Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
I. zal verklaren voor recht dat de in het geding zijnde strook grond eigendom van [appellant] is;
III. voorwaardelijk, voor het geval het hof het bestreden vonnis niet vernietigt, zal verklaren voor recht dat [appellant] geen dwangsommen verschuldigd is geworden;
3.Feiten
1.a. Zijn er nadat u het perceel in eigendom hebt gekregen nog andere, eventuele aanvullende notariële of onderhandse akten opgesteld met betrekking tot het perceel?met
neebeantwoord.
De vragen:
1.b. Zijn er voor zover u bekend mondelinge of schriftelijke afspraken gemaakt over aangrenzende percelen? (Denk hierbij aan regelingen voor het gebruik van een poort, schuur, garage, tuin, overeenkomsten met meerdere buren, toezeggingen, erfafscheidingen.)1.c. Wijken de huidige terreinafscheidingen volgens u af van de kadastrale eigendomsgrenzen? (Denk hierbij ook aan strookjes grond van de gemeente die u in gebruik heeft, of grond van u die gebruikt wordt door de buren.)1.d. Is een gedeelte van uw pand, schuur, garage of schutting gebouwd op grond van de buren of andersom?heeft [appellant] onbeantwoord gelaten.
Bij vraag:
De vervolgvraag
‘Zo ja, welke?’heeft hij beantwoord met:
‘Kadastraal van buren: was aanwezig/situatie in 1990 bij aankoop’.
“(…) Alle kijkers en zeker aan hen (de kopers) is door mij gemeld dat de ruimte aan de linkerzijde van de woning slecht 1,5 meter bedraagt en dat de houten aanbouw (fietsenhok) dus een verkeerd beeld geeft van het “gekochte”. De toen huidige eigenaresse van nummer 27 had daar geen moeite mee, maar ik heb daarbij gezegd dat als de woning op nr.27 in handen zou komen van een nieuwe eigenaar, dat dan gevraagd zou kunnen worden om de erfgrens weer te gaan respecteren. Dit is meer dan eens aan hen verteld. Zij zijn zeker 3 keer bij de woning geweest, voordat zij de koopakte hebben getekend, ook nog in het gezelschap van een aankoop makelaar (die daar dus ook op is gewezen). (…)”
“(…) Over een persoonlijk recht dat de verkoper, nu jullie buurman, had is in mijn bijzijn nooit gesproken. Evenmin is er in mijn bijzijn over het verwijderen van het schuurtje gesproken.Vreemd dat de verkopende makelaar dat aan zou hebben gegeven richting de verkoper of zijn juridisch adviseur. Ik heb de verkopende makelaar er niet over gesproken en ook zijn eventuele schriftelijke reactie/weergave niet gezien. Het kan eigenlijk ook niet kloppen, dit zijn nu bij uitstek afspraken die je in een koopovereenkomst vastlegt. Als hier iets over was afgesproken hadden we dat in de koopovereenkomst laten opnemen. (…)Dat het schuurtje over de erfgrens stond werd keurig gemeld bij de bezichtiging en dat is ook terug te vinden in de vragenlijst. We hebben het bij de bezichtiging er juist met de verkopende makelaar over gehad dat er sprake zou zijn van verjaring. Dat het schuurtje er al lang stond was duidelijk te zien. De verkopende makelaar heef in ieder geval in mijn bijzijn nooit aangegeven dat hier iets mee moest, er afspraken over gemaakt waren of afspraken over gemaakt moesten worden. (…)”
“(…) op het pad links van ons huis, [straat] 25, als je naar de voordeur kijkt stond een heg, in gezamenlijk overleg door mijn vader en buurman [naam 5] ( [straat] 27), is deze heg weg gehaald en er een garage/schuur gebouwd wel zo dat het weg gehaald kan worden indien nodig, buurman [naam 5] en mijn vader hebben dit samen besloten en buurman [naam 5] heeft ook mee gewerkt aan de totstandkoming, (…).
4.Eerste aanleg
primairte verklaren voor recht dat de strook grond door bevrijdende verjaring eigendom van [geïntimeerden] is geworden en [appellant] daarmee te verplichten om (op kosten van [geïntimeerden] ) op straffe van verbeurte van een dwangsom medewerking te verlenen aan notariële overdracht daarvan aan [geïntimeerden] en
subsidiair, voor zover het beroep op bevrijdende verjaring niet slaagt, [appellant] te verplichten om (op kosten van [geïntimeerden] ) op straffe van verbeurte van een dwangsom mee te werken aan het vestigen van een erfdienstbaarheid inzake het hebben/houden van een opstal op de strook grond, en met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van het geding.