Uitspraak
GeRechtshof Amsterdam
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek en de standpunten daarover
3.De beoordeling
4.De beslissing
3 oktober 2024.
Gerechtshof Amsterdam
Op 3 oktober 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door verzoeker, die in hoger beroep was tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. Dit vonnis, uitgesproken op 16 november 2021, betrof de veroordeling van verzoeker voor het opzettelijk onttrekken van een minderjarige aan het wettig gezag en mishandeling. Tijdens de zitting op 3 oktober 2024 verzocht verzoeker om wraking van de raadsheren, omdat hij vond dat zij vooringenomen waren. Hij stelde dat hij niet voldoende gehoord was over de omstandigheden van de zaak en dat zijn rechten niet correct waren toegepast, met een beroep op het gelijkheidsbeginsel.
De raadsheren hebben schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en stelden dat zij voldoende aandacht hadden besteed aan de persoonlijke omstandigheden van verzoeker. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek en verzocht om te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat de gronden voor wraking niet voldoende waren en dat verzoeker niet-ontvankelijk was voor zover het verzoek een herhaling was van een eerder verzoek. De wrakingskamer heeft ook bepaald dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen, omdat verzoeker het middel van wraking misbruikte om opnieuw gehoord te worden in zijn strafzaak.