ECLI:NL:GHAMS:2024:2869

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
23-003341-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor deelname aan criminele organisatie en uitlokking van moord

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de rechtbank Amsterdam was veroordeeld tot 12 jaar gevangenisstraf. De verdachte was beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van moord en het medeplegen van uitlokking van moord. De zaak is voortgekomen uit het onderzoek 13Maracane, waarin de verdachte een aansturende rol had, zelfs vanuit detentie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een organisatie die liquidaties plande en dat hij contact had met medeverdachten over het uitlokken van moorden op specifieke doelwitten. De verdachte heeft geprobeerd om een bedrag van €75.000,- als voorschot voor een liquidatie te regelen. Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de rechtbank voor bepaalde tenlasteleggingen verworpen en de verdachte veroordeeld voor zijn rol in de criminele organisatie en de uitlokking van moord. De strafmaat is vastgesteld op 12 jaar, met aftrek van voorarrest, waarbij het hof de ernst van de feiten en de impact op de samenleving in overweging heeft genomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003341-22
datum uitspraak: 15 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-090129-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
gedetineerd in [detentieadres] .

1.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 juli 2023, 9 september 2024, 12 september 2024, 18 september 2024, 19 september 2024, 20 september 2024 en 1 oktober 2024 en, overeenkomstig artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadslieden naar voren hebben gebracht.

2.Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 en 7 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is dus mede gericht tegen deze beslissing tot vrijspraak. Gelet op artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.

3.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 20 juni 2014 tot en met 30 april 2016 te Amsterdam en/of elders in Nederland, althans in Nederland en/of Duitsland en/of Marokko,
heeft deelgenomen aan een organisatie bestaande uit hem, verdachte, en/of (onder meer) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [persoon 27] en/of een of meerdere gebruikers van accounts van ennetcom,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten (in elk geval/onder meer):
  • moord (als bedoeld in artikel 289 Wetboek van Strafrecht) en/of
  • doodslag (als bedoeld in artikel 287 Wetboek van Strafrecht);
2
primair
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2015 tot en met 21 november 2015 te Amsterdam en/of Utrecht en/of Weert en/of elders in Nederland, althans in Nederland en/of Marokko,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
ter voorbereiding van het met (een) ander(en) te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord c.q. doodslag (als bedoeld in de artikelen 289 c.q. 287 van het Wetboek van Strafrecht), te plegen tegen [beoogd slachtoffer 1] en/of [beoogd slachtoffer 2] , opzettelijk (onder meer)
- ( (een) (automatisch(e) vuurwapen(s) en/of munitie (een of meer (twee) Kalasjnikov(s), type AK47 en/of bijbehorende munitie)
heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerd en/of doorgevoerd en/of voorhanden heeft gehad, (kennelijk) bestemd tot het (in vereniging) begaan van dat misdrijf;
2
subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2015 tot en met 21 november 2015 te Amsterdam en/of Utrecht en/of Weert en/of elders in Nederland, althans in Nederland en/of Marokko,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
heeft gepoogd om [persoon 1] , door (een) in artikel 47, eerste lid, onder 2 van het Wetboek van Strafrecht vermeld(e) middel(en), te weten door (een) gift(en) en/of (een)belofte(n) en/of misbruik van gezag en/of geweld en/of bedreiging en/of misleiding en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te bewegen tot het (in vereniging) plegen van het opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven van [beoogd slachtoffer 1] en/of [beoogd slachtoffer 2] , door aan die [persoon 1] (onder meer)
  • een (groot) geldbedrag in het vooruitzicht te stellen en/of
  • een of meer goederen (een of meer vuurwapens en/of een auto (waggie)) in het vooruitzicht te stellen en/of (andere) wapens) te laten afgeven en/of ter beschikking te stellen en/of
  • een of meer foto(s) en/of afbeelding(en) en/of adresgegevens en/of verblijfplaatsen van de beoogde slachtoffers ter beschikking te (laten) stellen en/of te verstrekken en/of
  • contactgegevens om een auto te verkrijgen ter beschikking te stellen en/of te verstrekken;
2
meer subsidiair
[persoon 1] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 oktober 2015 tot en met 21 november 2015 te Amsterdam en/of Utrecht en/of elders in Nederland, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en, althans alleen,
ter voorbereiding van het met (een) ander(en) te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord c.q. doodslag (als bedoeld in de artikelen 289 c.q. 287 van het Wetboek van Strafrecht), te plegen tegen [beoogd slachtoffer 1] en/of [beoogd slachtoffer 2] , opzettelijk (onder meer)
- ( een) (automatisch(e) vuurwapen(s) en/of munitie (een of meer (twee) Kalasjnikov(s) type AK47 en/of bijbehorende munitie) en/of
- een of meer foto(s) en/of afbeelding(en) van die [beoogd slachtoffer 1] en/of [beoogd slachtoffer 2] en/of
- een adres van een shisha lounge aan de [adres 2] te Utrecht waar die [beoogd slachtoffer 1] en/of [beoogd slachtoffer 2]
regelmatig verbleven,
heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerd en/of doorgevoerd en/of voorhanden heeft gehad, (kennelijk) bestemd tot het (in vereniging) begaan van dat misdrijf
welk feit verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2015 tot en met 21 november 2015 te Amsterdam en/of Utrecht en/of Weert en/of elders in Nederland, althans in Nederland en/of Marokko
door giften en/of beloften en/of misbruik van gezag en/of geweld en/of bedreiging en/of misleiding en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, opzettelijk heeft uitgelokt, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (onder meer)
  • een (groot) geldbedrag in het vooruitzicht gesteld en/of
  • een of meer goederen (een of meer vuurwapens en/of een auto (waggie)) in het vooruitzicht gesteld en/of (andere) wapens) laten afgeven en/of ter beschikking gesteld en/of
  • een of meer foto(s) en/of afbeelding(en) en/of adresgegevens en/of verblijfplaatsen van de beoogde slachtoffers ter beschikking (laten) stellen en/of verstrekt en/of
  • contactgegevens om een auto te verkrijgen ter beschikking gesteld en/of te verstrekt.
5
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 31 oktober 2015 te Amsterdam en/of Alphen aan den Rijn en/of elders in Nederland, althans in Nederland en/of Marokko,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
heeft gepoogd om een of meer NN personen, in de chats aangeduid als “de tattoos”, door (een) in artikel 47, eerste lid, onder 2 van het Wetboek van Strafrecht vermeld(e) middel(en), te weten door (een) gift(en) en/of (een)belofte(n) en/of misbruik van gezag en/of geweld en/of bedreiging en/of misleiding en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te bewegen tot het (in vereniging) plegen van het opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven van [beoogd slachtoffer 3] en/of [beoogd slachtoffer 4] , door aan die NN personen, in de chats aangeduid als “de tattoos”, een bedrag van (ongeveer) €75.000,-, in elk geval enig geldbedrag, over te dragen als voorschot.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.Vonnis waartegen beroep

Het vonnis waartegen hoger beroep is ingesteld zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de rechtbank.

5.Inleiding

5.1
Achtergrond
In de periode van 2012 tot en met 2016 hebben (onder meer) in Nederland meerdere liquidaties of pogingen daartoe plaatsgevonden die verband met elkaar lijken te hebben. Uit diverse strafrechtelijke onderzoeken die naar aanleiding daarvan zijn gestart, en zo ook beschreven in het onderhavige dossier, kan worden opgemaakt dat een en ander is terug te voeren op een vete tussen twee groepen in het criminele milieu. Grofweg zijn deze twee groepen te onderscheiden in de groep van wijlen [persoon 3] en de groep van [persoon 27] . [1]
5.2
Ennetcom-berichten
In april 2016 werden in het kader van het strafrechtelijke onderzoek 26Lemont de servers van het bedrijf Ennetcom in Canada in beslag genomen. Op deze servers bleek een grote hoeveelheid tekstberichten bewaard gebleven die in de periode van 2012 tot en met april 2016 door de gebruikers van daarvoor speciaal geschikt gemaakte mobiele telefoons van het merk BlackBerry (hierna: PGP-telefoons) waren verzonden. De gebruikers konden hiermee, door het gebruik van e-mail met encryptie, met elkaar communiceren. De e-mailadressen werden in voorkomende gevallen in de adresboeken van de PGP-telefoons van medegebruikers opgeslagen onder (diverse) bijnamen.
De van de servers afkomstige data zijn veiliggesteld ten behoeve van verschillende strafrechtelijke onderzoeken. Zo ook voor het onderhavige onderzoek 13Maracane.
5.3
Onderzoek 13Maracane
Het dossier 13Maracane bestaat voor een belangrijk deel uit berichten die zijn verzonden via de servers van Ennetcom en die zijn opgenomen in de zogenoemde dataset 13Maracane. De verdediging heeft daarover de beschikking gekregen en op verzoek zijn verschillende berichten aan het dossier toegevoegd.
Het onderzoek 13Maracane heeft betrekking op negen (gewezen) verdachten, te weten: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 9] en de verdachte. Zij worden of werden ervan beschuldigd, al dan niet in wisselende samenstelling, betrokken te zijn geweest bij een of meer pogingen tot liquidaties, voorbereidingen daartoe dan wel pogingen tot uitlokking van liquidaties. Zeven verdachte worden of werden er tevens van beschuldigd deel te hebben genomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van moord. Eén verdachte ( [medeverdachte 9] ) wordt in dit verband (uitsluitend) verweten dat hij 34 automatische vuurwapens (van het merk kalasjnikov) voorhanden heeft gehad. [medeverdachte 8] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 9] en de verdachte zijn door de rechtbank veroordeeld. In hoger beroep zijn uiteindelijk alleen nog de zaken tegen [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] en de verdachte aan de orde.
Voor de leesbaarheid van het arrest zal het hof in plaats van de termen ‘verdachte’ en ‘(gewezen) medeverdachte’ de namen van de (gewezen) (mede)verdachte(n) gebruiken.
5.4
Omvang hoger beroep
Het onderzoek 13Maracane bestaat uit een groot aantal deelonderzoeken, opgenomen in verschillende zaaksdossiers (ZD), die ook onderling met elkaar verweven zijn, meer in het bijzonder vanwege de daarop gebaseerde verdenking van deelneming aan een criminele organisatie. Het betreft negen deelonderzoeken met de volgende benamingen:
ZD1: poging dan wel voorbereiding liquidatie [persoon 4] in 2014 en voorbereiding liquidatie [persoon 4] in 2015
ZD2: voorbereiding liquidatie [persoon 5]
ZD3: poging tot uitlokking dan wel voorbereiding liquidatie [beoogd slachtoffer 3]
ZD4: poging tot uitlokking dan wel voorbereiding liquidatie [beoogd slachtoffer 4]
ZD5: voorbereiding liquidatie [beoogd slachtoffer 1] en [beoogd slachtoffer 2]
ZD6: voorbereiding liquidatie [persoon 6]
ZD7: voorhanden hebben 34 automatische vuurwapens
ZD8: voorbereiding liquidatie [persoon 7] , [persoon 8] , [persoon 9] en [persoon 10]
ZD9: deelname aan een criminele organisatie.
[verdachte] werd strafbare betrokkenheid verweten bij feiten zoals aan de orde in ZD2, ZD3, ZD4, ZD5, ZD6 en ZD9. Zoals uiteengezet in paragraaf 2 is [verdachte] van een aantal feiten vrijgesproken. Die afzonderlijke feiten zijn in hoger beroep niet meer aan de orde. Het gaat in hoger beroep in zoverre alleen nog om de feiten die hun grondslag vinden in ZD3 en ZD4 (feit 5 op de tenlastelegging), ZD5 (feit 2 op de tenlastelegging) en ZD9 (feit 1 op de tenlastelegging).

6.Beoordeling van het bewijs

6.1
Identificatie Ennetcom-gebruikers
Het tegen [verdachte] en de (gewezen) medeverdachten gepresenteerde bewijs bestaat, zoals hiervoor al genoemd, in belangrijke mate uit Ennetcom-berichten. Hieronder zullen de voor de beoordeling van de verschillende feiten belangrijkste Ennetcom-berichten worden weergegeven. Voor de leesbaarheid zijn – voor zover mogelijk – de e-mailadressen waarmee berichten zijn verstuurd of ontvangen, vervangen door de namen van de geïdentificeerde gebruikers. [medeverdachte 8] heeft als getuige in hoger beroep het gebruik van het door de politie aan hem toegeschreven e-mailadres erkend. [verdachte] heeft eveneens erkend dat hij de gebruiker was van het door de politie aan hem toegeschreven e-mailadres en dat hij desbetreffende, hieronder vermelde berichten heeft verstuurd of ontvangen. De identificatie van de overige gebruikers van deze e-mailadressen is door de verdediging niet betwist. Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen [2] vast dat het gaat om de volgende e-mailadressen en gebruikers, waarbij tevens de meest gebruikte bijnamen (voor zover relevant) zijn vermeld:
 [Ennetcom-gebruikersnaam 1] @ennetcom.com (hierna: [Ennetcom-gebruikersnaam 1] ) betreft [verdachte] ( [bijnaam 1] , [bijnaam 2] , [bijnaam 3] ) [3]
[Ennetcom-gebruikersnaam 2] @ennetcom.com (hierna: [Ennetcom-gebruikersnaam 2] ) betreft [medeverdachte 2] ( [bijnaam 4] ) [4]
[Ennetcom-gebruikersnaam 3] @ennetcom.com (hierna: [Ennetcom-gebruikersnaam 3] ) betreft [medeverdachte 7] ( [bijnaam 5] ) [5]
[Ennetcom-gebruikersnaam 4] @ennetcom.com (hierna: [Ennetcom-gebruikersnaam 4] ) betreft [medeverdachte 1] ( [bijnaam 6] ) [6]
[Ennetcom-gebruikersnaam 5] @ennetcom.com (hierna: [Ennetcom-gebruikersnaam 5] ) betreft [medeverdachte 5] ( [bijnaam 7] , [bijnaam 8] ) [7]
[Ennetcom-gebruikersnaam 6] @ennetcom.com (hierna: [Ennetcom-gebruikersnaam 6] ) betreft [medeverdachte 8] [8]
 [Ennetcom-gebruikersnaam 7] @ennetcom.com betreft [medeverdachte 6] [9]
[Ennetcom-gebruikersnaam 8] @ennetcom.com betreft [persoon 11] [10]
[Ennetcom-gebruikersnaam 9] @ennetcom.com betreft [persoon 1] [11]
[Ennetcom-gebruikersnaam 10] @ennetcom.com betreft [persoon 12] [12]
6.2
Poging tot uitlokking van moord op [beoogd slachtoffer 3] en [beoogd slachtoffer 4] (feit 5)
[verdachte] wordt er van beschuldigd dat hij zich in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 31 oktober 2015 heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot uitlokking van ‘de tattoos’ om [beoogd slachtoffer 3] en/of [beoogd slachtoffer 4] te vermoorden door aan hen een bedrag van € 75.000,00 over te dragen als voorschot.
6.2.1
Juridisch kader poging tot uitlokking
Artikel 46a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) luidt als volgt:
Poging om een ander door een der in artikel 47, eerste lid onder 2e, vermelde middelen te bewegen om een misdrijf te begaan, is strafbaar, met dien verstande dat geen zwaardere straf wordt uitgesproken dan ter zake van poging tot het misdrijf of, indien zodanige poging niet strafbaar is, terzake van het misdrijf zelf kan worden opgelegd.
De uitlokkingsmiddelen van artikel 47, eerste lid, onder 2, Sr moeten zijn gebruikt. Dit artikelonderdeel luidt als volgt:
1. Als dader van een strafbaar feit worden gestraft:
(…)
2. zij die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen het feit opzettelijk uitlokken.
Het gaat bij de toepassing van artikel 46a Sr om gedragingen die er niet toe leiden dat het tot een begin van uitvoering komt van het misdrijf waarop die gedragingen waren gericht (vgl. HR 8 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5969).
Van een begin van uitvoering zal in de regel sprake zijn als een uitlokkingsmiddel is gebruikt. Het gebruiken van een uitlokkingsmiddel dient naar zijn uiterlijke verschijningsvorm te zijn gericht op het voltooien van het delict van artikel 46a Sr in verbinding met het voorgenomen strafbare feit. Het pogen om een ander te bewegen impliceert opzet, dat gericht moet zijn op het laten begaan van een misdrijf door een ander. Van ‘bewegen’ is ook sprake als de persoon tot wie de poging zich richt van meet af aan ongevoelig is geweest voor het plan.
Artikel 46a Sr wordt volgens de wetsgeschiedenis gekenmerkt door het gegeven dat degene die wordt benaderd niet uitvoert waartoe de ander hem tracht te verleiden. De ander laat zich dus niet overhalen, dan wel wordt hij door de ander op een heel ander idee gebracht dan de bedoeling van die ander was.
Dat degene die het voornemen al heeft niet nog eens dat voornemen aangepraat kan worden wil alleen maar zeggen dat die ander niet meer bewogen kan worden, en dat het bij een ‘trachten te bewegen’ is gebleven.
6.2.2
Detentie [verdachte]
zit vanaf 22 februari 2013 tot op dit moment gedetineerd. Op die dag is hij aangehouden op verdenking van het bezit van een vuurwapen en witwassen. Daarvoor is hij ook veroordeeld. En op 10 mei 2016 is [verdachte] door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld tot twaalf jaar gevangenisstraf voor zijn betrokkenheid bij de liquidatie van [persoon 13] op 18 oktober 2012 in Antwerpen (onderzoek 13Valdia). Deze moord markeert het begin van de keten van geweld die heeft plaatsgevonden tussen de hierboven genoemde criminele groeperingen van [persoon 3] en [persoon 27] . Laatstgenoemde had de bijnaam [bijnaam 9] . [verdachte] zat dus gedetineerd ten tijde van de verweten gedragingen. Hij had tijdens zijn detentie op enig moment wel de beschikking over een PGP-telefoon met het hierboven genoemde Ennetom-account.
6.2.3
Beoogde slachtoffers
De in de tenlastelegging genoemde [beoogd slachtoffer 3] betreft wijlen [13] [beoogd slachtoffer 3] . Hij was vanaf 2012 president van het Amsterdamse chapter van de motorclub [motorclub] . [beoogd slachtoffer 3] had, zo blijkt uit diens foto [14] , een corpulent postuur. Het lijdt voor het hof geen twijfel dat met de in de – hieronder aangehaalde – berichten genoemde ‘ [beoogd slachtoffer 3] ’ en ‘die dikke van de motorclub’ [beoogd slachtoffer 3] is bedoeld. Dat is overigens door de verdediging ook niet bestreden.
De in de tenlastelegging genoemde [beoogd slachtoffer 4] betreft [beoogd slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum 2] 1984. Volgens de verdediging kan niet worden bewezen dat hij de ‘ [bijnaam 10] ’ is over wie in de hieronder weergegeven berichten wordt gesproken, en heeft daarom verzocht [verdachte] partieel vrij te spreken van de poging tot uitlokking van moord op [beoogd slachtoffer 4] . Daartoe is aangevoerd dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat ‘ [bijnaam 10] ’, [beoogd slachtoffer 4] betreft en is gewezen op een aantal inconsistenties in het dossier wat betreft de koppeling van [beoogd slachtoffer 4] aan [bijnaam 10] . Daarnaast zijn door de verdediging drie andere personen genoemd die blijkens verschillende stukken uit het dossier kunnen passen bij de persoon ‘ [bijnaam 10] ’, onder wie de broer van [beoogd slachtoffer 4] . Gesteld is, met verwijzing naar stukken uit het dossier, dat het aannemelijk is dat met ‘ [bijnaam 10] ’ gedoeld wordt op [persoon 14] en dat het dossier ook sterke aanwijzingen bevat dat wordt gedoeld op [persoon 15] . Toch overtuigt dit niet.
In het onderzoek 13Ebetsu naar de dubbele liquidatie in de Staatsliedenbuurt is [beoogd slachtoffer 4] als verdachte aangemerkt, zij het dat dit (nog) niet heeft geleid tot diens vervolging. Bij die liquidatie kwam ook [persoon 16] om het leven. Hij was de broer van bovengenoemde [medeverdachte 2] . In data afkomstig van twee aan [medeverdachte 2] toebehorende Ennetcom-accounts zijn berichten aangetroffen over ‘ [bijnaam 10] ’, die er door hem en zijn gesprekspartner(s) kennelijk van werd verdacht betrokken te zijn bij de liquidatie van zijn broer. In die berichten wordt [bijnaam 10] ook (telkens één keer) afgekort tot ‘ [bijnaam 10] ’, ‘ [bijnaam 10] ’ en ‘ [bijnaam 10] ’. Dat die laatste afkorting geen betrekking zou hebben op [bijnaam 10] , zoals de verdediging lijkt te stellen, is niet aannemelijk. En bij die afkorting ‘ [bijnaam 10] ’ staat het volgende genoteerd: ‘Voornamen: [beoogd slachtoffer 4] , Achternaam: [beoogd slachtoffer 4] , Geb datum: [geboortedatum 2] -1984’. En verder is van belang dat [verdachte] in het onderzoek 13Ebetsu heeft verklaard dat hij informatie had ontvangen dat ‘ [bijnaam 10] ’ de (het hof begrijpt: bij de liquidatie gebruikte) Golf had bestuurd. Later heeft hij van een selectie foto’s [beoogd slachtoffer 4] aangewezen als [bijnaam 10] . Dit laatste stond reeds beschreven in het proces-verbaal van relaas betreffende ZD4. In hoger beroep is het onderliggende proces-verbaal van ‘Herkenning [beoogd slachtoffer 4] als [bijnaam 10] ’ van 27 mei 2014 aan het dossier toegevoegd. Daarover heeft de verdediging opgemerkt dat dit niet voldoet aan de eisen die aan een FOSLO worden gesteld. Dat is op zichzelf juist, maar het was dan ook geen FOSLO. Het komt er op neer dat aan [verdachte] de vraag gesteld is of hij de, kennelijk hem bekende, [bijnaam 10] herkende uit het rijtje getoonde foto’s. Dat was duidelijk het geval. En dat [verdachte] met [beoogd slachtoffer 4] bekend was kan ook worden afgeleid uit een foto, aangetroffen op een USB-stick die toebehoorde aan [verdachte] , waarop onder andere [beoogd slachtoffer 4] stond afgebeeld.
Het lijdt voor het hof dan ook geen twijfel dat met de in de – hieronder aangehaalde – berichten genoemde ‘ [bijnaam 10] ’, [beoogd slachtoffer 4] wordt bedoeld. In één bericht wordt door [verdachte] overigens zelfs diens achternaam (‘ [beoogd slachtoffer 4] ’) genoemd.
6.2.4
Ennetcom-berichten
Op 7 augustus 2015 bericht [medeverdachte 2] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 2] ) aan [medeverdachte 1] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 4] ) dat hij binnenkort een nummer krijgt van die ‘tattookillers’. Ook schrijft [medeverdachte 2] : “Die [persoon 17] die met [bijnaam 11] zat, die zit nu met [bijnaam 1] ’. [bijnaam 11] betreft de bijnaam van [persoon 18] die ongeveer drie maanden gedetineerd heeft gezeten met [persoon 17] . [bijnaam 1] is, zoals hierboven reeds is benoemd, een van de namen die gebruikt werd voor [verdachte] . Hij zat op 7 augustus 2015 gedetineerd met [persoon 17] . [medeverdachte 1] reageert op het bericht van [medeverdachte 2] met: “Top. Die waren altijd al goed met [bijnaam 9] ”. Met [bijnaam 9] wordt kennelijk [persoon 27] bedoeld, die blijkens een (hieronder weergegeven) bericht van [medeverdachte 5] ‘vast’ zat en welke conclusie door de verdediging niet is bestreden. [persoon 27] zat ten tijde van de aangehaalde berichten gedetineerd in Marokko.
De ‘tattookillers’ is de benaming van een groep personen die ervan verdacht wordt meerdere liquidaties te hebben gepleegd. Vier van hen zijn veroordeeld voor een mislukte liquidatie op 10 augustus 2009 in Amsterdam. Eén van hen is [persoon 17] . Uit notities van de penitentiaire inrichting waar [persoon 17] en [verdachte] gelijktijdig hebben verbleven blijkt dat zij goed contact hadden.
Verder zijn de volgende berichten van belang.
Berichten van 13 augustus 2015 tussen [verdachte] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 1] ) en [medeverdachte 7] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] )
[medeverdachte 7] :
He lekkker ding met [bijnaam 5] Sprak net [bijnaam 8]
En gister je zusje over dat niemand reageert
Die [bijnaam 4] is druk en laat steeds die tel thuis
Dus ik d8 mailje gwn met de mijneee
Gezellig tog hahaha
[verdachte] :
Ewa snelle hahahahahaahha had 1 van jullie nodig heb alles in elkaar gezet voor die [bijnaam 10] en die [beoogd slachtoffer 3] maar ze vragen totaal 5t voor die bolle vragen ze 3 en die [bijnaam 10] 2t maar je hoeft niks te doen hun regelen alles zelf.
Berichten van 13 augustus 2015 tussen [verdachte] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 1] ) en [medeverdachte 7] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] )
[medeverdachte 7] : […]
Over die [beoogd slachtoffer 3] is teveel voor die waardeloze flikker tog
Die andere man gaf wel boodschap
Doorgaan met nakken[…]
Voor die [bijnaam 10] die moet zoiezo
Als jij zegt is goed dan doe we dat bro
[verdachte] :
Volgens mij weet je niet wat er moet die [beoogd slachtoffer 3] was he hij had [bijnaam 9] bijna genakt die bo had gps onder me auto gegooit en met info aan die [beoogd slachtoffer 3] gegeven had een keer afspraak met [bijnaam 9] in brussel en toen ik weg reed reed een audi station achter me aan met molukkers er in toen ze zagen dat ik alleen was reeden ze meteen terug om te kijken of die andere er nog was ze dachten dat ie bij me zou instappen die man moet weg ga em niet de kans geven om het nog eens te proberen
[medeverdachte 7] : […]
Direct vegfen ze moer
Zorg wel aub dat niks naar jou leidt
Want heb liever dat hij blijft leven dan dat jij voor hem moet bakken
Ik zet papieren klaar voor ze
Zodra het geregeld is
Kunnen ze doekoe krijgen waar en wnr ze willen
[verdachte] :
Ze vragen barkie vooraf zijn die tattoe gasten he maar ze gaan meteen ook achter die [bijnaam 10] alles in elkaar zetten
Berichten van 13 augustus 2015 tussen [medeverdachte 7] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] ), [medeverdachte 2] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 2] ) en [medeverdachte 1] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 4] )
[medeverdachte 7] :
5 t voor [beoogd slachtoffer 3] en [bijnaam 10]
Alles wordt geregeld allene betalen
Ja of nee
Ff snel antwoord aub???
[medeverdachte 2] :
Direct bro!!!
[medeverdachte 1] :
Ik zeg ja. Maar kan 1 dag wachten op antwoord van [bijnaam 9]
[medeverdachte 7] :
Dit zegt [bijnaam 2] over [beoogd slachtoffer 3]
Volgens mij weet je niet wat er moet die [beoogd slachtoffer 3] was he hij had [bijnaam 9] bijna genakt die bo had gps onder me auto gegooit en met info aan die [beoogd slachtoffer 3] gegeven had een keer afspraak met [bijnaam 9] in brussel en toen ik weg reed reed een audi station achter me aan met molukkers er in toen ze zagen dat ik alleen was reeden ze meteen terug om te kijken of die andere er nog was ze dachten dat ie bij me zou instappen die man moet weg ga em niet de kans geven om het nog eens te proberen
[medeverdachte 1]
: T7an a broer direct T7annnnnn [15]
Berichten van 13 en 15 augustus 2015 tussen [verdachte] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 1] ) en [medeverdachte 5] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 5] )
[verdachte] :
Bro [bijnaam 12] gaat je mailen haal paar foto’s bij hem op ga je zaterdag zeggen wat je er meemoet doen en bewaar ze niet thuis bro dikke kus
[Ennetcom-gebruikersnaam 11] @ennetcom.com
Dit is [bijnaam 12] ze mail tekst em en pak die foto’s van hem bewaar ze niet thuis
[medeverdachte 5] :
Iwa leg me even uit wat die foto’s zijn bro. Dan weet ik gelijk wat ik in handen heb.
[verdachte] :
Is foto van de [bijnaam 10] en die [persoon 5] [persoon 19] en nog iemand snapje em nu
[medeverdachte 5] :
Ja ik snap m broeder. Had je goed gesprek met [bijnaam 5] ?
[verdachte] :
Ja zoiezo bro eerste gesprek wat ie me stuurt is we hebben onze patron nodig hahahahahahahahahaha
[medeverdachte 5]
omdat [bijnaam 9] nu vastzit man. Dus ik dacht als jij vrij was dan was alles makkelijk. Heb je al datum van je zitting?
[…]
[medeverdachte 5] :
Inchallah broer. Die foto’s moet ik gewoon ergens bewaren toch? Tot je me zegt hoe en wat?
[verdachte] :
Ja ga je nog pap laten brengen een barkie doezoe en een nummer en een foto van die [bijnaam 10] met ze adres er in moet je die nr smsen en die paps en info afgeven
Berichten van 15 augustus 2015 tussen [medeverdachte 5] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 5] ) en [Ennetcom-gebruikersnaam 11]
[medeverdachte 5] :
Salam bro, hoe is het. Kan ik je straks zien om die foto’s te pakken. Groetjes [bijnaam 7]
[…]
[medeverdachte 5] :
10 min max. Waar in west? Zelfde plaats als vorige keer? En welke auto zit je
[Ennetcom-gebruikersnaam 11] :
Nee kom bij turkse moskee vlakbij [locatie]
[…]
Berichten van 15 augustus 2015 tussen [verdachte] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 1] ) en [medeverdachte 7] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] )
[medeverdachte 7] :
OKee topp ga em zeggen bro
Dikke conna s daarbinnen he
[verdachte] :
Bro deze bajes waar ik zit alleen maar gekke killers a zebbie iedereen zit hier voor moord hahahahahhahaha en ze hebben honger als de gekkk
[medeverdachte 7] :
Hahaha gruwelijkkk
Dikke uitzendbureau hoor
[verdachte] :
Ben ze aan het scouten[…]
die hele team van die tattoe gasten zijn ook met ons zorg al 2 jaar voor ze hier binnen je gaat zien ouwe
[…]
Berichten van 18 augustus 2015 tussen [medeverdachte 2] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 2] ) en [medeverdachte 1] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 4] )
[medeverdachte 2] :
Die tattoos willen alvast ton voorschot voor [bijnaam 10] en [beoogd slachtoffer 3] . Die baas van hun zit naaste [bijnaam 1] als ik met hem tekst.
Ze je eerlijk heb wel vertrouwen in hun. Wat zeggen jullie??
[medeverdachte 1]
Ik zeg zeker JA maar niet nu
Eerst horloges van [bijnaam 9] regelen
En als [bijnaam 9] er is dan beslissingen voor hitters
Maar gaan nu geen ton geven
Berichten van 27 augustus 2015 tussen [verdachte] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 1] ) en [medeverdachte 7] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] )
[verdachte] :
Ben bezig met die dikke van die moter club heb iemand geregeld die bij em in de club zit die em gaat brengen hahahahhahahahahahhahahahaha
[medeverdachte 7] :
Gruwelijk dat is top
Gister hadden we bijna die ene flikker he
Ze kk moer is op nippertje gevlucht
Berichten van 11 september 2015 tussen [medeverdachte 2] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 2] ) en [medeverdachte 7] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] )
[medeverdachte 2] :
Ja iemand gaat daar nu heen. [bijnaam 9] zei geef [bijnaam 2] die 75 voor die tattoos
[medeverdachte 7] :
Oke bro
Berichten van 17 september 2015 tussen [verdachte] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 1] ) en [medeverdachte 7] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] )
[verdachte] :
ej trouwens ff iets anders [bijnaam 4] zei je toch van die 75 of niet voor die je weet wel wat
[medeverdachte 7] :
nog steeds ouwe hahhaha
Ja man ik weet bro
Waar moet dat heen dan ???
Berichten van 17 september 2015 tussen [medeverdachte 8] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 6] ) en [medeverdachte 7] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] )
[medeverdachte 7] :
75 k afgeven aub bro [telefoonnummer]
Alleen smsen
Gebruik nieuw nr en gelijk nr dumpen
Is voor iemand hitten hahahah
Ref tatoo
[medeverdachte 8] :
Hahaha gruwelijk staat bro
75kp reageert niet op sms
[medeverdachte 7] :
Oke bro
Berichten van 17 en 18 september 2015 tussen [medeverdachte 7] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] ) en [verdachte] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 1] )
[medeverdachte 7] :
Ze reageren niet op sms voor die 75 kop
Dat je. Weeet
[verdachte] :
Ja 4 dagen is ie er pas die ezel hij zou er al 16e zijn
