Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1] ,
[appellant 2],
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
3.[geïntimeerde 3] ,
[geïntimeerde 4],
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
grieven 1 (deels), 2, 3, 4 en 8 (deels) in principaal hoger beroepkomen [appellanten] op tegen de afwijzing van het door hen gevorderde gebod om de bij het appartement 110-A horende ruimte op de vierde verdieping niet als verblijfsruimte voor personen te gebruiken.
grieven 1 (deels), 5, 6, 7 en 8 (deels) in principaal hoger beroepbetogen [appellanten] dat de vorderingen met betrekking tot de ongedaanmaking van de voorzieningen die in de bij het appartement 110-A horende ruimte op de vierde verdieping zijn aangebracht, ten onrechte zijn afgewezen.
de tweede grief in incidenteel hoger beroepevenmin slaagt. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd, maar het gebod om de ruimte op de vierde verdieping behorende bij het appartement 110-A niet als verblijfsruimte te gebruiken zal tegenover [geïntimeerden sub 3 en 4] worden toegewezen. Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen. De bekrachtiging van het bestreden vonnis leidt ertoe dat [appellanten] in de proceskosten van [geïntimeerden sub 1 en 2] moeten worden veroordeeld, maar deze worden op nihil gesteld, aangezien tegen hen verstek is verleend. Omdat [appellanten] en [geïntimeerden sub 3 en 4] in het principaal hoger beroep over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten in het principaal hoger beroep tussen hen worden gecompenseerd. In incidenteel hoger beroep zijn [geïntimeerden sub 3 en 4] in het ongelijk gesteld en zullen zij worden veroordeeld in de proceskosten. Het hof stelt deze kosten als volgt vast: