ECLI:NL:GHAMS:2024:269

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
23-003190-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en Opiumwet overtreding in hoger beroep tegen vonnis rechtbank Noord-Holland

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 2,9 gram cocaïne en het witwassen van een geldbedrag van 45.995 euro. De verdachte verklaarde dat het geld afkomstig was van een vriend die het had gewonnen met online gokken. Het hof oordeelde echter dat de verklaring ongeloofwaardig was, gezien de omstandigheden waaronder het geld was aangetroffen en de financiële situatie van de verdachte. Het hof concludeerde dat het geldbedrag uit een misdrijf afkomstig moest zijn en dat de verdachte dit wist. De rechtbank had eerder de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, maar het hof vernietigde dit vonnis en legde een gevangenisstraf van 41 dagen op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Het hof verklaarde het geldbedrag verbeurd, omdat het was verkregen uit de bewezen verklaarde strafbare feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van witwassen en de gevolgen van het bezit van verdovende middelen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003190-21
datum uitspraak: 6 februari 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 november 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-251862-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 januari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 september 2018 tot en met 8 december 2018 te Alkmaar, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2016 tot en met 8 december 2018, te Alkmaar, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in het totaal 45.995,- euro), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een voorwerp te weten voornoemd geldbedrag, gebruik heeft gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit voorwerp voorhanden had, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was uit enig misdrijf;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere bewezenverklaringen komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten
laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1:
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat, indien de in het huis aangetroffen drugs al van de verdachte zijn, enkel voor de aanwezigheid een bewezenverklaring kan volgen. De gewijzigde tenlastelegging maakt dat het feit is gekwalificeerd als meerdaadse samenloop, terwijl bij het lezen van de tenlastelegging, indien het aanwezig hebben van 2,9 gram cocaïne bewezen kan worden, de rest wegvalt. Deze hoeveelheid is de hoeveelheid die netto in de woning is aangetroffen en bij de bewezenverklaring van het feit zou enkel een boete of taakstraf moeten volgen.
Ten aanzien van feit 2:
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat aannemelijk is gemaakt dat het aangetroffen geldbedrag is gewonnen met een online gokspel en daarmee vaststaat dat dit geldbedrag niet van een misdrijf afkomstig is.
Oordeel van het hof
Ten aanzien van feit 1:
Het hof is van oordeel dat de lezing van de tenlastelegging door de raadsman juist is. De tenlastelegging dient aldus te worden gelezen dat primair de specifieke hoeveelheid van 2,9 gram ten laste is gelegd. Ten aanzien van die hoeveelheid kan het hof vaststellen dat de verdachte die op 8 december 2019 opzettelijk aanwezig had. De door het hof toegewezen wijziging van de tenlastelegging maakt dit naar het oordeel van het hof niet anders.
Ten aanzien van feit 2:
Wettelijk kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis/420quater, eerste lid, onder b, Wetboek van Strafrecht (Sr) opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Dat een voorwerp “afkomstig is uit enig misdrijf” kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond (dat het niet anders kan zijn dan) dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring van de verdachte is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
Feiten en omstandigheden waaronder het contante geldbedrag is aangetroffen
Het hof leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
In de slaapkamer van de verdachte is een toilettas aangetroffen. In deze toilettas bevond zich een groot geldbedrag, in zichtbaar gebruikte bankbiljetten van 5, 10, 20 en 50 euro met een totaalsom van 45.995 euro. Voorts is uit onderzoek naar zijn inkomsten gebleken dat de verdachte al jaren (vrijwel) geen inkomsten heeft, hetgeen ook door zijn moeder is bevestigd. Deze omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van het hof een vermoeden van witwassen. Dit vermoeden wordt versterkt door het veiligheidsrisico dat de verdachte heeft genomen door een dergelijk groot geldbedrag in een toilettas thuis te bewaren.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij het geld van een vriend, genaamd [getuige] , heeft gekregen. Hij heeft [getuige] in 2016 één keer 150 euro geleend om te gaan gokken. Vervolgens heeft [getuige] twee à drie dagen later 100.000 euro gewonnen. Omdat de verdachte hem het geld had geleend en [getuige] het de verdachte waarschijnlijk gunde, heeft [getuige] aan de verdachte 50.000 euro gegeven. De verdachte heeft verklaard dat hij het bedrag in briefjes van 500 en 200 euro kreeg en dat hij deze heeft omgewisseld bij mensen voor kleinere coupures, omdat je met grote coupures niet veel kunt. Hij heeft het
geld niet op een bankrekening gestort, omdat hij de bank niet vertrouwt en het veiliger vindt zijn geld contant te bewaren. De verdachte heeft verder verklaard dat hij 10.000 euro als cadeautje aan zijn moeder heeft gegeven.