[medeverdachte 7] :
Ke bro we w8en no stresss
Salam bro
10 k is afgegeven aan [bijnaam 8]
Mag ik alleen nog weten voor wat t is
Dan noteer ik dat erbij
Lijpe boekhouder ah broer hahaha
En die man reageert niet op sms voor die 75 k
Bericht van 20 september 2015 van [verdachte] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 1] ) aan [medeverdachte 7] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] )
[verdachte] :
Die 10 kop is voor mij je weet heb paar boys waar ik voor zorg in de bajes je weet soldaten geef ze 5barkies enzo om boodschappen te doen me neefje is jarig en die onzin je weet zelf alles kost geld hahahahahaha en die 75 is met 4 dagen bro sms die nummer die ik je gaf
Berichten van 20 september 2015 tussen [verdachte] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 1] ) en [medeverdachte 5] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 5] )
[verdachte] :
Heb je die foto’s nog die je had opgehaald van die [bijnaam 12] zie je een nigger toch kan je die foto op een mail zetten en die e-mail en wachtwoord naar me toe sturen
[medeverdachte 5] :
Ok broer. Zal ze allemaal zetten of alleen die zwarte?
[verdachte] :
Alleen die zwarte [beoogd slachtoffer 4] of zo staat er onder
[medeverdachte 5] :
Ok. Ik ga dat morgen doen dan in internetcafe broer.
Een gesprek van 25 september 2015 tussen [medeverdachte 7] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] ) en [medeverdachte 8] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 6] )
[medeverdachte 7] :
Salam bro
Kijk aub of die nokia nr al aan is voor die 75 k afgeven
En gooi strx sleutels van [bijnaam 22] in me brievenbus aub
[huisnummer] is me huisnr
[medeverdachte 8] :
5pk afgegeven
Sleutel ligt in je bus
Nokia heeft niet gereageerd
Berichten van 29 september 2015 tussen [verdachte] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 1] ) en [medeverdachte 7] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] )
[verdachte] :
Ewa snelle heb je die man te pakken gehad hij is al terug voor die 75
[medeverdachte 7] :
Nee man bro. Ik ga weer ff kijken dan
[verdachte] :
Ga je nu bellen wella
[medeverdachte 7] :
Ik heb bericht gestuurd. Dta ze moeten smsen. Dus ze gaan gelijk smsen. Ik w8 op reactie
[verdachte] :
Ok is goed ben hier met die man
Berichten van 29 september 2015 tussen [medeverdachte 8] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 6] ) en [medeverdachte 7] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] )
[medeverdachte 8] :
Oke hij regeert komt zo naar adam
[medeverdachte 7] :
Oke bro
Hoor je als is gelukt
[medeverdachte 8] :
10kp futsal afgegeven
[medeverdachte 7] :
Oke thnx
Over hoelang is die man van 75 k er ?? 10 kp futsel afgegeven
[medeverdachte 8] :
Met een uurtje ong. Hij zat in friesland
[medeverdachte 7] :
Oke bro
Is voor iemand kieren he hahahahahahahahahahaha
Maar deze jongen weet van niks
Is iemand die gaat als het goed is
Ze eigen gabber geven hahahahahahha
Zieke mensen hahah
Ben benieuwdddd of ze ons nakken of niet
[medeverdachte 8] :
Hahahahahahahahahahahahahahahahahaha lijp man. Als ze maar niet nakken kk jochies
[medeverdachte 7] :
is voorschot als ze nakken nakken ze niet veel
En staan ze ook op de lijst hahahah
Als ze seriues zijn krijgen ze veel meer
En is er veeeel werk voor ze
Vieze groep deze hoor
Als we deze hebben pfffff
Ze iedereen nakken
Ze moeten niet aans ons gelinkt worden oe saffi
Want iedereen vertrouwt ze
Bericht van 29 september 2015 van [medeverdachte 8] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 6] ) aan [medeverdachte 7] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] )
[medeverdachte 8] :
Subject: Afgegeven
75 000 Tatoo 29-09-2015 22:40 uur
Berichten van 29 september 2015 tussen [medeverdachte 7] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] ) en [medeverdachte 1] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 4] )
[medeverdachte 7] :
75 k Tatoo 29-09-2015 22:40 uur
Afgegeven aan die gasten van [bijnaam 3]
[medeverdachte 1] :
Wil t opslaan maar jij heb nog al mn notities.
6.2.5.
Uitleg van de berichten
Mede in het licht van hetgeen over [beoogd slachtoffer 3] en [beoogd slachtoffer 4] is beschreven leidt het hof uit de hierboven aangehaalde berichten af dat door in elk geval [verdachte] het plan is opgevat om [beoogd slachtoffer 3] en [beoogd slachtoffer 4] om het leven te laten brengen. Daarover heeft hij in de gevangenis contact gehad met zijn medegedetineerde [persoon 17] , die behoorde tot de zogeheten ‘tattookillers’. [verdachte] heeft afgesproken dat de (verder onbekend gebleven) ‘tattoos’ [beoogd slachtoffer 3] en [beoogd slachtoffer 4] voor € 500.000,00 zouden vermoorden. Ze vroegen € 100.000,00 als voorschot. Dit laat [verdachte] weten aan [medeverdachte 7] . Aan [medeverdachte 7] legt [verdachte] uit waarom ook [beoogd slachtoffer 3] dood moet. [medeverdachte 7] raakt daarvan onmiddellijk overtuigd en deelt dat ook met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , die ook instemmen met het plan. Voordat alles in gang gezet kan worden is er wel de goedkeuring nodig van [persoon 27] , die kennelijk als de ‘grote baas’ kan worden aangemerkt. Hij is uiteindelijk akkoord gegaan, maar heeft gezegd dat er € 75.000,00 als voorschot moet worden betaald. [medeverdachte 7] heeft vervolgens met [medeverdachte 8] afgesproken dat hij dat geld, dat bedoeld is voor de ‘hitters’, afgeeft. Uit de berichten blijkt dat [medeverdachte 8] dat uiteindelijk ook heeft gedaan. Ondertussen heeft [verdachte] met [medeverdachte 5] geregeld dat hij bij ‘ [bijnaam 12] ’ een foto van [beoogd slachtoffer 4] ophaalt, waarbij [verdachte] ook aankondigt dat het adres van [beoogd slachtoffer 4] en een bedrag van € 100.000,00 (‘barkie doezoe’) – welk bedrag dus overeenkomt met het bedrag dat [verdachte] kort daarvoor aan [medeverdachte 7] noemde – aan [medeverdachte 5] zullen worden gegeven, die dan moeten worden afgegeven.
Achteraf kan worden vastgesteld dat [beoogd slachtoffer 3] en [beoogd slachtoffer 4] niet om het leven zijn gebracht. Uit het dossier blijkt evenmin dat het tot een begin van uitvoering is gekomen van dit misdrijf waarop de gedragingen van [verdachte] en zijn mededaders waren gericht.
Genoemde feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van het hof redengevend voor het bewijs dat [verdachte] tezamen en in vereniging met anderen heeft gepoogd, door het betalen van € 75.000,00, één of meer personen te bewegen tot de moord op [beoogd slachtoffer 3] en [beoogd slachtoffer 4] .
Ten aanzien van het medeplegen overweegt het hof dat, zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, tussen [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 1] en [persoon 27] sprake was van zodanige nauwe en bewuste samenwerken dat sprake is van medeplegen.
6.2.6.
Alternatief scenario
[verdachte] heeft – samengevat – verklaard dat hij vanuit detentie geen andere mogelijkheid meer had om geld, dat van hem was dan wel waar hij anderszins recht op had, los te krijgen van zijn gesprekspartners door hen (in de woorden van het hof) ‘op te lichten’ met een compleet verzonnen verhaal over de liquidatie van [beoogd slachtoffer 3] en [beoogd slachtoffer 4] . In zoverre heeft [verdachte] dus de inhoud en strekking van de hierboven beschreven berichten erkend. Volgens [verdachte] heeft hij echter nooit daadwerkelijk met [persoon 17] over de
liquidatie van [beoogd slachtoffer 3] en [beoogd slachtoffer 4] gesproken, maar hij heeft ervoor gezorgd dat het geld dat voor de zogenaamde liquidatie werd vrijgemaakt niet bij de ‘tattoos’ terecht kwam maar aan zijn toenmalige zwager werd afgegeven. Daarna is het geld in het voorjaar van 2016 naar Marokko gebracht, zodat zijn zus daarmee een Mercedes G-Klasse kon invoeren. Dat was volgens [verdachte] om haar tevreden te houden, omdat zij door hem – voor haar eigen veiligheid – in Marokko moest blijven. Die invoer kostte ongeveer € 60.000,00. Met het resterende bedrag is een lening afgelost waarmee eerder (namaak Cartier-) armbandjes zijn gekocht voor de toenmalige vriendin van [verdachte] .
Het hof hecht geen geloof aan deze verklaring van [verdachte] . Gelet op het milieu waarin [verdachte] verkeerde is dit scenario al bijzonder ongeloofwaardig, omdat hij zich daarmee in een – voor hem en zijn naasten – potentieel zeer gevaarlijke situatie zou storten. Het is immers onwaarschijnlijk, ondanks het andersluidende betoog van de verdediging, dat zijn kompanen zich zonder enige consequentie onder valse voorwendselen € 75.000,00 afhandig zouden laten maken. Dit geldt te meer nu het volgens [verdachte] , zo verklaarde hij ter terechtzitting in hoger beroep, in ‘zijn wereld vooral om vertrouwen gaat’. Bovendien blijkt uit de berichtenwisselingen van na de afgifte van het geld van geen enkele animositeit tussen [verdachte] en de rest van de betrokkenen. [verdachte] heeft – zoals uit de bespreking van ZD5 nog zal blijken – in elk geval in oktober 2015 contact met [persoon 1] over de liquidatie van de [beoogde slachtoffers 1 en 2] , waarbij hij verwijst naar [medeverdachte 2] voor de verdere afhandeling – en met wie hij op dat moment blijkbaar dus nog steeds op goede voet staat.
De verklaring van [verdachte] is bovendien ongeloofwaardig, omdat hij ter terechtzitting in hoger beroep beweerde dat hij tot deze actie is overgegaan, omdat hij vanwege zijn detentie dringend geld nodig had. Dan verbaast het dat vervolgens de stelling wordt ingenomen dat het geld, via zijn zwager, is afgegeven aan zijn zus voor de invoer van een auto. Dit laatste onderdeel van zijn verklaring heeft [verdachte] bovendien pas in hoger beroep naar voren gebracht. Bij de rechtbank wilde [verdachte] niet verklaren waar het geld terecht was gekomen. In hoger beroep heeft [verdachte] zijn verklaring trachten te onderbouwen met een schriftelijke verklaring van zijn zus, voorzien van een invoerbewijs uit 2016 en foto’s van een Mercedes G-klasse en armbanden, die daarin beweert € 73.000,00 van [verdachte] te hebben gekregen. Dat zou op zich best waar kunnen zijn, aangezien [verdachte] vanwege zijn (naar eigen zeggen) handel in drugs vermoedelijk over grote contante geldbedragen kon beschikken. Maar uit de verklaring van de zus van [verdachte] valt in het geheel niet op te maken dat juist het in de Ennetcom-berichten genoemde bedrag van € 75.000,00, dat in opdracht van [medeverdachte 7] door [medeverdachte 8] is overgedragen, uiteindelijk bij zijn zus terecht is gekomen. Juist op dat doorslaggevende onderdeel is het door [verdachte] gepresenteerde alternatieve scenario niet onderbouwd en ook anderszins vindt het geen steun in het dossier. Berichten die erop duiden dat [verdachte] op bepaalde momenten geen contact met [medeverdachte 2] – die, zo begrijpt het hof, bij ‘ [bijnaam 9] ’ misschien informatie kon inwinnen over het geld van [verdachte] – kon krijgen, berichten of verklaringen waaruit zou blijken dat hij door anderen niet of minder serieus werd genomen of berichten tussen [verdachte] en zijn zus over een Mercedes G-klasse, zijn daartoe in elk geval volstrekt onvoldoende.
Aan de geloofwaardigheid van de verklaring van [verdachte] wordt bovendien afbreuk gedaan nu zijn verklaring dat hij vanwege zijn detentie dringend het geld nodig had, niet strookt met de hierboven weergegeven berichten van 17, 18 en 20 september 2015 tussen hem en [medeverdachte 7] , waaruit blijkt dat op verzoek van [verdachte] € 10.000,00 voor hem beschikbaar is gesteld. En ter terechtzitting in hoger beroep heeft [verdachte] – geconfronteerd met de berichten waaruit volgt dat het bedrag van € 75.000,00 onder ‘ref tatoo’ moest worden weg geboekt – verklaard dat de term ‘tattoos’ nooit door hem is gebruikt, wat niet strookt met de inhoud van het bericht van 15 augustus 2015 tussen hem en [medeverdachte 7] waarin [verdachte] schrijft “die hele team van de tattoe gasten zijn ook met ons”. Ten slotte heeft [verdachte] verklaard dat hij slechts gesproken heeft over ‘ [bijnaam 10] ’ van wie hij niet wist dat dit [beoogd slachtoffer 4] betrof en dat hij [beoogd slachtoffer 4] niet kende, wat weer niet klopt gelet op hetgeen hierboven is opgemerkt in verband met de vaststelling dat met [bijnaam 10] , [beoogd slachtoffer 4] is bedoeld. [verdachte] bericht nota bene zelf aan [medeverdachte 5] , als die een foto van hem moet doorsturen, over “ [beoogd slachtoffer 4] ”.
Volgens de verdediging kunnen de berichten tussen [verdachte] en [medeverdachte 5] van 13 en 15 augustus 2015 over het ophalen van foto’s en van 20 september 2015 over het doorsturen van een foto ‘van die zwarte, [beoogd slachtoffer 4] staat eronder’ niet meewerken tot het bewijs, omdat (i) [medeverdachte 5] (als getuige in hoger beroep) en [verdachte] hebben verklaard dat de foto’s zijn verstrekt aan [medeverdachte 5] met als doel dat hij zou weten wie ‘tegenstanders’ waren voor wie hij moest uitkijken en (ii) nergens uit blijkt dat [medeverdachte 5] daadwerkelijk een foto van ‘die zwarte [beoogd slachtoffer 4] ’ aan [verdachte] heeft doorgestuurd, terwijl beiden dat ontkennen. Het hof verwerpt ook dit verweer. Als getuige heeft [medeverdachte 5] – samengevat – verklaard dat hij bij [verdachte] heeft geïnformeerd voor wie hij moest uitkijken en [verdachte] zou hem gezegd hebben dat hij wat foto’s van ‘tegenstanders’ zou bezorgen. Deze verklaring, die [verdachte] weliswaar heeft bevestigd, acht het hof ongeloofwaardig. Uit de berichten van 13 en 15 augustus 2015 blijkt immers dat [verdachte] aan [medeverdachte 5] opdraagt foto’s op te halen bij ‘ [bijnaam 12] ’ en dat hij ‘zaterdag zal zeggen wat [medeverdachte 5] er mee moet doen’. Dat duidt in het geheel niet op een lijstje foto’s waarvan [medeverdachte 5] , zoals hij heeft gesteld, wist dat hij ze zou ontvangen en waarvoor ze dienden. Hij zegt zelfs tegen [verdachte] “leg me even uit wat die foto’s zijn bro”. Daarnaast krijgt [medeverdachte 5] op 20 september 2015 van [verdachte] de instructie de foto van [beoogd slachtoffer 4] in een e-mail klaar te zetten. Ook dat correspondeert niet met de stelling dat de foto’s bedoeld waren voor [medeverdachte 5] als visueel lijstje van personen voor wie hij moest uitkijken. Dat uit het dossier niet blijkt dat [medeverdachte 5] daadwerkelijk aan de opdracht heeft voldaan doet aan de gegeven instructie niet af. En het hof merkt daarbij op dat deze instructie eveneens zeer slecht past bij het door [verdachte] geschetste scenario dat de berichten over de voorgenomen liquidatie van [beoogd slachtoffer 3] en [beoogd slachtoffer 4] verzonnen zijn om geld los te krijgen.
De verdediging heeft ter onderbouwing van het scenario van [verdachte] ten slotte nog een beroep gedaan op een korte schriftelijke verklaring van [medeverdachte 7] van 9 juli 2023 en een schriftelijke verklaring van [medeverdachte 7] van 30 augustus 2024 (bestaande uit antwoorden op de vragen van de verdediging die naar verluidt via de raadsman van [medeverdachte 7] zijn verkregen), die op verzoek van de verdediging op de eerste dag van de inhoudelijke behandeling in hoger beroep in het dossier zijn gevoegd. Het hof merkt daarover in de eerste plaats op dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat deze verklaringen inderdaad van [medeverdachte 7] afkomstig zijn, bijvoorbeeld vanwege de verschillen in handtekening onder deze verklaringen, vergeleken met de handtekening op de kopie van het paspoort van [medeverdachte 7] . Reeds hierom slaat het hof geen acht op deze verklaringen. Maar zelfs als moet worden aangenomen dat de verklaringen daadwerkelijk van [medeverdachte 7] afkomstig zijn, valt daaruit in het geheel niet op te maken hoe de beschreven antwoorden tot stand zijn gekomen. [medeverdachte 7] moet (na een inmiddels onherroepelijke veroordeling in onderhavige zaak tot een gevangenisstraf van 18 jaar) als voorvluchtig worden beschouwd, waardoor een getuigenverhoor – dat voldoet aan de eisen die daaraan in het Wetboek van Strafvordering worden gesteld – van hem niet heeft kunnen plaatsvinden. Nu enige vorm van controle van deze schriftelijke verklaringen onmogelijk is gebleken, kan er ook daarom geen acht op worden geslagen.
6.2.7.
Conclusie
Al het voorgaande leidt tot oordeel dat het alternatieve scenario dat [verdachte] naar voren heeft gebracht niet aannemelijk is geworden, zodat het verweer strekkende tot vrijspraak wordt verworpen. Dat betekent dat feit 5 kan worden bewezen.
6.3
Voorbereidingshandelingen liquidatie [beoogde slachtoffers 1 en 2] (feit 2)
6.3.1
Inleiding
[verdachte] wordt er, samengevat, primair van beschuldigd dat hij in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 21 november 2015, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, twee automatische vuurwapens voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van de moord op [beoogd slachtoffer 1] en zijn broer [beoogd slachtoffer 2] (hierna ook: de [beoogde slachtoffers 1 en 2] ). Subsidiair is dit ten laste gelegd als (het medeplegen van) poging tot uitlokking van [persoon 1] om met anderen de [beoogde slachtoffers 1 en 2] te vermoorden en meer subsidiair als (het medeplegen van) uitlokking van (het medeplegen van) voorbereiding van de moord op hen.
6.3.2
Standpunt Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen. Uit het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 23 december 2021 in de strafzaak tegen bovengenoemde [persoon 1] volgt dat [persoon 1] en [persoon 20] zich op 21 november 2015 schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen die zagen op de liquidatie van de [beoogde slachtoffers 1 en 2] . Uit het dossier blijkt dat [verdachte] het contact met [persoon 1] heeft gelegd, de gewenste liquidatie met hem heeft voorbesproken (onder meer door afspraken te maken over de prijs en door hem van een e-mailadres te voorzien om een auto te regelen), hem heeft toegezegd wapens te regelen voor die actie en hem vervolgens in contact heeft gebracht met [medeverdachte 2] voor de verdere uitvoering van de liquidatie. Deze rol is volgens de advocaat-generaal van zodanig gewicht dat [verdachte] kan worden aangemerkt als medepleger van de genoemde voorbereidingshandelingen.
6.3.3
Standpunt verdediging
De raadslieden hebben zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] van de verschillende ten laste gelegde varianten dient te worden vrijgesproken. In de kern samengevat komt hun betoog erop neer dat voor ogen dient te worden gehouden dat uit het dossier niet blijkt dat [verdachte] aanleiding had om de [beoogde slachtoffers 1 en 2] iets aan te doen, terwijl er verschillende andere personen en groeperingen waren die deze aanleiding wél hadden. Door de rechtbank is ten onrechte uit de Ennetcom-berichten van 10 oktober 2015 afgeleid dat [verdachte] de bedoeling had om [persoon 1] te bewegen tot de moord op de [beoogde slachtoffers 1 en 2] dan wel tot het plegen van voorbereidingshandelingen daartoe. In werkelijkheid ging het in de berichtenwisselingen over een incasso-opdracht, in een poging om het onder 6.2.6 genoemde geld terug te halen. Op basis van het dossier kan dan ook niet worden vastgesteld dat [verdachte] (voorwaardelijk) opzet op de dood van de [beoogde slachtoffers 1 en 2] heeft gehad. Zelfs als de uitleg die de rechtbank aan de Ennetcom-berichten heeft gegeven wel juist is, geldt dat [verdachte] niet een bijdrage heeft geleverd van voldoende gewicht om hem te kunnen aanmerken als medepleger van een van de ten laste gelegde varianten.
Op het standpunt van de verdediging zal hierna verder worden ingegaan.
6.3.4
Gebeurtenissen op 21 november 2015
In lijn met hetgeen het hof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 23 december 2021 in de strafzaak tegen [persoon 1] heeft overwogen, stelt het hof het volgende vast over de gebeurtenissen voorafgaand op en kort voor 21 november 2015.
Op zaterdag 21 november 2015 rond 02.40 uur kwam de politie ter plaatse naar aanleiding van een melding over een verdachte man die zich enkele minuten daarvoor ophield in de tuin van de [adres 1] in Utrecht, nabij de [adres 2] . De verdachte zou een man zijn met een lange zwarte jas en hij zou een petje dragen, dat hij onderweg zou zijn verloren. Ter plaatse wordt de politie aangesproken door [getuige 1] die verklaarde dat de man was weggerend in de richting van de [adres 3] Hij zag dat de man op de hoek van de [adres 3] en de [adres 4] zijn pet verloor. [getuige 1] heeft nog even achter de man aangerend, maar raakte hem kwijt op de hoek van de [adres 3] en de [adres 1] . [getuige 1] heeft de pet later aangewezen aan de politie.
In de tuin van de [adres 1] , op de grond naast de heg, hebben verbalisanten twee automatische vuurwapens gevonden. Naast de wapens lag een geel oordopje/gele oorbeschermer. Halverwege de [adres 3] is een rood petje met witte strepen aangetroffen. Dit petje lag op de route die de vluchtende man volgens [getuige 1] had genomen.
Vastgesteld is dat de hiervoor genoemde wapens een kalasjnikov en een CZ waren, allebei met 29 patronen in het magazijn en één patroon in de kamer.
Op de gele oorbeschermer/oordopje en de rode pet zijn DNA-sporen gevonden. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft vastgesteld dat het DNA-hoofdprofiel van een monster van het oordopje/de oorbeschermer matcht met het DNA-profiel van [persoon 1] en dat het DNA-hoofdprofiel van een monster van het petje matcht met het DNA-profiel van [persoon 20] . Ook gelet op het overige bewijsmateriaal trekt het hof daaruit de conclusie dat het materiaal op het oordopje afkomstig is van [persoon 1] en het materiaal op het petje afkomstig is van [persoon 20] .
Aan de [adres 2] in Utrecht was horecagelegenheid ‘ [café] ’ (hierna: [café] ) gevestigd. In de nacht van 20 op 21 november 2015 waren de [beoogde slachtoffers 1 en 2] beiden hier aanwezig. [beoogd slachtoffer 2] heeft in zijn aangifte verklaard heel zeker te weten dat ze voor hem zijn gekomen. De criminele inlichtingendienst heeft hem en [beoogd slachtoffer 1] ongeveer zes/zeven jaar geleden gewaarschuwd dat zij op de lijst (het hof begrijpt: een dodenlijst) stonden. Ze kwamen op 20 november 2015 rond 23.40 uur aan op de [adres 2] in Utrecht. [beoogd slachtoffer 2] kwam hier bijna dagelijks.
Uit de historische telefoongegevens blijkt dat de telefoon van [persoon 20] op 21 november 2015 tussen 05.29 en 06.21 uur 19 keer een zendmast in Utrecht heeft aangestraald. Daarna heeft deze telefoon een reisbeweging gemaakt van Utrecht naar Dordrecht, waar [persoon 20] destijds woonde. De eerste zendmast in Utrecht die door [persoon 20] telefoon is aangestraald, bevindt zich op een afstand van hemelsbreed ongeveer 1,1 kilometer tot de [adres 2] in Utrecht, waar [café] is gevestigd. Voor en na de hiervoor genoemde periode zijn door [persoon 20] telefoon vooral zendmasten in Dordrecht aangestraald. Uit de telefoongegevens blijkt verder dat [persoon 20] in de periode van 20 november 2015 te 21.36 uur tot 21 november 2015 te 07.14 uur contact heeft gehad met [persoon 21] , het broertje van [persoon 1] .
6.3.5
Ennetcom-berichten
In de periode van 10 oktober 2015 tot 17 november 2015 hebben onder meer de volgende Ennetcom-berichtenwisselingen plaatsgehad tussen [verdachte] , [medeverdachte 2] en [persoon 1] .
Berichten van 10 oktober 2015 tussen [medeverdachte 2] en [persoon 1]
[medeverdachte 2] :
Had [bijnaam 13] wat met je besproken binnen? Op deze telefoon kan je gewoon vrij praten
(14:27 uur)
[persoon 1] :
haha, k ben t joh gek! Ik zit open toch[…]
Je zou wat voor me klaarleggen, ik zou er eventueel morgen om kunnen rijden
[medeverdachte 2] :
Ik sprak met hem, hij zei dat ik je naar een actie kon sturen
[persoon 1] :
Ik kan vrij praten toch? Je weet wat ik jou heb uitgelegd binnen, ik heb nu nog even een project, die moet ik nog afhandelen, daarna kan ik jou klus aannemen broer, maar ik had we’ll ff dat gene nodig waar ik je om vroeg, 2 kleine 1 grote alvast, en ik heb ff een nummer nodig van ogen, je weet wie ik bedoel toch
[medeverdachte 2] :
Je kan vrij praten. Ik ben broertje van die lange vriend trouwens dat je dat weet. Ben op de hoogte van alles. Ik heb 2kleine voor je maar helaas geen patronen. Van grote heb ik alles compleet
[persoon 1] :
Okeeee! Ik begon al te twijfelen of ik de juiste persoon sprak! Maar er zou laatst nog wat info afgegeven worden, en dat is niet gedaan. Die heb ik we’ll nodig broertje
[medeverdachte 2] :
Ik ben zn broertje. Ik heb je mailadres aan hem gegeven zodat hij je kon mailen en voor
(14.46 uur
) jezelf extra controle. Die info heb ik voor je
[persoon 1] :
Oke, laat hem mij mailen. Het liefst vandaag nog, en laten we morgen afspreken voor die info, het liefst een beetje op tijd, rond 12. Ik moet savonds weer terug zijn in de open kamp
[medeverdachte 2] :
Oke hij mailt me net toevallig. Heb het doorgegeven
(14.51 uur)
[persoon 1] :
Goed zo! Als we morgen af kunnen spreken, zet dan ook gelijk die kleintjes en die grote klaar voor me, die inhoud zoek ik we’ll op voor die kleintjes
[medeverdachte 2] :
Ok ben zelf in het buitenland. Die jongen die het jou gaat geven die geeft je alle info
[persoon 1] :
Weet die jongen mij te bereiken?
[medeverdachte 2] :
Ja zeker
(14:59 uur)
Hij heet [bijnaam 14] hij zal je morgen mailen
Berichten van 10 oktober 2015 tussen [verdachte] en [persoon 1]
[verdachte] :
Yooooo snelle weet je al hoe deze werkt of niet ??
(14.56 uur)
[persoon 1] :
[bijnaam 15] ?!
[verdachte] :
Hahahahahaahahhaahhahha faka [bijnaam 13]
[persoon 1] :
Okeeee dan!!! Ik dacht al man, met wie praat ik net! Want hij wist niet alles, dus wilde dit ding alweer bijna weg donderen, hahaha maar hier is alles goed
[verdachte] :
Nee maak je niet druk ik ben het hij zei me net tekst hem zodat je weet dat het goed zit hoe is het daar nog bekende die [persoon 22] sprak iemand hier die zei ej die [bijnaam 16] is hier en hij is meteen al bezig met trainen hahahahaa
[persoon 1] :
Hahahahaaa, gewoon doorgaan toch! Gas erop! En jullie daar dan? Hebbie het alweer opgepikt, of is het nog altijd hetzelfde verhaal, luilekker land haahhahh
[verdachte] :
Ik doe niks dat weet je toch hahahahaha
Luister dan hoe snel wil je aan de slag heb nu een mooie voor je kan je meteen aan de slag
[persoon 1] :
Je weet toch dat ik nog een project heb, die moet ik eerst afhandelen, dat is een klus die ik al heb aangenomen. En daar heb ik nog even wat tijd voor nodig, ik kan maar beperkt bewegen. Maar zodra die klus is geklaart, neem ik de jouwe
[verdachte] :
Hoe lang denk je dat je klaar bent
[persoon 1] :
Weekje of 2, 3 max!
[verdachte] :
Kan je niet snel deze doen en dan die als tweede anders moet ik em aan iemand anders geven voor je het weet komt die gast niet meer naar die plek waar die nu komt
[persoon 1] :
Prijs?
[verdachte] :
100
[persoon 1] :
25 procent voor af, die 2 kleine en die grote heb ik nodig, en info! Morgen gelijk mee geven aan [bijnaam 14] ! 2 tot 3 weken max, dan trek ik deze we’ll voor!
Akkoord?
[verdachte] :
Ok wanneer wil je die spullen allemaal hebben?? En die pap en info
[persoon 1] :
Ik heb je broertje net gesproken, morgen zou [bijnaam 14] contact met me opnemen, laat we het dan allemaal afhandelen, kan ik gelijk aan de slag! ik had doorgegeven het lieft eind van de ochtend, begin van de middag, savonds moet ik weer terug, om 7 uur binnen zijn. En ik heb een nummer nodig van [bijnaam 12]
[verdachte] :
heeft ook zoon ding van me gekregen kan je ze mail geven kan je met em praten maar heb je waggie nodig via hem??
[persoon 1] :
Ja, geef hem mijn mail, indd, ik heb dat van hem nodig!
(15.28 uur)
[verdachte] :
Heeft [bijnaam 12] je gemailt
(15.53 uur)
[persoon 1] :
Nee, nog niet! Ik begrijp dat je het hebt doorgegeven. Dus ik wacht het af. Je broertje stuurt net een bericht, ik zei tegen hem dat ik morgen de bericht afwacht, en daarna gelijk naar die persoon toe ga
[…]
[verdachte] :
Als je vragen hebt tekst me broertje hij regelt alles verder als ik niet reageer
Berichten van 10 oktober 2015 tussen [persoon 1] en [Ennetcom-gebruikersnaam 11]
:
Joo broer faka met [bijnaam 12] hoe is et ouwe
[persoon 1] :
Heb jij dat ene waar ik om vroeg al voor me klaar staan?
[Ennetcom-gebruikersnaam 11] :
Wanneer kom je langs
Berichten van 10 oktober 2015 tussen [medeverdachte 2] en [persoon 1]
[medeverdachte 2] :
Dit is die jongen die je die spullen gaat geven. Klik op die mailadres dan kan je hem een bericht sturen [Ennetcom-gebruikersnaam 10] @ennetcom.com
[persoon 1] :
Ok top!
Een bericht van 11 oktober 2015 tussen [persoon 1] en [persoon 12]
[persoon 1] :
Hey kerel, wij hebben vandaag een afspraak staan. Ik ben om 12 bij jou.
(09.11 uur)
[persoon 12] :
Ja klopt bro ik zie je 12 uur je weet waar toch
[persoon 1] :
Ik heb de adres door gekregen broeder, ik zie je zodalijk
(09.58 uur)
[persoon 1] :
Ik ben er
(11.56 uur)
[persoon 12] :
Oke geef me 5min
[persoon 1] :
Ok
[persoon 12] :
Ben er
(12.04 uur)
[persoon 12] :
[adres 2]
(12.33 uur)
Die rechter en op die andere foto is die ander
Uit het dossier blijkt dat de twee foto’s waarover [persoon 12] schrijft foto’s zijn van de [beoogde slachtoffers 1 en 2] . De foto van [beoogd slachtoffer 1] betreft dezelfde foto als door [medeverdachte 2] op 19 september 2015 aan [medeverdachte 1] is gestuurd.
Berichten van 11 oktober 2015 tussen [medeverdachte 2] en [persoon 1]
[medeverdachte 2] :
Oke adres heb je toch? Het zijn twee broers waarvan we 1 belangrijker vinden dan de ander. Met baard moeten we hebben. Mochten ze met zn 2 zijn dan moeten allebei weg, maar met baard is ons doel. Ik stuur je hun foto. Als je vragen hebt moet je die stellen.
[persoon 1] :
Ik heb alles, alleen ik had begrepen, dat het om 1 persoon ging. Vandaag werd het me pas duidelijk dat het er 2 waren. Maar daar gaan we neem ik aan gewoon samen uitkomen
[medeverdachte 2] :
Dit is ons hoofddoel! Is 1 en dezelfde persoon.
Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 2] twee foto’s van [beoogd slachtoffer 2] aan [persoon 1] verstuurt.
[medeverdachte 2] :
Dit is zn broertje. Op die 1ste foto zie je hem zitten met verband om zn pols
Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 2] twee foto’s van [beoogd slachtoffer 1] aan [persoon 1] verstuurt. De eerste foto is de eerder genoemde foto van [beoogd slachtoffer 1] die door [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] is gestuurd en door [persoon 12] aan [persoon 1] .
[medeverdachte 2] :
Ja voor ons is het belangrijk dat die met baard weggaat. Maar als zn broertje daar is, is mooi meegenomen. Daar komen we samen uit
[…]
[persoon 1] :
Deze info had ik al
Top! Ik had er niet aan getwijfel. Jullie horen vanzelf wanneer ze met pensioen zijn
Berichten van 16 en 17 november 2015 tussen [medeverdachte 2] en [persoon 1]
:
Hey broeder! Ik heb begrepen van de jongens dat ze daar niet meer zijn geweest! Klopt dit?! Heb jij toevallig nog mensen laten kijken? Want dit weekend ben ik er de hele weekend ook bij bro
Hoe dan ook, vanavond zijn mijn jongens daar weer, dan weet je dat ook. Ik moet weer naar binnen, mijn broertje neemt deze tel weer over. Alles is nog goed hier voor de rest
[medeverdachte 2] :
Hee bro! Hij is binnen
[persoon 1] :
Ja shit man! Ik hoor net dat die klojo van een neef van me niks heeft georganiseert gisteren avond, ben echt fucking boos op die gozer! Lijkt we’ll of ik op niemand meer kan rekenen hier. Maar ik snap dat jij daar geen boodschap aan hebt. Zou ik ook niet hebben! Het is nu eenmaal een harde wereld. Wacht alsjeblieft maar gewoon tot ik er bij ben broeder. Het is in elk geval goed te horen dat ze er nog zijn. ik ben daar de hele weekend vanaf vrijdag avond. Mochten ze er dit weekend niet zijn, blijf ik weg van de open kamp om dit op te lossen, want ik word momenteel ook aangesproken voor de klus die ik voor de jouwe had aangenomen. Ik heb de hele situatie met open kamp gewoon verkeerd in geschat. Ik heb nog nooit gefaald! En iedereen die mij kent weet dit! Dus ik peins er niet over om hier in te falen. Blijf vertrouwen in me hebben bro!
6.3.6
Betrokkenheid van [persoon 1] , [persoon 20] en [medeverdachte 2]
Op basis van de hiervoor weergeven feiten en Ennetcom-berichten kan allereerst over de betrokkenheid van [medeverdachte 2] bij het aan [verdachte] ten laste gelegde het volgende worden vastgesteld.
Vanaf 10 oktober 2015 hebben [medeverdachte 2] en [persoon 1] op verschillende momenten met elkaar overlegd over de (voorbereiding en uitvoering van de) liquidatie van de [beoogde slachtoffers 1 en 2] . Uit de genoemde berichtenwisselingen blijkt dat:
  • [medeverdachte 2] [persoon 1] ‘naar een actie’ wilde sturen;
  • hij ‘2 kleine’ (het hof begrijpt: twee pistolen) zonder patronen en een ‘grote, alles compleet’ (het hof begrijpt: een aanvalsgeweer met munitie) voor [persoon 1] had;
  • hij vervolgens heeft geregeld dat [persoon 12] spullen ging geven aan [persoon 1] ;
  • [persoon 12] en [persoon 1] elkaar enkele uren later hebben ontmoet, waarna [persoon 12] gelijk het adres van [café] en foto’s van de [beoogde slachtoffers 1 en 2] aan [persoon 1] heeft toegestuurd;
  • [medeverdachte 2] aan [persoon 1] heeft uitgelegd dat de [beoogde slachtoffers 1 en 2] twee broers zijn, dat de één belangrijker is dan de ander maar dat ze ‘allebei weg moeten’ (het hof begrijpt: moeten worden gedood) als ze samen zijn, waarna [persoon 1] aan [medeverdachte 2] heeft bericht dat hij zal laten weten wanneer de [beoogde slachtoffers 1 en 2] ‘met pensioen’ (het hof begrijpt: gedood) zijn.
Dat [medeverdachte 2] het daadwerkelijk gemunt had op het leven van de [beoogde slachtoffers 1 en 2] vindt ook bevestiging in het feit dat hij is veroordeeld ter zake van betrokkenheid bij de latere liquidatie van [beoogd slachtoffer 1] en de poging daartoe van diens broer [beoogd slachtoffer 2] op 31 december 2015 in Kerkdriel. Voor (onder meer) de uitlokking van deze moord en de poging daartoe is [medeverdachte 2] op 23 december 2021 door het hof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf.
Over de betrokkenheid van [persoon 1] en [persoon 20] kan op basis van het voorgaande worden vastgesteld dat:
  • [persoon 1] in de correspondentie met [medeverdachte 2] – over de rol van [verdachte] in de correspondentie met [persoon 1] komt het hof hierna te spreken – duidelijk heeft gemaakt dat hij de [beoogde slachtoffers 1 en 2] zou gaan liquideren;
  • [persoon 1] zich bezig heeft gehouden met het regelen van de wapens ten behoeve van de liquidatie;
  • [persoon 1] vervolgens op verschillende momenten informatie heeft ontvangen over de [beoogde slachtoffers 1 en 2] en de plek waar zij te vinden zouden zijn – en waar zij dan dus gedood konden worden;
  • [persoon 1] op 17 november 2015 aan [medeverdachte 2] heeft bericht dat hij er niet over peinsde om te falen: als ‘ze’ (het hof begrijpt: de [beoogde slachtoffers 1 en 2] ) er dit weekend (het hof stelt vast: het weekend van zaterdag 21 november 2015) niet zijn, zal hij wegblijven van het ‘open kamp’ (het hof begrijpt: de Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) waar [persoon 1] op dat moment verbleef) om dit op te lossen;
  • de man die zich op 21 november 2015 ophield in de nabijheid van [café] , in de tuin van de [adres 1] , een rood petje droeg;
  • in deze tuin twee automatische vuurwapens zijn aangetroffen;
  • op de oorbeschermer/het oordopje die/dat naast deze vuurwapens lag DNA-materiaal van [persoon 1] zat;
  • op het petje dat is aangetroffen op de route die de vluchtende man had genomen DNA-materiaal van [persoon 20] zat;
  • de telefoon van [persoon 20] op 21 november 2015 tussen 05.29 uur en 06.21 uur in Utrecht was en zich vervolgens verplaatste naar Dordrecht, de woonplaats van [persoon 20] ; en
  • [persoon 20] in de periode van 20 november 2015 te 21.36 uur tot 21 november 2015 te 07.14 uur contact heeft gehad met de broer van [persoon 1] .
De voorgaande vaststellingen komen er in de kern op neer dat (i) [persoon 1] in de periode van 10 oktober 2015 tot 21 november 2015 op verschillende momenten bezig is geweest met de voorbereiding van de liquidatie van de [beoogde slachtoffers 1 en 2] , (ii) [persoon 1] en [persoon 20] zich vervolgens op 21 november 2015 hebben opgehouden nabij [café] , waar de [beoogde slachtoffers 1 en 2] zich volgens informatie van [persoon 12] mogelijk zouden ophouden – en waar zij die avond ook daadwerkelijk waren – en (iii) waar zij vervolgens met twee automatische vuurwapens, beide voorzien van 29 patronen in het magazijn en één patroon in de kamer, hebben staan wachten op de komst van de [beoogde slachtoffers 1 en 2] om hen onder vuur te nemen. Deze gedragingen van [persoon 1] en [persoon 20] – die in tijd en plaats zeer dicht bij de voltooiing van de voorgenomen liquidatie van de [beoogde slachtoffers 1 en 2] lagen – zijn zozeer gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf dat deze kunnen worden aangemerkt als een begin van uitvoering hiervan. Dat betekent dat [persoon 1] en [persoon 20] zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord op de [beoogde slachtoffers 1 en 2] .
Het hof merkt op dat het hof Arnhem-Leeuwarden in het genoemde arrest van 23 december 2021 [persoon 1] heeft veroordeeld ter zake van (het medeplegen van) de voorbereiding van (het medeplegen van) moord en niet de poging daartoe. Aan [persoon 1] was in die strafzaak echter alleen die eerste variant ten laste gelegd. De vraag of de gedragingen van [persoon 1] ook konden worden aangemerkt als (het medeplegen van) een poging tot moord lag aan het hof Arnhem-Leeuwarden dus niet voor.
6.3.7
Betrokkenheid [verdachte]
Dan is de vraag welke duiding moet worden gegeven aan de Ennetcom-berichtenwisselingen tussen [verdachte] en [persoon 1] op 10 oktober 2015. Volgens de verdediging zagen deze berichten op een incasso-opdracht; volgens de advocaat-generaal op de liquidatie van de [beoogde slachtoffers 1 en 2] .
Uit de hiervoor weergegeven berichtenwisselingen tussen enerzijds [medeverdachte 2] en [persoon 1] en anderzijds [verdachte] en [persoon 1] blijkt het volgende:
  • Op 10 oktober 2015 hebben [medeverdachte 2] en [persoon 1] door middel van Ennetcom-berichten contact met elkaar gehad. [persoon 1] verkeerde aanvankelijk in de veronderstelling dat hij contact had met [verdachte] ; hij vroeg [medeverdachte 2] immers of deze ‘ [bijnaam 15] ’ (de bijnaam die [persoon 1] in het latere mailcontact met [verdachte] voor hem gebruikte) was.
  • [persoon 1] schreef aan [medeverdachte 2] (naar hij dus dacht: [verdachte] ) dat hij nog even een project moest afhandelen, maar dat hij daarna de klus van [verdachte] kon aannemen. Daarbij gaf [persoon 1] aan dat hij wel datgene nodig had waar hij om vroeg: ‘2 kleine 1 grote’ (het hof begrijpt: twee pistolen en een aanvalsgeweer) alvast.
  • Om 14.46 uur werd het voor [persoon 1] duidelijk dat hij contact had met [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] berichtte vervolgens aan [persoon 1] dat hij diens e-mailadres aan [verdachte] had gegeven, zodat [verdachte] [persoon 1] kon mailen. [persoon 1] verzocht [medeverdachte 2] vervolgens ook om [verdachte] te vragen hem te mailen.
  • [medeverdachte 2] reageerde om 14.51 uur dat [verdachte] toevallig net mailde en dat hij het had doorgegeven. Verder berichtte [medeverdachte 2] aan [persoon 1] hij zelf in het buitenland was; de jongen die ‘het’ aan [persoon 1] zou geven en die hem ook alle info zou geven – ‘ [bijnaam 14] ’ – zou hem morgen gaan mailen.
  • Terwijl [medeverdachte 2] en [persoon 1] nog met elkaar aan het mailen waren, nam [verdachte] – om 14.56 uur – met een Ennetcom-bericht contact op met [persoon 1] . [verdachte] berichtte [persoon 1] dat [medeverdachte 2] hem zojuist had gevraagd om met [persoon 1] contact op te nemen, zodat die zou weten dat het goed zat.
  • Vervolgens stelde [verdachte] aan [persoon 1] de vraag hoe snel hij aan de slag wilde, met de mededeling dat hij een mooie klus voor hem had en dat [persoon 1] meteen aan de slag kon. Het was van belang dat [persoon 1] deze klus met voorrang oppakte, want ‘voor je het weet komt die gast niet meer naar die plek waar die nu komt’.
  • [verdachte] en [persoon 1] kwamen vervolgens voor de klus een prijs van 100 (het hof begrijpt: honderdduizend euro) overeen. [persoon 1] berichtte [verdachte] dat hij 25 procent vooraf wilde ontvangen en dat hij de twee pistolen, een aanvalsgeweer en info nodig had. Morgen moest dit gelijk worden meegegeven aan ‘ [bijnaam 14] ’. Hij zou deze klus dan wel voortrekken voor de andere klus. Op de vraag van [verdachte] wanneer [persoon 1] ‘die spullen’ (de vuurwapens dus), de ‘pap’ (het hof begrijpt: het papier, oftewel: het geld) en de info wilde hebben, antwoordde [persoon 1] dat hij [medeverdachte 2] net had gesproken en dat ‘ [bijnaam 14] ’ morgen met hem contact zou opnemen; daarna kon hij gelijk aan de slag.
  • [verdachte] sloot het mailcontact af met de opmerking dat [persoon 1] bij vragen [medeverdachte 2] moest teksten, die alles verder regelde als hijzelf niet reageerde. Anders dan door de verdediging is betoogd, begrijpt het hof deze opmerking aldus dat [verdachte] [persoon 1] zonder verdere beperkingen instrueerde om bij verdere vragen met [medeverdachte 2] contact op te nemen. De zinssnede ‘als ik niet reageer’ volgt immers na de zinssnede ‘hij regelt alles verder’ en niet na de zinssnede ‘Als je vragen hebt tekst me broertje’. Uit de beschikbare berichtenwisselingen blijkt ook dat [persoon 1] vanaf dat moment het contact met [medeverdachte 2] onderhield.
Uit het voorgaande blijkt dus dat (i) [medeverdachte 2] en [verdachte] op dezelfde dag, en op een gegeven moment zelfs tegelijkertijd, met [persoon 1] contact hadden over een klus, (ii) [medeverdachte 2] en [verdachte] in het mailcontact met [persoon 1] expliciet naar elkaar verwezen, (iii) [persoon 1] in het mailcontact met zowel [medeverdachte 2] als [verdachte] kenbaar maakte dat hij twee pistolen en een aanvalsgeweer wilde hebben, (iv) zowel [medeverdachte 2] als [verdachte] voor het verkrijgen van verdere informatie ten behoeve van de klus verwezen naar ‘ [bijnaam 14] ’ en (v) [verdachte] [persoon 1] uiteindelijk voor verdere vragen verwees naar [medeverdachte 2] . Onder deze omstandigheden is voor het hof buiten elke twijfel verheven dat [verdachte] en [medeverdachte 2] over dezelfde klus contact hadden met [persoon 1] . Zoals hiervoor is vastgesteld, betrof deze klus de opdracht tot liquidatie van de [beoogde slachtoffers 1 en 2] .
Dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] aanleiding zou hebben om de [beoogde slachtoffers 1 en 2] iets aan te doen, zoals door de verdediging is betoogd, volgt het hof niet. Daargelaten dat in het dossier informatie is opgenomen dat het gerucht ging dat de [beoogde slachtoffers 1 en 2] [verdachte] op 29 december 2012 zouden hebben gelokt naar de Staatsliedenbuurt – waar [verdachte] vervolgens onder vuur is genomen, geldt dat in het dossier verschillende berichten zijn opgenomen waaruit blijkt dat [verdachte] een grote afkeer koesterde jegens de [beoogde slachtoffers 1 en 2] . Zo schreef [verdachte] op 15 augustus 2015 aan [medeverdachte 7] dat hij de [beoogde slachtoffers 1 en 2] ‘uit het diepste van me hart haat’ en dat hij hen ‘gaat neuken’, waarop [medeverdachte 7] reageerde dat ‘die wel komen’ en dat die nog maar even ‘in angst moesten leven’. Op 18 augustus 2015 schreef [verdachte] aan [medeverdachte 7] dat hij ‘gewoon moet kotsen’ van hen (‘kk honden flikkers’), waarop [medeverdachte 7] herhaalde dat ‘die wel komen’ met de toevoeging dat ze hen ‘direct zullen geven’ zodra ze vrij gaan bewegen. Bij de duiding van de relatie tussen [verdachte] en de [beoogde slachtoffers 1 en 2] is tot slot ook niet zonder betekenis dat, zoals hiervoor al is opgemerkt, [medeverdachte 2] – degene dus die samen met [verdachte] het contact met [persoon 1] over de klus onderhield – is veroordeeld voor het, enkele maanden later, uitlokken van de (poging tot) moord op de [beoogde slachtoffers 1 en 2] .
Aan het voorgaande kan evenmin afdoen dat uit het dossier blijkt dat, zoals door de verdediging op zich terecht is opgemerkt, in het najaar van 2015 ook verschillende andere personen een belang zouden kunnen hebben gehad bij de liquidatie van de [beoogde slachtoffers 1 en 2] . Dit gegeven staat immers geheel los van de vaststelling dat (ook) [verdachte] deze wens had. Evenmin kan aan het voorgaande afdoen wat de verdediging heeft opgemerkt over de met [persoon 1] voor de liquidatie overeengekomen prijs van honderdduizend euro. Voor zover uit de door de verdediging genoemde berichten (randnummer 146 van de pleitnota) kan worden afgeleid dat er voor de daadwerkelijke liquidatie van [beoogd slachtoffer 1] op 31 december 2015 een prijs van 75 duizend euro is overeengekomen, zegt dit immers niets over de prijs die [persoon 1] voor zijn diensten (in totaal) zou ontvangen.
Wat hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat het door [verdachte] gepresenteerde scenario dat hij op 10 oktober 2015 met [persoon 1] contact onderhield over een incasso-opdracht niet te rijmen is met de bewijsmiddelen. Dit scenario is dus niet aannemelijk geworden. Ook overigens is in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen enkele steun voor het bestaan van een dergelijke incasso-opdracht te vinden. [persoon 1] heeft weliswaar ter terechtzitting in hoger beroep ten overstaan van het hof als getuige over een incasso-opdracht verklaard, maar hij heeft deze verklaring – nadat het hof op vordering van de advocaat-generaal een proces-verbaal verdenking meineed had opgemaakt – herroepen.
De vraag is vervolgens hoe de gedragingen van [verdachte] in het licht van de verschillende onder 2 ten laste gelegde varianten dient te worden beoordeeld.
6.3.8
Primair ten laste gelegde
De gedraging van [verdachte] is primair ten laste gelegd als het medeplegen van de voorbereiding van de moord (dan wel doodslag) op de [beoogde slachtoffers 1 en 2] . Daarbij is aan [verdachte] verweten dat hij tezamen met anderen twee automatische vuurwapens met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad. Het gaat hierbij, zoals ook door de advocaat-generaal is toegelicht, om de twee automatische vuurwapens die [persoon 1] en [persoon 20] op 21 november 2015 bij zich hadden toen zij zich nabij [café] ophielden.
Op grond van artikel 46, eerste lid, Sr, voor zover hier van belang, is voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld strafbaar, wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft. In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 27 januari 1994 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht inzake algemene strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen (Kamerstukken II 1990/91, 22268, nr. 3, p. 18) is opgemerkt dat onder ‘voorhanden hebben’ wordt verstaan ieder feitelijk aanwezig hebben met welk doel of krachtens welke titel dan ook. Voor dit ‘voorhanden hebben’ is niet nodig dat de dader te allen tijde onverwijld over het goed kan beschikken. Het omvat ook het kunnen beschikken over een goed dat elders is opgeslagen; een directe fysieke beschikkingsmacht is dus niet nodig.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad (zie bijvoorbeeld HR 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:193) volgt dat voor een veroordeling voor het – als pleger – voorhanden hebben van een voorwerp als bedoeld in artikel 46 Sr is vereist dat de verdachte het voorwerp opzettelijk aanwezig had. Dat houdt in dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het voorwerp, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van dat voorwerp of tot de exacte locatie daarvan. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Daarnaast vergt het voorhanden hebben van een voorwerp als bedoeld in artikel 46 Sr dat de verdachte feitelijke macht over het voorwerp kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeft het voorwerp zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden. Als het medeplegen van het voorhanden hebben van een voorwerp als bedoeld in artikel 46 Sr is tenlastegelegd, moet komen vast te staan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met een of meer anderen die was gericht op het voorhanden hebben van zo’n voorwerp. Ook dan is vereist dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van dat voorwerp, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van dat voorwerp of tot de exacte locatie daarvan. Daarnaast moet vaststaan dat de verdachte tezamen met de mededader(s) feitelijke macht over het voorwerp heeft kunnen uitoefenen in de hiervoor bedoelde zin.
Uit de hiervoor weergegeven Ennetcom-berichten volgt dat [verdachte] op 10 oktober 2015 in het contact met [persoon 1] over de liquidatieopdracht met hem heeft gesproken over de wapens waarover [persoon 1] wenste te beschikken – twee vuurwapens en een aanvalsgeweer. Uit de berichten kan verder worden afgeleid dat deze vuurwapens door ‘ [bijnaam 14] ’ aan [persoon 1] zouden worden gegeven. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat [verdachte] verder betrokken is geweest bij de levering van vuurwapens aan [persoon 1] , laat staan dat kan worden vastgesteld dat hij betrokken is geweest bij de (levering van de) twee automatische vuurwapens waarover [persoon 1] en [persoon 20] op 21 november 2015 uiteindelijk beschikten. Uit het dossier volgen ook overigens geen feiten en omstandigheden op basis waarvan kan worden vastgesteld dat [verdachte] op andere wijze tezamen met [persoon 1] en [persoon 20] feitelijke macht over deze twee automatische vuurwapens heeft kunnen uitoefenen in die zin dat hij daarover kon beschikken, waarbij ook opmerking verdient dat [verdachte] in deze gehele periode gedetineerd was. Dit betekent dat niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [persoon 1] en [persoon 20] die was gericht op het voorhanden hebben van de twee automatische vuurwapens.
De conclusie is dat [verdachte] , zoals ook door de verdediging is betoogd, moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
6.3.9
Subsidiair ten laste gelegde
Volgens de verdediging moeten de gedragingen van [persoon 1] en [persoon 20] op 21 november 2015 worden gekwalificeerd als een poging tot moord. De ten laste gelegde gedragingen van [verdachte] hebben dus geleid tot het begin van een uitvoering, waardoor geen sprake meer is van het ‘pogen’ [persoon 1] te bewegen tot (het medeplegen van een) moord.
Zoals blijkt uit het onder 6.2.1 opgenomen ‘juridisch kader poging tot uitlokking’, ziet artikel 46a Sr op gedragingen die er
niettoe leiden dat het tot een begin van uitvoering komt van het misdrijf waarop die gedragingen waren gericht. Hiervoor is overwogen dat de gedragingen van [persoon 1] en [persoon 20] op 21 november 2015 kwalificeren als (het medeplegen van) een poging tot moord. De gedragingen van [verdachte] , die er in de kern op neerkomen dat aan [persoon 1] een groot geldbedrag in het vooruitzicht werd gesteld om de [beoogde slachtoffers 1 en 2] te vermoorden, hebben er dus toe geleid dat [persoon 1] samen met [persoon 20] tot het begin van een uitvoering van de door [verdachte] beoogde moord is gekomen. Hiermee is geen sprake van een situatie zoals bedoeld in artikel 46a Sr, namelijk dat de gedragingen van de verdachte
nietleiden tot een begin van een uitvoering van het misdrijf waarop die gedragingen waren gericht. [verdachte] moet gelet op het voorgaande, zoals ook door de verdediging is betoogd, worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde (medeplegen van de) poging tot uitlokking van (het medeplegen van) moord.
Opmerking verdient dat aan [verdachte] niet ten laste is gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) de uitlokking van (het medeplegen van) een poging tot moord. Dit verwijt ligt dus niet aan het hof ter beoordeling voor.
6.3.10
Meer subsidiair ten laste gelegde
Het hof dient tot slot te beoordelen of kan worden bewezen dat [verdachte] [persoon 1] samen met anderen heeft uitgelokt tot (het medeplegen van) de voorbereiding van moord door het vervaardigen, verwerven en/of voorhanden hebben van de in de tenlastelegging genoemde voorbereidingsmiddelen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat dit niet het geval is. Het opzet van [verdachte] was immers niet gericht op het teweegbrengen van voorbereidingshandelingen, maar – uitgaande van het scenario van het Openbaar Ministerie – op het teweegbrengen van moord.
Op grond van artikel 47, eerste lid aanhef en onder 1, Sr is als dader strafbaar degene die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen het feit opzettelijk uitlokt. Het opzet van de uitlokker moet zijn gericht op zowel het aanzetten van een ander een delict te begaan als op het delict zelf. Dat delict moet vervolgens ook hebben plaatsgevonden, dan wel moet daartoe een strafbare poging zijn ondernomen of moet het strafbaar zijn voorbereid. Uit het tweede lid van artikel 47 Sr volgt dat dat de uitlokker alleen kan worden gestraft voor de gedragingen van de uitgelokte waarop zijn opzet was gericht.
Uit de onder 6.3.5 opgenomen Ennetcom-berichten blijkt dat [verdachte] [persoon 1] heeft benaderd om de [beoogde slachtoffers 1 en 2] te vermoorden, waarbij hij aan [persoon 1] een groot geldbedrag in het vooruitzicht heeft gesteld als deze de klus zou voltooien. [verdachte] heeft [persoon 1] voor de informatie die hij nodig had voor de uitvoering van de klus verwezen naar [medeverdachte 2] , die verder alles zou regelen. [persoon 1] is hierna op verschillende momenten bezig geweest met het voorbereiden van de moord op de [beoogde slachtoffers 1 en 2] en heeft daartoe contact gehad met [medeverdachte 2] en andere personen. [persoon 1] is ook betrokken geweest bij het regelen van de wapens ten behoeve van de liquidatie. Uiteindelijk is het op 21 november 2015 gekomen tot de poging van [persoon 1] en [persoon 20] om de [beoogde slachtoffers 1 en 2] te vermoorden, zoals hiervoor uiteengezet.
Uit het voorgaande blijkt dus dat [verdachte] opzet had op het aanzetten van [persoon 1] tot het vermoorden van de [beoogde slachtoffers 1 en 2] . Daarbij was duidelijk dat [persoon 1] – en zijn (eventuele) mede-uitvoerder – gebruik zou maken van (al dan niet automatische) vuurwapens. Dit betekent dat het opzet van [verdachte] ook was gericht op deze ten laste gelegde voorbereidingshandelingen door [persoon 1] en [persoon 20] – te weten het voorhanden hebben van de automatische vuurwapens – die immers onmiskenbaar noodzakelijk waren voor, en vooraf zouden gaan aan, de voorgenomen liquidatie. Ten aanzien van de op de tenlastelegging genoemde foto’s/afbeeldingen van de [beoogde slachtoffers 1 en 2] en het adres van [café] geldt dat deze – nog daargelaten dat een adres niet kan worden beschouwd als een voorbereidingsmiddel als bedoeld in artikel 46 Sr – niet waren bestemd tot het begaan van het misdrijf en (ook) om die reden niet zijn aan te merken als een dergelijk voorbereidingsmiddel. Van deze onderdelen dient dus vrijspraak te volgen.
Het hof komt dan ook tot de conclusie dat bewezen kan worden verklaard dat [verdachte] , tezamen met [medeverdachte 2] , [persoon 1] , door aan hem een groot geldbedrag in het vooruitzicht te stellen, heeft uitgelokt tot het voorhanden hebben van automatische vuurwapens met bijbehorende munitie die bestemd waren voor (het medeplegen van) de moord op de [beoogde slachtoffers 1 en 2] .
Het meer subsidiair ten laste gelegde kan dus worden bewezen verklaard.
6.4
Criminele organisatie
6.4.1
Inleiding
[verdachte] wordt er ten slotte – samengevat – van beschuldigd dat hij in de periode van 20 juni 2014 tot en met 30 april 2016 heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven ‘te weten (in elk geval/onder meer)’: moord en/of doodslag.
6.4.2
Standpunt Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat, mede gelet op de betrokkenheid van [verdachte] bij de feiten zoals aan de orde in de zaaksdossiers 3, 4 en 5, deelname aan een criminele organisatie kan worden bewezen gedurende de periode van 6 augustus 2015 (de datum waarop [verdachte] het eerste Ennetcom-bericht verstuurde vanuit de penitentiaire inrichting) tot en met 21 november 2015 (de einddatum van de pleegperiode van de poging moord op [beoogde slachtoffers 1 en 2] , zaaksdossier 5).
6.4.3
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht [verdachte] vrij te spreken van de ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie.
Allereerst is aangevoerd dat de tenlastelegging beperkt moet worden uitgelegd, in die zin dat het oogmerk van de organisatie beperkt moet worden tot het plegen van de misdrijven moord en/of doodslag. Verder is aangevoerd dat, nu [verdachte] moeten worden vrijgesproken van de feiten 2 en 5, er weinig of geen ruimte is hem wel te veroordelen voor deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van levensdelicten. Daarnaast is aangevoerd dat de verdachte in de ten laste gelegde periode al ruim twee jaar gedetineerd zat en ‘door andere leden van het samenwerkingsverband niet werd gekend bij het komen tot beslissingen die zagen op verwezenlijking van het oogmerk’. Ook op andere wijze waren de gedragingen van [verdachte] in onvoldoende mate ondersteunend aan het nastreven van dat oogmerk, waarbij moet worden meegewogen dat hij slechts gedurende een korte periode in detentie de beschikking had over een PGP-telefoon en hij na het weggooien daarvan in oktober 2015 geen contact meer had met de leden van het vermeende samenwerkingsverband.
Voor het geval het hof tot een andere conclusie zou komen heeft de verdediging verzocht de periode te beperken tot de tijd waarin [verdachte] de gebruiker was van het meer besproken Ennetcom-account [Ennetcom-gebruikersnaam 1] , te weten vanaf 2 augustus 2015 tot en met 22 oktober 2015.
6.4.4
Beoordelingskader
De rechtspraak van de Hoge Raad over de bestanddelen van artikel 140, eerste lid, Sr laat zich op hoofdlijnen als volgt weergeven.
Van een ‘organisatie’ als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon.
Van ‘deelneming’ aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Het is niet vereist dat vast komt te staan dat de verdachte heeft samengewerkt met, of in ieder geval bekend is met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. De deelneming moet voor de verdachte op zichzelf worden beoordeeld. Het is dus bijvoorbeeld niet van belang of andere personen meer hebben gedaan of een belangrijker rol vervulden dan de verdachte. Voor deelneming in de zin van artikel 140 Sr is voldoende dat de verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. De verdachte hoeft geen wetenschap te hebben van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
Het gaat bij het misdrijf van artikel 140 Sr niet om het daadwerkelijk gepleegd zijn van misdrijven, maar om het ‘oogmerk’ tot het plegen van misdrijven. Voor dat oogmerk kan ook het naaste doel van de organisatie volstaan. Het is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is.
Het oogmerk hoeft niet in de tenlastelegging nader te zijn omschreven, maar moet uit de bewijsvoering blijken. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie al zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals dat kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Voor het bewijs voor deelname aan een criminele organisatie zal dus moeten worden vastgesteld dat:
  • i) sprake is geweest van een organisatie;
  • ii) deze organisatie als oogmerk had het plegen van misdrijven en – gelet op de tenlastelegging – meer in het bijzonder moord;
  • iii) het handelen van de verdachte kan worden aangemerkt als deelneming aan deze organisatie.
6.4.5
Organisatie
Op grond van de bewijsmiddelen en overwegingen met betrekking tot de zaaksdossiers 3, 4 en 5 en de in aanvulling daarop opgenomen bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van de deelname aan de criminele organisatie stelt het hof vast dat (in elk geval) tussen de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 6] en [persoon 27] een samenwerkingsverband heeft bestaan met een zekere duurzaamheid en structuur. Tussen min of meer dezelfde verdachten vond gedurende een langere periode communicatie plaats. Deze communicatie betrof met name berichtenwisselingen via PGP-telefoons, waarvan algemeen bekend is dat deze worden gebruikt om heimelijk en in beperkte kring te kunnen communiceren in verband met criminele activiteiten. Uit deze communicatie blijkt dat sprake was van een zekere hiërarchie, onderlinge afstemming en rolverdeling bij het maken van plannen om verschillende personen te liquideren.
In augustus 2015 worden tussen [verdachte] en [medeverdachte 7] berichten uitgewisseld over contact met en een opdracht voor de ‘tattookillers’ om [beoogd slachtoffer 3] en [beoogd slachtoffer 4] te liquideren, dat de ‘tattoos’ vijf ton willen en daarvan één ton als voorschot. [medeverdachte 7] heeft vervolgens contact met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] over dit plan en de overeengekomen prijs. Hij wil bevestiging en na diens vraag ‘ja of nee’ antwoordt [medeverdachte 2] ‘direct bro’. [medeverdachte 1] is ook akkoord maar ‘wil 1 dag wachten op antwoord van [bijnaam 9] , [persoon 27] dus. [verdachte] geeft dezelfde dag [medeverdachte 5] opdracht om foto’s van [bijnaam 10] ( [beoogd slachtoffer 4] ), [persoon 5] ( [persoon 5] ), [persoon 19] ) en [beoogd slachtoffer 4] op te halen bij ‘ [bijnaam 12] ’ (de gebruiker van account [Ennetcom-gebruikersnaam 11] @ennetcom.com, hierna: [Ennetcom-gebruikersnaam 11] ). Twee dagen later meldt hij aan [medeverdachte 5] dat hij nog geld laat brengen (‘een barkie doezoe’) en een nummer en ‘een foto van die [bijnaam 10] met ze adres’ met het verzoek het geld en de info aan een ander te geven. [medeverdachte 5] heeft vervolgens contact met de gebruiker van [Ennetcom-gebruikersnaam 11] om de foto’s op te halen. Een maand later, op 11 september 2015, laat [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 7] weten dat ‘ [bijnaam 9] ’ heeft aangegeven dat € 75.000,00 aan [verdachte] moet worden gegeven voor die ‘tattoos’. [medeverdachte 7] schakelt vervolgens [medeverdachte 8] in om dat bedrag bij de juiste persoon te krijgen. Op 29 september 2015 laat [medeverdachte 8] aan [medeverdachte 7] weten dat het bedrag van € 75.000,00 is afgegeven met ‘ref Tatoo’.
Ruim één week later heeft eerst [medeverdachte 2] en vervolgens [verdachte] contact met [persoon 1] over de opdracht om [beoogd slachtoffer 1] te liquideren. Als naast [beoogd slachtoffer 1] ook zijn broer [beoogd slachtoffer 2] aanwezig is, mag ook hij geliquideerd worden, zo blijkt uit het bericht van [medeverdachte 2] aan [persoon 1] ‘als ze met zn 2 zijn dan moeten allebei weg’. [verdachte] bespreekt de prijs die [persoon 1] voor deze klus wil en via [persoon 12] ontvangt [persoon 1] foto’s van de [beoogde slachtoffers 1 en 2] . Eén van de foto’s van [beoogd slachtoffer 1] betreft dezelfde foto als die [medeverdachte 2] op 19 september 2015 aan [medeverdachte 1] heeft gestuurd.
Op 14 augustus 2015 heeft [medeverdachte 2] contact met [medeverdachte 6] en de inmiddels geliquideerde [persoon 11] over de AK’s die bij ‘ [bijnaam 17] ’ ( [medeverdachte 9] ) liggen en die hij dringend nodig heeft (‘pak 2 aks bij [bijnaam 17] ’ en ‘ik moet NU 2 volle aks hebben’). Dat de wapens aan de criminele organisatie toebehoorden kan mede worden afgeleid uit de omstandigheid dat het bericht op 14 augustus 2015 over de wapens en het ophalen daarvan bij [medeverdachte 9] plaatsvond in dezelfde periode als waarin is gesproken over het voornemen om [beoogd slachtoffer 3] en [beoogd slachtoffer 4] te liquideren. Voor dit oordeel zijn verder relevant de berichten tussen [medeverdachte 2] en [persoon 11] van 8 en 9 november 2015 waarin [medeverdachte 2] aangeeft dat hij [medeverdachte 9] nodig heeft omdat het ‘opslaan van zoveel dingen (wapens) moeilijk is’ en de reactie van [persoon 11] dat ‘die man (het hof begrijpt: [medeverdachte 9] ) goeie dingen voor de cartel (het hof begrijpt: de organisatie) doet’. Met zoveel wapens doelt [medeverdachte 2] kennelijk op de enorme hoeveelheid wapens die [medeverdachte 9] bewaarde. Het betrof 34 kalasjnikovs. Ook dat aantal maakt duidelijk dat ze niet voor één persoon bestemd waren.
[persoon 27] kan worden aangemerkt als de leider van de organisatie. Zelfs als hij in Marokko gedetineerd zit, is voor het verstrekken van een voorschot (voor de ‘tattoos’) voor de voorgenomen liquidatie van [beoogd slachtoffer 3] en [beoogd slachtoffer 4] zijn toestemming nodig. Behalve dat ‘1 dag wachten op antwoord van [bijnaam 9] ’ kennelijk van belang is, geldt dat ‘als [bijnaam 9] er is dan pas beslissingen voor hitters’ kunnen worden genomen. Iets lager in rang waren kennelijk [verdachte] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Het is [verdachte] die het initiatief neemt voor het contact met [medeverdachte 7] over het voornemen om [beoogd slachtoffer 3] en [beoogd slachtoffer 4] te laten liquideren, maar door [medeverdachte 7] vindt eerst afstemming met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] plaats. [medeverdachte 2] is de fysieke schakel tussen [persoon 27] en de rest omdat hij ‘ [bijnaam 9] ’ in Marokko in detentie bezoekt. Pas als [medeverdachte 2] van [persoon 27] de goedkeuring voor en de opdracht tot het betalen van het (iets lagere) voorschot heeft gekregen en vervolgens heeft doorgegeven, onderneemt [medeverdachte 7] verder actie richting [medeverdachte 8] voor het afgeven van het bedrag.
Het is ook [medeverdachte 2] die het aanspreekpunt is voor [persoon 1] nadat [verdachte] met [persoon 1] een afspraak heeft gemaakt over de moord op [beoogd slachtoffer 2] . Daarnaast onderhoudt hij het contact met [medeverdachte 6] en [persoon 11] over de automatische aanvalsgeweren van de organisatie die bij [medeverdachte 9] liggen.
Dat er sprake is van een zekere structuur en hiërarchie binnen de organisatie blijkt ook uit het bericht dat [medeverdachte 5] op 9 september 2015 aan [persoon 23] stuurt, inhoudende: ‘Hun karde kern blijft [bijnaam 6] ( [medeverdachte 1] ), [bijnaam 4] ( [medeverdachte 2] ) en [bijnaam 5] ( [medeverdachte 7] )’ en ‘De baas is [bijnaam 9] ( [persoon 27] ) en ben ( [verdachte] ) en ook [bijnaam 5] ( [medeverdachte 7] ). Verder niemand ouwe’.
Ook de verdachten zelf waren kennelijk van mening dat ze een organisatie vormden, gelet op het bericht van 20 augustus 2015 van [medeverdachte 1] aan onder meer [medeverdachte 2] waarin hij schrijft dat ze een ‘bedrijf’ zijn, niet moeten stilstaan en mensen moeten ‘kieren’ (vermoorden).
Tot slot wijst het hof nog op een bericht van [medeverdachte 7] van 19 augustus 2015 aan onder meer [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waarin hij schrijft dat ze in spanning afwachten of ‘bro’, die hij vervolgens ‘ [bijnaam 9] ’ noemt, vrijkomt. Hij beklaagt zich erover dat er slecht is gecommuniceerd en dat ze geen ‘eenheid’ hebben getoond. Ze moeten eenheid blijven tonen ook als ‘ [bijnaam 9] effe wegvalt’.
Op grond van het vorengaande kan worden vastgesteld dat sprake was van een organisatie.
6.4.6
Oogmerk van de organisatie
Vooropgesteld wordt dat voor een bewezenverklaring in beginsel enkel hoeft te worden vastgesteld dat de organisatie het oogmerk had tot het plegen van misdrijven. In de tenlastelegging is echter een beperking aangebracht door de toevoeging ‘te weten’ moord en/of doodslag. Strikt genomen laat de tenlastelegging, door de toevoeging ‘(in elk geval/onder meer)’, nog enige ruimte ook andere misdrijven bij de beoordeling te betrekken en biedt het dossier daarvoor ook zeker de mogelijkheid. Het hof begrijpt de tenlastelegging echter beperkt nu de behandeling ter terechtzitting, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, zich heeft geconcentreerd rond het oogmerk moord. Ook het Openbaar Ministerie heeft zich bij requisitoir op het standpunt gesteld dat zij zich kan vinden in de beperking van de bewezenverklaring tot het oogmerk moord.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt ook dat door leden van de organisatie berichten zijn uitgewisseld over het liquideren van personen. Er is gecommuniceerd over doelwitten, uitvoerders, prijzen en wapens. In zoverre kan er weinig misverstand bestaan over het oogmerk van de organisatie. Maar hieraan kan worden toegevoegd dat [beoogd slachtoffer 3] , [beoogd slachtoffer 4] en de [beoogde slachtoffers 1 en 2] niet de enige beoogde slachtoffers waren van de organisatie. Op 20 september 2015 bericht [medeverdachte 7] aan [verdachte] dat hij een lange lijst heeft gefixt van mensen die ‘we moeten kieren’ (het hof begrijpt: dood maken). Volgens de verdediging was dat in verband met het ‘spelletje’ [16] dat ze met elkaar speelden en kan de inhoud van dat bericht daarom niet serieus genomen worden. Het hof stelt echter vast dat in het Ennetcom-account van [medeverdachte 7] daadwerkelijk een notitie is aangetroffen met de naam ‘El Listo’. Daarop stonden veel (bij)namen die volgens de politie zijn te herleiden naar personen die als tegenstander van de – veronderstelde – criminele organisatie van [persoon 27] kunnen worden aangemerkt. Dat het gaat om een lijst met personen die om het leven moeten worden gebracht blijkt onmiskenbaar uit de toevoeging ‘Dodenlijst’. Dat ‘El Listo’ op 2 januari 2016 is gemaakt doet niet af aan de relevantie daarvan voor de duiding van eerdere berichten, observaties en andere onderzoeksbevindingen. Verschillende personen op deze lijst ( [persoon 24] , [persoon 5] , [persoon 25] , [persoon 19] en [persoon 26] ) komen bovendien ook voor in het bericht dat [medeverdachte 1] al op 28 augustus 2015 stuurt aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 7] . In dat bericht stuurt hij informatie over verschillende personen, te linken aan de groep van [persoon 3] . Van deze personen wordt kort hun positie in het criminele milieu geduid, alsook persoonlijke informatie gedeeld. Die informatie wordt op dezelfde dag door [medeverdachte 7] opgeslagen in zijn telefoon als notitie met de naam ‘amb4’. Deze informatie was door [medeverdachte 1] al op 1 december 2014 in zijn telefoon als notitie opgeslagen onder de naam ‘info [persoon 5] ’.
Ook de naam ‘ [beoogd slachtoffer 2] ” ( [bijnaam 21] ) komt zowel in een notitie opgeslagen op de telefoon van [medeverdachte 7] (‘amb2’) voor als op de telefoon van [medeverdachte 1] (‘lacart zewamal’). Opvallend is dat in die beide notities ook weer veel namen overeenkomen en dit namen betreft van personen die volgens de politie te linken zijn aan de vete tussen de groep van [persoon 3] en de groep van [persoon 27] . De notitie is door [medeverdachte 7] op 28 augustus 2015 opgeslagen, maar door [medeverdachte 1] al in april 2015.
Uit berichten van 11 september 2015 tussen [medeverdachte 7] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] blijkt dat het adres van [beoogd slachtoffer 2] in de gaten wordt gehouden (‘hij is gewoon thuis, auto voor de deur’), maar er zijn op dat moment kennelijk ‘geen hitters’ beschikbaar. Op 11 september 2015 bericht ook [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 7] dat ze ‘ [bijnaam 21] ’ hebben getimerd daar (bij life lounge in Amersfoort), ‘een paar weken lang’. [medeverdachte 7] vraagt vervolgens of er hitters zijn nu. Volgens [medeverdachte 1] zijn ‘er 1 hitter in Nederland en 1 in Spanje’. Op 5 oktober 2015 meldt [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 7] dat de monteur gisteren [beoogd slachtoffer 1] in Utrecht zag en dat hij shisha lounge in ging. [medeverdachte 4] laat op 5 oktober 2015 aan [medeverdachte 1] weten wat het kenteken van de auto van [beoogd slachtoffer 1] is ( [kenteken] ) en in welke shisha lounge in Utrecht hij chillt. Dit laat [medeverdachte 4] de volgende dag ook aan [medeverdachte 7] weten.
Tot slot wijst het hof op het bericht dat door [medeverdachte 1] op 13 mei 2014 als notitie is opgeslagen. Het bericht is geschreven door iemand die leiding lijkt te geven aan degenen tot wie hij zich richt. Hij beklaagt zich over het feit dat er kennelijk niks gebeurt, terwijl ‘ze’ drie ‘moordcommando’s’ hebben en een ‘vierde standby’, te weten ‘ [bijnaam 18] ze team’ (het hof begrijpt: het team van [medeverdachte 1] ), ‘ [bijnaam 4] ze team’ (het hof begrijpt: het team van [medeverdachte 2] ), ‘ [bijnaam 5] ze team’ (het hof begrijpt: het team van [medeverdachte 7] ) en ‘mijn eigen team’ (het hof begrijpt: een team van de verzender van het bericht). En er is een ‘heel wapenarsenaal’ beschikbaar. Tot slot volgt de opdracht dat ‘we’ wat terug moeten doen voor onze broers ‘die duur betaald hebben en er niet meer zijn’ (het hof begrijpt: om het leven zijn gebracht).
Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de organisatie het oogmerk had tot het plegen van moord.
6.4.7
Deelneming
Uit de bewezenverklaring van de feiten 2 en 5 en daarmee de betrokkenheid van [verdachte] bij de voorgenomen moorden volgt reeds dat bewezen kan worden dat [verdachte] als deelnemer van de criminele organisatie kan worden aangemerkt, dat hij wist dat deze organisatie tot oogmerk had het plegen van moord en dat zijn gedragingen strekten tot verwezenlijking van dat oogmerk.
Afgezien hiervan blijkt ook anderszins dat [verdachte] zich met de criminele organisatie en de leden bemoeit. Zo bericht hij op 29 augustus 2015 aan [medeverdachte 7] dat de naam ‘ [bijnaam 9] ’ ( [persoon 27] ) moet worden veranderd omdat de politie op de hoogte is van zijn naam want ‘ze hebben em in de boekhouding gevonden van die [bijnaam 20] ’. Hij informeert en instrueert aldus anderen als hij risico’s signaleert. En het is [verdachte] die begin september 2015 [medeverdachte 7] en [medeverdachte 5] informeert dat ‘ [bijnaam 20] ’ (het hof begrijpt: [persoon 23] ) is vrijgesproken en naar buiten gaat. [persoon 23] wil [verdachte] informeren als hij hoort dat de advocaat is gevraagd of hij, [persoon 23] , heeft gepraat omdat hij is vrijgesproken; hij wil dit tegen ‘ [bijnaam 3] ’ ( [verdachte] ) zeggen ‘want dit is gewoon je eigen mensen niet vertrouwen’. Ondanks het feit dat [verdachte] op dat moment gedetineerd zit, wil [persoon 23] dit dus met [verdachte] bespreken.
Ook wisselt [verdachte] op 29 september 2015 berichten met [medeverdachte 5] waaruit volgt dat er iemand – die al ‘eerder een ‘scotoe’ (het hof begrijpt: politieagent) heeft ‘geklaard’ (het hof begrijpt: neergeschoten) met een ak, na een overval op een geldauto’ – wordt geworven voor geweldsklussen met betrekking tot ‘moeilijke gasten met lijpe prijzen op hun hoofd ’. Dat [medeverdachte 5] door de rechtbank is vrijgesproken voor deelneming aan de criminele organisatie doet, anders dan de verdediging heeft betoogd, niet af aan de bruikbaarheid van deze berichten voor het bewijs tegen [verdachte] .
Het standpunt van de verdediging dat [verdachte] door de organisatie niet meer serieus werd genomen en buiten hem om beslissingen werden genomen stuit af op het voorgaande. [verdachte] krijgt, zo blijkt uit berichten tussen hem en [medeverdachte 7] , zelfs nog behoorlijk veel geld (‘10 k’, het hof begrijpt: € 10.000,00) als hij dat nodig heeft. Hij hoeft enkel te laten weten waarvoor, zodat dat ‘genoteerd’ kan worden. Dat [verdachte] in verband met zijn detentie ongetwijfeld beperkter was in zijn handelen, en misschien ook minder invloed had dan buiten, maakt in het licht van het voorgaande allerminst dat hij niet meer als deelnemer van de organisatie kwalificeert.
Dit leidt dus tot het oordeel dat [verdachte] behoorde tot de organisatie en dat hij een aandeel heeft gehad in de gedragingen die strekten tot het verwezenlijken van – en zijn opzet daar dus op was gericht – het oogmerk van de organisatie. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
6.4.8
Periode
Het hof hanteert, overeenkomstig het standpunt van de verdediging, als startdatum voor deelneming door [verdachte] aan de criminele organisatie 2 augustus 2015. Als einddatum geldt echter 21 november 2015, de dag waarop [persoon 1] met een ander heeft geprobeerd de [beoogde slachtoffers 1 en 2] dood te schieten. [verdachte] heeft over dit plan weliswaar niet meer gecommuniceerd na 10 oktober 2015, maar uit zijn voorafgaande handelen – waaruit blijkt dat hij de verdere uitvoering aan [medeverdachte 2] heeft overgelaten – volgt dat hij ook toen nog deel uitmaakte van de organisatie. Uit niets blijkt dat hij voorafgaand aan de door hem geïnitieerde moordpoging op de [beoogde slachtoffers 1 en 2] afstand heeft genomen van de organisatie; het beweerdelijk wegdoen van de PGP-telefoon is voor die conclusie in elk geval onvoldoende.
6.4.9
Conclusie
Al het voorgaande leidt tot het oordeel dat kan worden bewezen dat [verdachte] gedurende de periode van 2 augustus 2015 tot en met 21 november 2015 heeft deelgenomen aan een organisatie, gevormd met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] en [persoon 27] , die tot oogmerk had het plegen van moord.

7.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, 2 meer subsidiair en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 2 augustus 2015 tot en met 21 november 2015 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie bestaande uit hem, verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] en [persoon 27] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten moord (als bedoeld in artikel 289 Wetboek van Strafrecht);
2.
meer subsidiair:
[persoon 1] op 21 november 2015 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, ter voorbereiding van het met een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord (als bedoeld in de artikelen 289 van het Wetboek van Strafrecht), te plegen tegen [beoogd slachtoffer 1] en [beoogd slachtoffer 2] , opzettelijk automatische vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf,
welk feit verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, in de periode van 10 oktober 2015 tot en met 21 november 2015 in Nederland door giften opzettelijk heeft uitgelokt, immers hebben verdachte en zijn mededader een groot geldbedrag in het vooruitzicht gesteld.
5.
hij in de periode van 2 augustus 2015 tot en met 29 september 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, heeft gepoogd om een of meer NN-personen, in de chats aangeduid als ‘de tattoos’, door in artikel 47, eerste lid, onder 2 van het Wetboek van Strafrecht vermelde middelen, te weten door een gift en een belofte te bewegen tot het in vereniging plegen van het opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven van [beoogd slachtoffer 3] en [beoogd slachtoffer 4] , door aan die NN-personen, in de chats aangeduid als ‘de tattoos’, een bedrag van € 75.000.- over te dragen als voorschot:
Hetgeen onder 1, 2 meer subsidiair en 5 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage.

8.Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 meer subsidiair en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het onder 2 meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van uitlokking van het medeplegen van voorbereiding van moord, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot uitlokking van het medeplegen van moord, meermalen gepleegd.

9.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit.

10.Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 primair en 5 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechtbank is opgelegd.
De verdediging heeft verzocht om bij een bewezenverklaring in strafverminderende zin rekening te houden met het gewijzigde regime ter zake van de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: VI), dat 1 juli 2021 in werking is getreden. De bewezen verklaarde feiten dateren van ruim vóór de inwerkingtreding van de wet en de strafzaak van de verdachte had redelijkerwijze voor 1 juli 2021 kunnen worden afgedaan. De verdediging heeft daarnaast verzocht rekening te houden met de zware detentieomstandigheden van de verdachte, die een groot deel van zijn detentie heeft doorgebracht in de Extra Beveiligde Inrichting in Vught (hierna: EBI) en daar nu wederom verblijft. Tot slot heeft de verdediging verzocht rekening te houden met artikel 63 Sr. Volgens de verdediging moet een eventuele gevangenisstraf worden beperkt tot maximaal acht jaar.
Het hof heeft de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Ernst van de feiten
Vanaf 2012 tot en met 2016 hebben zich in Nederland, maar ook daarbuiten, diverse liquidaties of pogingen daartoe plaatsgevonden die met elkaar verband lijken te houden. Zoals hiervoor is overwogen, lijkt een en ander terug te voeren op een vete tussen twee groepen in het criminele milieu. Deze twee groepen zijn grofweg te onderscheiden in de groep van wijlen [persoon 3] en de groep van [persoon 27] . Deze vete heeft geleid tot een golf aan geweld die grote invloed heeft gehad op de hele samenleving en zonder twijfel bij veel mensen heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid.
Het strafonderzoek 13Maracane richtte zich op een groep personen die zorgvuldig en planmatig te werk is gegaan bij het plannen van liquidaties en bereid was daar grote bedragen voor te betalen. In notities in Ennetcom-telefoons circuleerden dodenlijsten en er werd via Ennetcom-telefoons op een achteloze wijze gecommuniceerd over het vermoorden van ‘tegenstanders’. Het is weerzinwekkend dat in deze Ennetcom-berichten werd gesproken over een mensenleven alsof dit niets waard is. Ook de verdachte heeft, vanuit detentie, onderdeel uitgemaakt van deze groep. Daarbij heeft hij gebruik gemaakt van een PGP-telefoon om heimelijk te communiceren. Ondanks zijn detentie, heeft hij op sommige momenten een initiërende en sturende rol vervuld.
Zo heeft de verdachte vanuit detentie een medegedetineerde geworven die voor hem zou regelen dat [beoogd slachtoffer 3] en/of [beoogd slachtoffer 4] zouden worden vermoord. Daarbij heeft hij anderen aangestuurd om verdere uitvoering te geven aan de geplande liquidatie en bleef hij zich actief bemoeien met de liquidatieplannen door herhaaldelijk bij die anderen te vragen naar de stand van zaken. Dat de uitvoering van de geplande moord op [beoogd slachtoffer 3] en [beoogd slachtoffer 4] uiteindelijk niet is voltooid is niet aan de verdachte te danken.
Nadat de verdachte zich op deze manier had gericht op de liquidatie van [beoogd slachtoffer 3] en/of [beoogd slachtoffer 4] , communiceerde hij over de liquidatie van een volgend tweetal, de [beoogde slachtoffers 1 en 2] . Terwijl hij nog altijd gedetineerd zat, heeft hij [persoon 1] benaderd om deze broers te vermoorden. Via tussenkomst van [medeverdachte 2] werd vervolgens de verdere uitvoering geregeld. De verdachte had kennelijk haast en hij heeft druk gezet om de liquidatie snel te realiseren, want toen [persoon 1] aan de verdachte schreef dat hij eerst een ander project wilde afhandelen, drong de verdachte erop aan zijn klus met voorrang op te pakken, want ‘
voor je het weet komt die gast niet meer naar die plek waar die nu komt’. Dat de verdachte gebrand was op het verwezenlijken van zijn plan om de [beoogde slachtoffers 1 en 2] te laten liquideren blijkt ook uit andere berichten in het dossier, waarin hij vol haat spreekt over de [beoogde slachtoffers 1 en 2] . De gedragingen van de verdachte zijn juridisch vertaald als, samengevat, het uitlokken van [persoon 1] om met een ander automatische vuurwapens en bijbehorende munitie voorhanden te hebben om de [beoogde slachtoffers 1 en 2] te vermoorden.
Het is ontluisterend dat de verdachte vanuit detentie op deze wijze is doorgegaan met crimineel handelen. Dat hij toen al enkele jaren gedetineerd zat vanwege de verdenking van betrokkenheid bij een andere moord heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om zeer gewelddadige plannen te maken die verband hielden met een hoogopgelopen conflict in het criminele milieu, waar hij ook in detentie geen afstand van heeft willen doen en – sterker nog – een belangrijk onderdeel van bleef zijn. Door zich schuldig te maken aan deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk moord, door te proberen een moord uit te lokken en door voorbereidingshandelingen op een moord uit te lokken heeft de verdachte er blijk van gegeven dat hij geen enkel respect heeft voor andermans leven.
Persoon van de verdachte
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 9 september 2024 blijkt dat hij in 2014 is veroordeeld voor vuurwapenbezit (meermalen gepleegd), witwassen, het gebruik maken van een vals reisdocument en valsheid in geschrifte. In 2016 is de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van medeplichtigheid aan een moord.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof geen reden tot matiging van de op te leggen straf. Het hof heeft er oog voor dat de verdachte een lange tijd in het kader van een andere onherroepelijke strafzaak heeft doorgebracht (en nu weer doorbrengt) in een zeer beperkend detentieregime en dat de verdachte kampt met de negatieve gevolgen van het verblijven in een zodanig detentieregime. Daar staat tegenover dat de verdachte deze omstandigheid grotendeels aan zichzelf te wijten heeft, nu met zijn medeweten een gewelddadig plan op touw is gezet om hem te laten bevrijden uit de penitentiaire inrichting waar hij op dat moment verbleef.
Niet is gebleken van andere persoonlijke omstandigheden die aanleiding geven tot matiging van de op te leggen straf.
Wet straffen en beschermen
Met ingang van 1 juli 2021 is de Wet straffen en beschermen in werking getreden. Deze wet strekt tot wijziging van de regeling inzake detentiefasering, waaronder in het bijzonder de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in de Penitentiaire beginselenwet en in het Wetboek van Strafrecht. Veroordeelden zullen niet meer automatisch in aanmerking komen om voorwaardelijk in vrijheid te worden gesteld. Daarnaast zal de periode waarin een veroordeelde via een voorwaardelijke invrijheidstelling kan werken aan zijn resocialisatie worden gehandhaafd op een derde van de opgelegde straf, met een maximum van twee jaar. De wet bevat geen overgangsbepaling zodat de regeling onmiddellijke werking heeft, in die zin dat op arresten van na 1 juli 2021 het nieuwe regime van toepassing is.
Het hof ziet in onderhavige situatie geen aanleiding om, zoals door de verdediging verzocht, bij de strafoplegging rekening te houden met het gewijzigde VI-regime. Het hof wijst erop dat onder het oude regime geen zekerheid bestond dat voorwaardelijke invrijheidstelling zou worden verleend. De veroordeelde kwam van rechtswege in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling maar of dit plaatsvond was afhankelijk van het gedrag van de veroordeelde. Bij het bepalen van de straf heeft het hof zich rekenschap gegeven van de gevolgen voor verdachte van de invoering van de nieuwe regeling voor de tenuitvoerlegging. Voor zover al betekenis zou toekomen aan de omstandigheid dat deze zaak voor 1 juli 2021 had kunnen worden afgedaan, geldt dat van deze omstandigheid geen sprake is. De (relaas)processen-verbaal die de basis vormen voor de vervolging van de verdachte dateren van na juli 2021, namelijk van september 2021. Een vervolging en berechting van de verdachte in eerste aanleg en in hoger beroep vóór 1 juli 2021 was alleen al daarom onmogelijk geweest.
Strafoplegging
Het hof neemt bij de strafoplegging in ogenschouw de rol die de verdachte heeft gehad bij de bewezen verklaarde feiten en de bijzondere ernst daarvan. Gelet hierop is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur zonder meer passend.
Zoals opgemerkt is aan de verdachte in 2016 – dus na het plegen van deze feiten – (in de zaak 13Valdia) een gevangenisstraf opgelegd van 12 jaar. In het licht van de artikelen 57, tweede lid, en 63 Sr zou, bij een gelijktijdige bestraffing van die zaak met de onderhavige zaak, een tijdelijke gevangenisstraf van maximaal 26 jaar en 8 maanden kunnen worden opgelegd voor alle feiten tezamen. Daaruit vloeit voort dat de maximaal op te leggen straf in deze zaak 14 jaar en 8 maanden bedraagt.
Alles overziend acht het hof een gevangenisstraf van 12 jaar, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Het belangrijkste doel voor het hof bij het opleggen van een straf in deze zaak is de vergelding voor wat de verdachte heeft gedaan en wat hij met zijn handelen heeft willen teweegbrengen. Daarnaast ziet het hof als doel van de bestraffing dat anderen ervan worden weerhouden om dit soort misdrijven te plegen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 46, 46a, 47, 57, 63, 140 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

12.BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 en 7 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 meer subsidiair en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 meer subsidiair en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) jaar.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. K.J. Veenstra, mr. M.L. Leenaers en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 oktober 2024.
BEWIJSMIDDELENBIJLAGE
[…]

Voetnoten

1.Zie proces-verbaal van start onderzoek van 12 april 2018, Start PV, map 1/6.
2.Aangezien de hier bedoelde identificaties – met bijbehorende bijnamen – niet zijn betwist, volstaat het hof met de zakelijke weergave in het arrest van de redengevende inhoud en het opnemen van de vindplaats van de gebruikte bewijsmiddelen in voetnoten.
3.Verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 26 september 2022; het Proces-verbaal van bevindingen ‘Identificatie [verdachte] als gebruiker [Ennetcom-gebruikersnaam 1] @ennetcom.com’ van 6 maart 2020, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T-110, Rubriek Identificaties (deel 1), pag. RI – 8 tot en met RI – 27, en meer in het bijzonder pag. RI – 10; het Proces-verbaal van relaas, ‘Zaaksdossier 03: voorbereidingen liquidatie [beoogd slachtoffer 3] ’ van 20 september 2021, opgemaakte door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T.O. 050445, pagina’s 1 tot en met 19, en meer in het bijzonder pag. 11.
4.TGO Bosnië a19, Zd02, pagina’s 07457 e.v. (overgelegd door Openbaar Ministerie op 18 juli 2024).
5.Proces-verbaal van bevindingen ‘Identificaties PGP’s [medeverdachte 7] ’ van 25 februari 2021, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T-110, Rubriek Identificaties (deel 2), pag. RI – 900 tot en met RI – 928, en meer in het bijzonder pag. RI – 907 tot en met RI – 914; het Proces-verbaal bevindingen ‘vermoedelijk begin van uitvoering door ‘tattookillers’ van 30 juni 2022 opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T 110, ZD 03, pagina 199 ( [bijnaam 19] ) en het Proces-verbaal relaas zaaksdossier 04, van 23 september 2021 opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T.O. 050445, pagina 6 ( [bijnaam 5] ) en de verklaring van de verdachte afgelegd in hoger beroep op 9 september 2024 inhoudende dat [bijnaam 5] [medeverdachte 7] is.
6.Proces-verbaal van bevindingen ‘ [medeverdachte 1] vermoedelijke gebruiker [Ennetcom-gebruikersnaam 4] @ennetcom.com (…)’ van 29 januari 2020, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren T-110, T-420 en T-445 Rubriek Identificaties (deel 1), pag. RI – 74 tot en met RI – 102, en meer in het bijzonder pag. RI – 75 tot en met RI – 79 en pag. RI 98. Een proces-verbaal van bevindingen van 30 augustus 2021 betreffende PGP-berichten [Ennetcom-gebruikersnaam 4] @ennetcom.com voor februari 2015 ( [bijnaam 6] ).
7.Proces-verbaal van bevindingen ‘Identificatie [medeverdachte 5] als gebruiker [Ennetcom-gebruikersnaam 5] @ennetcom.com’ van 25 februari 2021, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T-110, Rubriek Identificaties (deel 3), pag. RI – 1254 tot en met RI – 1264, en meer in het bijzonder pag. RI – 1264; het Proces-verbaal bevindingen [Ennetcom-gebruikersnaam 11] @ennetcom.com [personen] van 1 juli 2020, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T.O. 050445 ( [bijnaam 7] ), ZD 03, pagina 49
8.Proces-verbaal van bevindingen ‘Identificatie gebruiker [Ennetcom-gebruikersnaam 6] (…)’ van 4 februari 2021, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T.O. 050445, Rubriek Identificaties (deel 2), pag. RI – 823 tot en met RI – 837, en meer in het bijzonder pag. RI – 837; de verklaring van de getuige [medeverdachte 8] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 9 september 2024.
9.Proces-verbaal van bevindingen ‘wapenstash’ opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T-420 van 4 december 2020 ZD 7, pag. 1 en proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T-110 van 28 november 2016, Startpv map 4, pag. 1461 ev en proces-verbaal van bevindingen overzicht pgp accounts opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T.O. 050445 van 14 september 2021, map 3 id pgp, pag. 1333 t/m 1336.
10.pv bevindingen ‘wapenstash’ opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T-420 van 4 december 2020 ZD 7, pag. 1.
11.pv ennetcom van verbalisant [verbalisant] van 30 januari 2018, ZD 02 (tgo Bosnië a19) pag. 07440 t/m 07527, paragraaf 3.4 op pag. 07477 t/m 07481 en rapport analyse identificatie [persoon 1] als gebruiker account # [Ennetcom-gebruikersnaam 9] van [verbalisant 2] van 7 juni 2017, ZD 02 (tgo Bosnië a19) pag. 8372 t/m 8381.
12.pv ennetcom van verbalisant [verbalisant] van 30 januari 2018, ZD 02 (tgo bosnie a19) pag. 07440 t/m 07527 en dan paragraaf 3.1 op pag. 020744 t/m 0749.
13.Hij is op 25 mei 2021 een natuurlijke dood gestorven (ZD3, proces-verbaal van relaas, pag. 2).
14.Deze foto is opgenomen in ZD3, proces-verbaal van relaas, pag. 2. De foto is in het onderzoek 13Valdia aangetroffen op een USB-stick die in een kluisje in de woning van familie van [verdachte] lag.
15.Uit het Arabisch vertaald: “Hij (het hof begrijpt: [beoogd slachtoffer 3] ) moet direct opgegeten worden (ZD3, proces-verbaal van relaas, pag. 8).
16.Dat spelletje had als bedoeling elkaar ‘wie’ te laten zeggen, waarop dan het antwoord (in het Marokkaans) ‘li hwak’ (wat zo veel betekent als: ‘die jou heeft geneukt’) is.