Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
(ix) The plaintiff must pay the ‘eddah’ alimony to the Defendant in Ringgit Malaysia (RM 2,000) for the period of ‘eddah’; and continues to pay a alimony of maximum RM2000 for every months after the period of ‘eddah’ to the Defendant until the Defendant passes away or when the financial personal needs of the Defendant is subsidized by any other man, i.e. starting a new relationship whichever one is the earliest.
Both parties agree not to make any claims against each other on accepting execution of this agreement.”. Door toch over te gaan tot verevening zou in strijd worden gehandeld met de uitspraak van de Maleisische rechter, aldus de pensioenuitvoerder in 2006.
[…]
The court approves this application in accordance with Section 199 Syariah Court Civil Procedure Enactment of the (Selangor State) 2003.
The Court ordered the Respondent and/or his representatives and/or agents prohibited and forbidden from doing any claim and/or transfer of money transaction including issue pensions registered name applicants with the Stichting Pensioenfonds Buhrmann.
The Court ordered the Respondent to refund any pension monies that was obtained by the Respondent since Respondents make a claim until now with the Stichting Pensioenfonds Buhrmann to the Applicant.
The Court ordered the Respondent to withdraw the application to claim Applicants pensions which was submitted to the Stichting Pensioenfonds Buhrmann immediately and refrain from making the claim after this.
The Court ordered the Respondent, family members, representatives and/or agents of its agents shall be prevented from distracting or invade or make any threat in any way to the applicant and the parties involved with the Applicant.
(…)”
3.De omvang van het geschil
4.De beoordeling
Gazprombankarrest(Hoge Raad 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2838, NJ 2015/478). Die voorwaarden zijn (i) dat de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is, (ii) dat de buitenlandse beslissing tot stand is gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging (de ‘procedurele kant’ van de openbare orde), (iii) dat de erkenning van de buitenlandse beslissing niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde (de ‘materiële kant’ van de openbare orde), en (iv) dat de buitenlandse beslissing niet onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
bevoegdheid Maleisische rechter)
Gazprombankarrestis voldaan. Daarbij betoogt de vrouw dat de rechtbank ten onrechte tot uitgangspunt heeft genomen dat in de procedure voor de Maleisische rechter de interpretatie of nakoming van de bij echtscheiding gemaakte afspraken in geschil was. Volgens de vrouw was in geschil of zij, gelet op de bij de echtscheiding gemaakte afspraken, recht heeft om haar aanspraak op ouderdomspensioen ingevolge de Wvps jegens de pensioenuitvoerder te gelde te maken. Deze directe aanspraak is volgens de vrouw zozeer met de Nederlandse rechtssfeer verbonden dat het naar internationale maatstaven onaanvaardbaar is dat de Maleisische rechter zich bevoegd heeft verklaard daarover te oordelen.
Kamerstukken II1999/00, 27049, nr. 3, p. 7). Daarnaast volgt uit punt 23 van de preambule bij de Verordening Huwelijksvermogensstelsels dat de uitsluiting van de toepasselijkheid van de verordening op pensioenrechten in ‘enge zin’ dient te worden uitgelegd. Het is dus niet zo dat alle aangelegenheden met betrekking tot pensioen van de reikwijdte van de verordening zijn uitgesloten. Dit betekent dat voor het antwoord op de vraag of de Maleisische rechter zich op een internationaal erkende bevoegdheidsgrond bevoegd heeft geoordeeld om over het geschil tussen partijen te oordelen, (mede) aansluiting kan worden gezocht bij de bevoegdheidsregels uit de Verordening Huwelijksvermogensstelsels. Artikel 6 sub a HuwVermVo bepaalt dat zelfstandige kwesties van huwelijksvermogensrecht in eerste instantie moeten worden aangebracht bij de rechter van de lidstaat waarin beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats hebben. In onderhavige zaak hadden (en hebben) partijen hun gewone verblijfplaats in Maleisië, zodat het hof van oordeel is dat de Maleisische rechter zich op een internationaal erkende grond bevoegd heeft verklaard. Dat geldt te meer nu de woonplaats van partijen ook in andere voor Nederland geldende familierechtelijke verdragen als grond voor de bevoegdheid van de rechter wordt gebruikt. Zo zoekt artikel 3 lid 1 sub a Brussel II-ter (Verordening EU 2019/1111) voor de bevoegdheid van de rechter ter zake van echtscheiding ook aansluiting bij de woonplaats van partijen. Datzelfde geldt voor het commune Nederlandse internationaal privaatrecht. Omdat in onderhavige zaak de kwestie van pensioenverevening buiten de kaders van een echtscheidingsprocedure aan de orde is gekomen, zou op grond van de hoofdregels van het commune bevoegdheidsrecht voor de bevoegdheid van de rechter in een dagvaardingszaak worden aangesloten bij de woonplaats van gedaagde, en in verzoekschriftprocedures bij de woonplaats van verzoeker of een van de belanghebbenden (zie artikel 2 en 3 Rv). Ook hieruit volgt dat de Maleisische rechter zich op een internationaal erkende bevoegdheidsgrond bevoegd heeft verklaard. Aan het voorgaande doet niet af dat (het recht op) pensioenverevening nauw met de Nederlandse rechtssfeer is verbonden, zoals de vrouw betoogt. Wat ook van deze stelling zij, dit sluit niet uit dat ook een rechter buiten Nederland bevoegd kan zijn om van het geschil kennis te nemen.
nietvan belang dat op die rechtsverhouding op grond van het Nederlandse conflictenrecht het Nederlandse recht (dwingendrechtelijk) van toepassing zou zijn. Dit alles betekent dat de eerste grief van de vrouw faalt.