Uit het naar aanleiding van deze verklaring verrichte onderzoek is onder meer het volgende gebleken.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij 200 euro contant van de verdachte heeft geleend en dit bedrag vervolgens op zijn rekening heeft gezet en gebruikt voor het gokken. Met het gokken heeft hij 100.000 euro gewonnen. Van die winst heeft hij 70.000 euro contant opgenomen en conform een vooraf gemaakte afspraak hierover, heeft hij de helft van het gewonnen geld (50.000 euro) contant aan de verdachte gegeven direct nadat hij (op 16 juni 2016) het geld had opgenomen. Later heeft hij hem nog een keer 4.000 euro gegeven. Ook de vader van de verdachte heeft verklaard over een gokwinst. De gokwinst en de opname van 70.000 euro is ook te zien op de bankrekening van [getuige] .
Het voorgaande bevestigt de verklaring van de verdachte met betrekking tot de herkomst van het bij hem aangetroffen geldbedrag.
Uit het nadere onderzoek is echter ook het volgende gebleken.
De moeder van de verdachte heeft, bij gelegenheid van de doorzoeking van de woning en na confrontatie met de mededeling dat er een geldbedrag in de slaapkamer van de verdachte was getroffen, tegenover de politie verklaard dat de verdachte haar geld bewaart, geld dat zij van haar familie heeft gekregen en door de verkoop van sieraden heeft verdiend en dat zij denkt dat er ongeveer 40.000 euro op de kamer van de verdachte ligt. Later heeft zij verklaard dat het geld grotendeels van de verdachte is en deels van haar, en dat zij haar geld, dat zij contant van de verdachte en van haar ex-man heeft gekregen, aan de verdachte in bewaring heeft gegeven. Ook heeft zij aanvankelijk verklaard dat de verdachte haar geen geld heeft gegeven om daar, nadat zij is geconfronteerd met de verklaring van de verdachte op dit punt, weer op terug te komen.
Daarnaast is uit onderzoek naar de bankrekening van [getuige] gebleken dat er voorafgaand aan de uitbetaling van de gokwinst geen storting te zien is van de 150 of 200 euro die hij van de verdachte zou hebben geleend om online te kunnen gokken, terwijl er wel bij- en overschrijvingen te zien zijn met betrekking tot de gokwinst. Het hof merkt hierover op dat [getuige] het geld heeft gewonnen met online gokken en voor het deelnemen aan dergelijke spellen digitaal geld nodig is vanaf een digitale rekening. Verder is uit dit onderzoek gebleken dat via deze bankrekening veelvuldig transacties plaatsvonden en in de periode voorafgaand aan de gokwinst ook het salaris van [getuige] op deze rekening werd gestort, wat maakt dat het hof het onaannemelijk acht dat [getuige] geld van de verdachte heeft moeten lenen, en dus zou hebben geleend, om te kunnen gokken. Voorts acht het hof het onaannemelijk dat [getuige] de verdachte de helft van zijn winst, een bedrag van maar liefst 50.000 euro, aan de verdachte zou hebben geschonken als wederdienst voor het lenen van de 150 of 200 euro. Dit terwijl er - anders dan de verklaringen van de verdachte, [getuige] en de vader van de verdachte - geen ander (schriftelijk) bewijs is dat [getuige] het geldbedrag ook daadwerkelijk aan de verdachte heeft overgedragen en de verdachte het heeft ontvangen. Zo is er bijvoorbeeld geen schenkingsaangifte gedaan.
Over de kleine coupures waaruit het aangetroffen geldbedrag bestond heeft de verdachte weliswaar een verklaring afgelegd, maar over de momenten waarop hij de grote coupures heeft omgewisseld voor kleine en door wie en waar dat is gebeurd heeft de verdachte niets willen verklaren, waardoor dit niet verifieerbaar is. Ook op vragen over zijn dagelijkse uitgaven voor levensonderhoud heeft de verdachte geen inhoudelijk antwoord willen geven. Dat de verdachte geen uitgaven heeft, behalve uitgaven voor zijn sportschool, en alleen thuis eet, zoals hij op de zitting in hoger beroep heeft verklaard, acht het hof niet aannemelijk. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat uit onderzoek naar de bankrekening van de verdachte is gebleken dat er in de periode van begin 2016 tot juli/augustus 2018 een bedrag van in totaal 7.672 euro contant is gestort en een bedrag van 15.040 euro is opgenomen, terwijl de verdachte, zoals hiervoor reeds overwogen, in die jaren (vrijwel) geen inkomsten had. Ook zijn er in de woning van de verdachte meerdere bonnen aangetroffen van kostbare kleding die contant is betaald.
Gelet op het voorgaande acht het hof de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geldbedrag – hoewel deze wordt bevestigd door de getuige [getuige] en de vader van de verdachte – niet geloofwaardig, mede in het licht van zijn verklaring over zijn overige financiën en hetgeen daaromtrent is gebleken. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat het geldbedrag dat de verdachte voorhanden heeft gehad onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is, en dat het niet anders kan dan dat de verdachte dit heeft geweten.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 8 december 2018 te Alkmaar opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,9 gram cocaïne.
2.
hij op 8 december 2018, te Alkmaar, een voorwerp, te weten een geldbedrag van in totaal 45.995,- euro, heeft voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen waarvan 59 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft het hof verzocht om bij een bewezenverklaring rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en de toepassing van artikel 63 Sr.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van cocaïne. In het algemeen geldt voor verdovende middelen dat deze verslavend zijn en het gebruik ervan levert mede daardoor een groot risico op voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de gebruikers. De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van 45.995 euro. Het witwassen van geld dat uit misdrijf afkomstig is, vormt een bedreiging voor de integriteit van het financieel en economisch verkeer en van de openbare orde.
Bij het bepalen van de strafmaat voor het witwassen heeft het hof rekening gehouden met de uitgangspunten zoals deze zijn neergelegd in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). In lijn met deze oriëntatiepunten acht het hof voor het aanwezig hebben van drugs en het witwassen een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden aangewezen. Dat geldt des te meer nu de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 januari 2024 eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van vermogensmisdrijven, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Echter, de door de verdachte genoemde persoonlijke omstandigheden – de verdachte heeft zijn leven (beter) op orde, hij is getrouwd en heeft een kind gekregen en heeft inmiddels een eigen bedrijf – geven het hof aanleiding tot strafmatiging.
Het hof acht, alles afwegende en gelet op het voorgaande, een gevangenisstraf voor de duur van 51 dagen in beginsel passend en geboden.
Het hof stelt vast dat sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. De verdachte is immers op 9 december 2018 gedagvaard, terwijl de rechtbank op 23 november 2021 – bijna drie jaar later – vonnis heeft gewezen. Voorts heeft de verdachte op 30 november 2021 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof thans op 6 februari 2024 – twee jaar en drie maanden later – arrest wijst. Hierin wordt aanleiding gezien de verdachte in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van 51 dagen onvoorwaardelijk, een gevangenisstraf voor de duur van 41 dagen met aftrek van het voorarrest op te leggen.
Het beslag
In de woning van de verdachte zijn de volgende voorwerpen aangetroffen en in beslag genomen:
1. 45.995 EUR;
2. 360 EUR;
6. 1 STK Telefoontoestel (960809) Nokia;
7. 1 STK Telefoontoestel (960810) M5;
9. 46 STK Kassabon (960825);
10. 1 STK Telefoontoestel (961036) (Samsung J1) (kleur wit);
11. 1 STK Telefoontoestel (961037) (Samsung J3) (kleur wit);
12. 1 STK Bon (1030553).
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van de onder de verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven goederen gevorderd de goederen verbeurd te verklaren.
De raadsman heeft ten aanzien van de onder de verdachte inbeslaggenomen en niet teruggeven goederen teruggave aan de verdachte verzocht.
Verbeurdverklaring
Het hof is van oordeel dat het gehele onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag van 45.995 euro dient te worden verbeurdverklaard. Het onder feit 2 bewezenverklaarde is met betrekking tot dit geld, dat aan de verdachte toebehoort, begaan.
Teruggave aan de verdachte
Niet kan worden vastgesteld dat de onder de verdachte inbeslaggenomen voorwerpen geheel of grotendeels zijn verkregen door middel van of uit de baten van de bewezenverklaarde strafbare feiten, noch dat de bewezenverklaarde strafbare feiten zijn begaan met behulp van of met betrekking tot de voorwerpen. Derhalve zijn de voorwerpen niet vatbaar voor verbeurdverklaring en is het hof van oordeel dat de navolgende onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen aan hem dienen te worden teruggeven:
2. 360 EUR;
6. 1 STK Telefoontoestel (960809) Nokia;
7. 1 STK Telefoontoestel (960810) M5;
9. 46 STK Kassabon (960825);
10. 1 STK Telefoontoestel (961036) (Samsung J1) (kleur wit);
11. 1 STK Telefoontoestel (961037) (Samsung J3) (kleur wit);
12. 1 STK Bon (1030553).

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
41 (eenenveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. 45.995 EUR;.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
2. 360 EUR;
6. 1 STK Telefoontoestel (960809) Nokia;
7. 1 STK Telefoontoestel (960810) M5;
9. 46 STK Kassabon (960825);
10. 1 STK Telefoontoestel (961036) (Samsung J1) (kleur wit);
11. 1 STK Telefoontoestel (961037) (Samsung J3) (kleur wit);
12. 1 STK Bon (1030553).
HEFT OPhet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van de Heijden, mr. F.A. Hartsuiker en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C. Chaigneau, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 februari 2024.
=========================================================================
[…]