ECLI:NL:GHAMS:2024:2839

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
12 oktober 2024
Zaaknummer
23-002762-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van belaging na tumultueuze relatie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor belaging, omdat hij in de periode van 18 januari 2022 tot en met 28 februari 2022 175 keer had gebeld naar de aangeefster. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep op 26 september 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman gehoord.

Het hof heeft vastgesteld dat de relatie tussen de verdachte en de aangeefster tumultueus was en dat de telefoontjes van de verdachte in de context van de afwikkeling van deze relatie moeten worden gezien. Het hof heeft de aard, duur, frequentie en intensiteit van de telefoontjes beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte in werkelijkheid aanzienlijk minder heeft gebeld dan de tenlastegelegde 175 keer. Bovendien bleek uit het dossier dat veel van de belpogingen niet tot een daadwerkelijke verbinding hebben geleid.

Gelet op deze omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat er geen sprake is van belaging zoals bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Daarnaast heeft de benadeelde partij, die zich in eerste aanleg had gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, geen recht op schadevergoeding gekregen, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan het tenlastegelegde handelen. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002762-22
datum uitspraak: 10 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 oktober 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-099220-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 september 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, de raadsman en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 18 januari 2022 t/m 28 februari 2022 te Haarlem, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde], door
- 175 keer te bellen naar die [benadeelde],
met het oogmerk die [benadeelde], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing ten aanzien van de bewijsvraag komt dan de politierechter.

Vrijspraak

De advocaat-generaal en de raadsman hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte en de aangeefster hebben een aantal jaar een relatie gehad. Het dossier bevat aanwijzingen dat die relatie – kort gezegd – tumultueus is verlopen. Naar voren komt dat de gang van zaken binnen de relatie een grote impact heeft gehad op de aangeefster. De vraag die het hof in deze zaak heeft te beantwoorden, beperkt zich echter tot de beschuldiging van ‘stalking’ (belaging) door een groot aantal keer bellen door de verdachte naar de aangeefster gedurende de tenlastegelegde periode.
Vooropgesteld moet worden dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van belang zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (vgl. HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3626).
Het hof stelt vast dat de verdachte in de tenlastegelegde periode naar de aangeefster heeft gebeld, maar dat dit aanmerkelijk minder is geweest dan de tenlastegelegde 175 keer. Uit processen-verbaal van bevindingen van 15 maart 2024 en 25 september 2024 blijkt dat belmomenten dubbel zijn geregistreerd en dat tevens een aantal keer het bellen niet heeft geleid tot een daadwerkelijke verbinding met de telefoon van de aangeefster. Het bellen dat wel tot zodanige verbinding heeft geleid (hierna: telefoontjes) vonden grotendeels plaats op één dag (18 januari 2022). Het hof acht het aannemelijk dat die telefoontjes moeten worden gezien in de context van de ‘afwikkeling’ van de relatie waarbij met name een geldbedrag van € 600,00 en de afgifte van huissleutels zorgden voor onenigheid tussen de verdachte en de aangeefster. Zowel de verdachte als de aangeefster meenden daarop aanspraak te kunnen maken. Gelet op de door verdediging overgelegde stukken gaat het hof ervan uit dat de aangeefster op 7 januari 2022 de toezegging heeft gedaan dit geld terug te storten en dat zij later, op 14 januari 2022, kennelijk kenbaar maakte dit niet te zullen doen. De verdachte heeft hieromtrent ook (op 19 januari 2022) contact gezocht met de politie.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat, in aanmerking genomen de aard, duur, frequentie en intensiteit van het bellen en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden, geen sprake is van belaging, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.983,05. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.483,05. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. T. de Bont en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van
mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
10 oktober 2024.
=========================================================================
[…]