procedurele kant van de openbare orde)
Gazprombankarrestis voldaan en hebben betrekking op de procedurele kant van de openbare orde. Bij de beoordeling van deze grieven stelt het hof voorop dat de openbare-orde-exceptie alleen in uitzonderlijke gevallen kan worden toegepast. Slechts wanneer de uitspraak wat betreft haar totstandkoming of inhoud in strijd komt met beginselen en waarden die in de Nederlandse rechtsorde als fundamenteel worden aangemerkt, kan de buitenlandse uitspraak op basis van de openbare orde exceptie niet worden erkend (zie Hoge Raad 18 januari 2019 ECLI:NL:HR:2019:54 (
Yukos Oil)). Wat betreft
de totstandkomingvan de uitspraak kunnen daarbij de vereisten van een fair trial zoals neergelegd in artikel 6 EVRM als (minimaal) uitgangspunt dienen. Voor zover de vrouw heeft aangevoerd dat de rechtbank een te beperkte maatstaf heeft gehanteerd door (alleen) naar artikel 6 EVRM te verwijzen, gaat het hof hieraan voorbij. De rechtbank heeft immers overwogen dat de eisen die kunnen worden gesteld aan de wijze waarop de buitenlandse beslissing tot stand is gekomen
ten minste(cursivering hof) samenvallen met de criteria voor een fair trial als bedoeld in artikel 6 EVRM. Onder artikel 6 EVRM valt ook het vereiste dat de uitspraak van de rechter behoorlijk gemotiveerd dient te zijn. Of een uitspraak voldoende gemotiveerd is, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval, waaronder met name de aard van de procedure en het tussen partij gevoerde debat.
Practice Direction No. 4 of 2011. Naar het oordeel van het hof geeft deze motivering voldoende inzicht in de gedachtegang die aan de beslissing ten grondslag ligt, namelijk; partijen hebben afgesproken dat de vrouw geen aanspraak zal hebben op de door de man opgebouwde pensioenrechten en aan die afspraak is de vrouw gehouden. Aldus is deze beslissing voldoende gemotiveerd om de (procedurele) openbare-orde-toets te kunnen doorstaan.
het Nederlandse recht(cursivering hof) beslissingen genomen, die bovendien het karakter van een ordemaatregel dragen. Bij zijn motivering hoefde de Maleisische rechter geen acht te slaan op hetgeen naar Nederlands recht tussen partijen zou gelden. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat de Maleisische rechter gehouden was om het vonnis van de Nederlandse rechter te erkennen, zodat hij ook om die reden niet gehouden was om de inhoud van dat vonnis in zijn beoordeling te betrekken. Bij dit alles overweegt het hof tot slot dat de door de vrouw genoemde processtukken waarin de door haar aangehaalde argumenten zijn aangevoerd door de Maleisische rechter in zijn ‘overview’ zijn opgesomd en beoordeeld. Het is dus niet zo dat deze stukken buiten beschouwing zijn gelaten.
materiële kant van de openbare orde)
Gazprombankarrest;erkenning van een buitenlands vonnis dient achterwege te blijven wanneer daarmee een uitspraak tot stand komt die wat betreft haar inhoud in strijd is met beginselen en waarden die in de Nederlandse rechtsorde als fundamenteel worden aangemerkt. Deze derde voorwaarde heeft betrekking op de inhoudelijke kant van de openbare orde. Daarbij gaat het niet erom of de buitenlandse beslissing juist is (er is geen plaats voor een ‘révision au fond’); ook een rechterlijke beslissing die binnen de Nederlandse rechtsorde als onjuist wordt aangemerkt, kan worden erkend (zie de verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad in
Yukos Oilin r.o. 4.6 hiervoor). Ook aan de materiële openbare-orde-toets dient (zeer) terughoudend te worden getoetst.
onverenigbaarheid)
Gazprombankarrest. Het vierde criterium houdt in dat (voor zover in deze zaak relevant) de buitenlandse beslissing niet onverenigbaar mag zijn met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter. De vrouw heeft in dat verband gewezen op de uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 september 2018. In die uitspraak heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat partijen de werking van de Wvps niet hebben uitgesloten, en dat de vrouw (dus) recht heeft op pensioenverevening. Daarbij is de pensioenuitvoerder veroordeeld om aan de vrouw, totdat de rechter anders beslist, de toekomstige termijnen van de aan haar toekomende pensioenrechten conform de Wvps te blijven betalen zolang zij op grond van die wet pensioenrechten heeft.
Gazprombankarrest, moet worden nagegaan of de betrokken beslissingen rechtsgevolgen hebben die elkaar uitsluiten. Naar het oordeel van het hof is dat niet het geval. Dit volgt reeds uit het feit dat de voorzieningenrechter in het dictum van zijn vonnis heeft geoordeeld dat de pensioenuitvoerder de toekomstige termijnen aan de vrouw dient uit te betalen
totdat een rechter anders beslist(cursivering door hof). Met deze beslissing heeft de voorzieningenrechter benadrukt wat naar Nederlands toch al geldt: in een kort geding kunnen slechts voorlopige ordemaatregelen worden genomen. Deze beslissingen hebben geen gezag van gewijsde. Nu de Maleisische rechter in zijn uitspraak van 7 mei 2019 anders heeft beslist, en de uitspraak van de voorzieningenrechter slechts een tijdelijke voorziening betrof, is geen sprake van een situatie waarin de betrokken beslissingen rechtsgevolgen hebben die elkaar uitsluiten. Aldus is ook geen sprake van ‘onverenigbaarheid van beslissingen’. Ook het vierde criterium van het
Gazprombankarrestvormt dus geen reden om aan de uitspraak van de Maleisische rechter haar werking te onthouden.
veeggrief)