Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Overeenkomst van opdracht ex. Artikel 7:400 BW’.
‘3.1 De Depothouder is verantwoordelijk voor de volgende werkzaamheden:
het tijdig doen bezorgen van kranten (…) al dan niet door middel van bezorgers;
indien nodig het opzetten c.q. instandhouden van een bezorgerskorps en eventueel andere freelancers, het doen aangaan van bezorgerovereenkomsten etc.;
naleving van de wettelijke regels bij het inschakelen van bezorgers (…);
het verzorgen van de bij het depot behorende administratie (…);
het behandelen en correct afhandelen van bezorgklachten, alsmede het nemen van alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen ter voorkoming van bezorgklachten (…).
Handboek FLO’ van Florijn & Mediahuis (hierna: het handboek) zijn diverse procedures opgenomen voor onder meer het aangaan van overeenkomsten, het selecteren van hulppersonen, ziek- en hersteldmeldingen en vervanging. Het handboek wordt van tijd tot tijd eenzijdig door Mediahuis gewijzigd. In de meest recente (overgelegde) versie (2020) is op pagina vijf de volgende disclaimer opgenomen:
) persoonlijk verantwoordelijk kan worden gesteld. Aan dit handboek kunnen geen rechten worden ontleend.’
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
€ 84,35 bruto en de € 63,27 bruto zou bedragen, maar die berekening en de daarin opgenomen uitgangspunten zijn door [depothouder] gemotiveerd betwist. Volgens [depothouder] was zij sowieso van 03.00 uur tot 07.00 uur op het depot aanwezig (zij was dan druk met de verdeling van de bijna 6.000 kranten over de veertig bezorgers en de verdere aansturing van hen) en verrichtte zij daarna de administratieve taken, onder meer met betrekking tot de veertig bezorgers die in het door haar beheerde depot werkzaam waren. Het aansturen van een groot aantal bezorgers (veertig) is daarbij ook een taak die voor een deel buiten de genoemde uren viel. Het hof acht de schatting van een uur aan ‘nawerk’ reëel en is met de kantonrechter in de zaken van de depothouders van oordeel dat van - geschat - gemiddeld vijf uur per dag aan depotwerkzaamheden uit mag worden gegaan. Dat [depothouder] regelmatig zelf ook kranten ‘liep’ maakt dit niet anders. Bij een dagvergoeding van € 126,53 bruto betekent dit dat het uurloon naar schatting ongeveer € 25 bruto was. Dat is een relatief lage vergoeding (zeker gelet op de verantwoordelijkheid van [depothouder] voor ongeveer 6.000 kranten per dag en voor de veertig bezorgers van die kranten), die naar het oordeel van het hof eerder aan een werknemer dan aan een zelfstandige doet denken.
- veronderstellenderwijs - na ongeveer drie jaar ontslagen zou zijn ook dan een billijke vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen van Mediahuis kunnen krijgen, omdat Mediahuis ernstig verwijtbaar had nagelaten enige invulling te geven aan de op haar rustende werkgeversverplichtingen (doorbetaling bij ziekte, re-integratie-activiteiten, etc.). [depothouder] is (mogelijk als gevolg van een arbeidsongeval, maar in elk geval als gevolg van een ongeval aansluitend aan het verrichten van de arbeid) arbeidsongeschikt geworden en daarna heeft Mediahuis niets gedaan (aan re-integratie of op welke andere wijze dan ook). Integendeel, [depothouder] is na het ongeval niet meer doorbetaald door Mediahuis en de overeenkomst is vervolgens - na 21 jaar trouwe dienst - zonder enige verdere tegemoetkoming door Mediahuis opgezegd. Op grond van deze bijkomende omstandigheden acht het hof het juist om van een aanvullende billijke vergoeding uit te gaan, indien [depothouder] na drie jaar arbeidsongeschiktheid ontslagen zou zijn. Dit alles bij elkaar bezien rechtvaardigt toekenning van een billijke vergoeding ten bedrage van € 50.000,00 bruto. Voor het meenemen van de door [depothouder] gemaakte reële proceskosten, zoals zij verzoekt, is geen plaats omdat van misbruik van recht of onrechtmatig procederen door Mediahuis geen sprake is.