Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[X2] ,gevestigd te [Z2] ,
1.Ontstaan en loop van het geding
De begeleidende brief en de motivering van de inspecteur zijn doorgezonden naar belanghebbenden.
Dit brengt mee dat u voor elk van de stukken waarvoor u een beroep doet op artikel 8:29 Awb concreet dient aan te geven welke tekstdelen voor belanghebbenden geheim moeten blijven en om welke reden. Het Hof verzoekt u om dit alsnog op deze stukken bij de desbetreffende tekstdelen aan te tekenen.
- [A] I: de nummers [A] I, 3.1 tot en met 3.24, en
- [A] II: de nummers [A] II, 1 t/m 188.
2.2. Beoordeling
De met artikel 8:29 Awb geboden mogelijkheid tot geheimhouding heeft volgens belanghebbenden te gelden als uitzondering, zodanig dat uitsluitend ‘gewichtige redenen’ tot geheimhouding kunnen leiden. Dit geldt te meer in zaken waarin vergrijpboeten zijn opgelegd. Volgens belanghebbende 1 heeft de inspecteur zijn beroep op geheimhouding niet voldoende gemotiveerd. Het minste dat van hem mag worden verwacht is dat hij per stuk of onderdeel van een stuk uitlegt welk belang met geheimhouding wordt gediend en hoe hij het belang van belanghebbende bij een eerlijk proces daartegen heeft afgewogen.
Belanghebbenden wijzen erop dat de inspecteur ervan lijkt uit te gaan dat interne en concept-stukken hoe dan ook mogen worden achtergehouden. Belanghebbenden voeren daarentegen aan dat de afweging van belangen altijd moet worden gemaakt, ook bij stukken van ‘intern beraad’.
Om die reden beschouwt het Hof deze categorieën tezamen onder één noemer, te weten: ‘intern beraad’.
zonder dat ook dat bepalen en de in dat kader te maken afwegingen bij de wederpartij bekend worden. Met de term inspecteur wordt hier niet (alleen) gedoeld op het bestuursorgaan dat is genoemd in artikel 2 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, maar ook op de functionarissen die namens hem handelen.
2.15.1. Het Hof wijst het verzoek om beperkte kennisneming toe voor al de door de inspecteur bij brief van 24 januari 2023 overgelegde stukken ( [A] I.1 tot en met [A] I.63, [A] I.2.1 en [A] I.2.2, en [A] I.3.1 tot en met [A] I.3.24), op de daarvoor aangevoerde gronden,
(a) met dien verstande, dat indien het stukken betreft waarop door middel van de letters A tot en met F gedeeltelijk – dat wil zeggen: voor de met die letter aangegeven passage(s)) – om beperkte kennisneming is verzocht, de inspecteur de desbetreffende stukken in een geschoonde versie heeft te verstrekken, zodanig dat de passage(s) waarop het verzoek geen betrekking heeft zichtbaar zijn, en
(b) behoudens de stukken behorend tot de groep [A] I.1, genummerd 10, 12, 13, 19, 23, 44 en 46 (stuk nr. 46 is naar het Hof begrijpt gelijk aan stuk nr. 44), stuk [A] I.2.1, en het stuk behorend tot de groep [A] I.3, genummerd 5, waarvoor het verzoek om beperkte kennisneming wordt afgewezen.
(a) met dien verstande, dat indien het stukken betreft waarop door middel van de letters A tot en met F gedeeltelijk – dat wil zeggen: voor de met die letter aangegeven passage(s)) – om beperkte kennisneming is verzocht, de inspecteur de desbetreffende stukken in een geschoonde versie heeft te verstrekken, zodanig dat de passage(s) waarop het verzoek geen betrekking heeft zichtbaar zijn, en
(b) behoudens de stukken 17, 33, 39, 40, 49, 53, 54, 59, 79, 91, 94, 107, 117, 129, 133, 139, 140, 143, 144, 160, 178, 179 en 180, waarvoor het verzoek om beperkte kennisneming wordt afgewezen.
(a) met dien verstande, dat indien het stukken betreft waarop door middel van de letters A tot en met F gedeeltelijk – dat wil zeggen: voor de met die letter aangegeven passage(s)) – om beperkte kennisneming is verzocht, de inspecteur de desbetreffende stukken in een geschoonde versie heeft te verstrekken, zodanig dat de passage(s) waarop het verzoek geen betrekking heeft zichtbaar zijn, en
(b) behoudens het stuk 84a, waarvoor het verzoek om beperkte kennisneming wordt afgewezen.
2.15.4. Hetgeen hiervoor in 2.15.1, 2.15.2 en 2.15.3, onder (a) is vermeld betekent (bijvoorbeeld) dat indien een stuk alleen van de letter A is voorzien en een of meer andere passages niet, de niet gecodeerde passages niet behoren te worden geschoond.
3.3. Beslissing
- verstaat dat het verzoek om beperkte kennisneming geen betrekking heeft op de stukken die door de inspecteur met de letter X zijn gecodeerd;
- bepaalt dat de door de inspecteur gevraagde beperking van de kennisneming van de door hem bij brief van 24 januari 2023 overgelegde stukken [A] I, als vermeld onder 1.14.3 gerechtvaardigd is, behoudens de hierna vermelde stukken;
- wijst het beroep op beperkte kennisneming voor de stukken behorend tot de groep [A] I.1, genummerd 10, 12, 13, 19, 23, 44, 46, en de stukken [A] I.2, nummer 1 en [A] I.3, nummer 5, af;
- bepaalt dat de door de inspecteur gevraagde beperking van de kennisneming van de 188 door hem bij brief van 7 februari 2024 overgelegde stukken, behorend tot de groep [A] II, gerechtvaardigd is, behoudens de hierna vermelde stukken;
- wijst het beroep op beperkte kennisneming voor de stukken, behorend tot de groep [A] II, nummers 17, 33, 39, 40, 49, 53, 54, 59, 79, 91, 94, 107, 117, 129, 133, 139, 140, 143, 144, 160, 178, 179 en 180 af;
- bepaalt dat de door de inspecteur gevraagde beperking van de kennisneming van de door hem bij brief van 24 juli 2024 overgelegde stukken gerechtvaardigd is, behoudens het hierna genoemde stuk;
- wijst het beroep op beperkte kennisneming voor het stuk 84a af;
- verstaat de verzoeken om beperkte kennisneming van de inspecteur aldus, dat deze verzoeken geen betrekking hebben op stukken indien en voor zover deze zijn gecodeerd met de letters G en X, en
- verstaat dat de inspecteur een geschoonde versie van de stukken waarvoor het beroep op beperkte kennisneming gerechtvaardigd is in drievoud aan het Hof toezendt en stelt de termijn voor nakoming hiervan op 3 oktober 2024.