10. Mediahuis verweert zich tegen het verzoek. Zij voert aan – samengevat – dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst maar van een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 BW. Deze overeenkomst mocht zij op grond van de algemene voorwaarden opzeggen, waarna de overeenkomst rechtsgeldig is geëindigd. Er bestaat dan ook geen grond tot uitbetaling van enige vergoeding aan de depothouders.
11. Mediahuis wijst op diverse uitspraken in de distributiebranche vanaf 2011 waarin is geoordeeld dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst in de relatie met depothouders, waaronder de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 januari 2022 (AR-2022-0127) waarin is bepaald dat een depothouder van Mediahuis werkzaam was op basis van een overeenkomst van opdracht. In deze beschikking is geoordeeld dat een gezagsverhouding ontbrak, waarbij doorslaggevend werd geacht dat de depothouder zichzelf kon laten vervangen zonder toestemming van Mediahuis en dat de depothouder een behoorlijke mate van vrijheid had in het uitvoeren van haar taken. De situatie in de zaak van [verzoeker] is identiek.
12. De rechtsverhoudingen in de distributiebranche zijn van oudsher overeenkomsten van opdracht, en dat is thans ook nog steeds het geval. Het wordt ook erkend door de Belastingdienst en het UWV in het Convenant Uitgeefsector dat in werking is getreden per 1 juli 2013. Daarin staat onder meer dat, als contractueel is overeengekomen dat de opdrachtnemer zich mag laten vervangen dan wel niet gehouden is de werkzaamheden persoonlijk te verrichten en de feiten en omstandigheden daarmee in overeenstemming zijn, geen sprake is van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Voor de fiscale en sociale verzekeringsrechtelijke duiding wordt steeds aangenomen dat sprake is van een fictieve dienstbetrekking, dan wel overeenkomst van opdracht. Op grond van het Rariteitenbesluit wordt een fiscaal dienstverband dan aangemerkt als een dienstverband in de zin van de WW en ZW, en tegen die achtergrond moet de toekenning van een WW uitkering dan ook worden gezien.
13. Bij de wissel van DPG Media en Mediahuis zijn nieuwe overeenkomsten van opdracht aangegaan. Dat was ook nodig omdat de depothouders niet van rechtswege mee overgingen naar Mediahuis. Van een overgang van onderneming als bedoeld in artikel 7:662 BW was geen sprake. In die overeenkomsten staat ook niet alle informatie die op grond van artikel 7:655 BW in een arbeidsovereenkomst moet staan.
14. De depothouders hadden zich voorts bij die wissel op het standpunt kunnen en moeten stellen dat sprake was van een arbeidsovereenkomst. Dat hebben zij niet gedaan. De overeenkomst van opdracht en algemene voorwaarden bevatten een groot aantal rechten en plichten die niet passen in de rechtsverhouding van een arbeidsovereenkomst. Zo draagt de depothouder onder meer zelfstandig zorg voor bezorgers en assistenten, zij sluiten de (arbeids-)overeenkomsten. Er is geen rechtsverhouding tussen de bezorgers en Mediahuis. Ook de administratie ligt bij de depothouder. Aan de depothouders is aangeboden de administratie onder te brengen bij Florijn, maar men is niet verplicht daarvan gebruik te maken. Er moet voor Florijn een vergoeding voor worden betaald met uitzondering van – onder meer – verzoekers in deze procedure, vanwege andersluidende afspraken. De depothouder is ook zelf verantwoordelijk voor de naleving van de wettelijke voorschriften.
15. De depothouders mogen zich laten vervangen, en kunnen zich ook voor wat betreft het administratiesysteem laten vervangen door het verstrekken van hun gebruikersnaam en wachtwoord aan de vervanger. In de praktijk wordt ook van die vrije vervangings-mogelijkheid gebruik gemaakt.
16. Voor wat betreft het vereiste ‘loon’ geldt dat dit hetzelfde is als een opdrachtnemer die een vergoeding ontvangt van een opdrachtgever. Het gestelde uurloon klopt evenwel niet, want er is geen sprake van een overeengekomen arbeidsomvang. Het is aan de depothouder hoe hij de opdracht inricht. De vergoeding hing ook af van onder meer het aantal daadwerkelijk rondgebrachte kranten, aantal abonnees en aantal bezorgdagen. Er wordt voorts door de depothouders geen pensioen opgebouwd, er is geen sprake van een loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte (de depothouders met fictieve dienstverbanden ontvangen dan een Ziektewetuitkering) en ook tijdens vakantie wordt niet doorbetaald. De beloningsstructuur verschilt dus van die van een werkgever. Volgens de belastingdienst en het UWV is dan ook sprake van een
fictievedienstbetrekking.
17. Van gezag is geen sprake. De depothouder is zelf verantwoordelijk voor het reilen en zeilen op het depot, en moet bezorgers werven, contracteren en aansturen. De depothouder draagt zelf het ondernemersrisico. Dat er algemene wervingsteksten worden gepubliceerd via www.bezorgdekrant.nl maakt niet dat Mediahuis zeggenschap heeft (gehad) wie er als bezorger of assistent aan de slag gaat. Nieuwe bezorgers kunnen zich aanmelden bij de website, waarna die aanmelding naar de depothouder wordt doorgestuurd. De depothouders beslissen zelf of de bezorger geschikt is. Daarnaast werven zij zelf regelmatig rechtstreeks bezorgers uit hun eigen netwerk. Ook over de hoogte van de vergoeding hadden de depothouders wel degelijk zeggenschap, zij hebben zelfs gestaakt waarna nadere afspraken zijn gemaakt.
18. Overigens is het Mediahuis toegestaan aanwijzingen te geven omtrent de uitvoering van de opdracht op grond van artikel 7:402 BW. Dat tijdstippen voor bezorging en nabezorging contractueel zijn voorgeschreven is een kernverplichting en is geen instructie met betrekking tot de wijze waarop de overeenkomst moet worden uitgevoerd; het is het wezen van de overeenkomst.
19. Voor wat betreft [verzoeker] geldt dat hij enige tijd ‘vertegenwoordiger’ van [de groep] is geweest, die eerder heeft gestaakt. Ook heeft hij bij het aangaan van de overeenkomst van opdracht nog aanvullende vragen gesteld aan Mediahuis. Duidelijk is dat hij zich bewust heeft verdiept in de overeenkomsten, maar hij heeft zich toen niet op het standpunt gesteld dat sprake was van een arbeidsovereenkomst.
20. Voor wat betreft de vergoedingen, voor zover daaraan toegekomen wordt, betwist Mediahuis de hoogte daarvan. Er wordt uitgegaan van een onjuiste vergoedingen-specificatie, namelijk die waar ook een éénmalige vergoeding over 2021 in opgenomen is, en de berekening klopt niet. Uitgaande van de dagvergoeding van € 55,94 zou het bruto maandsalaris uitkomen op € 1.291,01, inclusief vakantietoeslag. Dat is het bedrag dat aan de berekening ten grondslag zou moeten liggen. Daarbij komt dat geen sprake is van een overgang van onderneming, hetgeen zowel op de transitievergoeding invloed heeft, deze is dan aanzienlijk lager, als op de vergoeding in verband met onregelmatige opzegging, die dan niet verschuldigd is.
21. Voor de billijke vergoeding geldt voorts dat deze niet is onderbouwd. Het is weinig realistisch dat de arbeidsovereenkomst nog 24 maanden zou hebben geduurd na 1 januari 2022 aangezien het werk in zijn geheel is komen te vervallen, zodat het UWV zeer waarschijnlijk toestemming had verleend de arbeidsovereenkomsten op te zeggen. Daarnaast geniet [verzoeker] ook inkomsten uit andere werkzaamheden, namelijk de ochtendbezorging via DPG Media. De omvang daarvan is toegenomen. [verzoeker] heeft een aanbod om op een ander depot als depothouder aan de slag te gaan afgewezen, zodat enige inkomensachteruitgang niet aan Mediahuis kan worden toegerekend. Ook is de arbeidsmarktpositie voor werkzoekenden op dit moment heel goed. Een langdurige periode van werkloosheid is dus erg onwaarschijnlijk en daarnaast moet de ontvangen WW uitkering op de billijke vergoeding in mindering worden gebracht.
22. Hetgeen overigens door partijen is aangevoerd komt, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde.