten – aanleiding om de kandidaat-notaris, naast de door de kamer uitgesproken proceskostenveroordeling, te veroordelen in de volgende kosten in hoger beroep waarbij wegingsfactor 1 wordt gehanteerd op de laatst genoemde post: