ECLI:NL:GHAMS:2024:2645

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
23-002840-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis in ontuchtzaak met adoptiekinderen na deskundigenonderzoek naar betrouwbaarheid getuigenverklaringen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1953, was beschuldigd van ontucht met zijn adoptiekinderen, [naam 1] en [naam 2]. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, maar het Openbaar Ministerie ging in hoger beroep. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het een deskundige heeft ingeschakeld om de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen van [naam 1] en [naam 2] te onderzoeken. De deskundige, dr. [naam 3], concludeerde dat de verklaringen niet boven redelijke twijfel zijn verheven en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Het hof heeft de bevindingen van de deskundige overgenomen en geoordeeld dat de verklaringen van de slachtoffers niet betrouwbaar zijn. Hierdoor kon de verdachte niet wettig en overtuigend worden bewezen dat hij de tenlastegelegde feiten had gepleegd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. De verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor de vrijspraken die de rechtbank had gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002840-20
datum uitspraak: 6 augustus 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 december 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-247309-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1953,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Op 3 oktober 2023 heeft het hof een tussenarrest gewezen, waarin het hof het ter terechtzitting van 19 september 2023 gesloten onderzoek heeft heropend en direct weer heeft geschorst en de zaak verwezen heeft naar de raadsheer-commissaris teneinde een deskundige te benoemen voor het doen van nader onderzoek naar de betrouwbaarheid van de gedurende het onderzoek afgelegde verklaringen van [naam 1] en [naam 2]. De deskundige dr. [naam 3] (hierna: de deskundige) heeft dit onderzoek uitgevoerd en hierover op 4 januari 2024 gerapporteerd (hierna: de rapportage).
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 september 2023 en 23 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman en de verdachte naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van de onder 2 tenlastegelegde ontucht met een minderjarige onder de twaalf jaar en van hetgeen hem onder 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet alleen het onder 3 tenlastegelegde, maar ook de onder 2 tenlastegelegde ontucht met een minderjarige onder de twaalf jaar als zelfstandig strafrechtelijk verwijt in de tenlastelegging is opgenomen.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze vrijspraken geen hoger beroep open. Daarom zal het hof de verdachte in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd, voor zover in hoger beroep aan de orde, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 december 2007 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [naam 1], geboren op [geboortedag 2] 1993, door meermalen, althans eenmaal,
- haar vagina en/of haar borsten en/of haar buik aan te raken en/of te betasten en/of
- haar vagina te kussen en/of te likken en/of
- haar nek en/of haar oor/oren te kussen en/of te likken en/of
- met haar te tongzoenen, althans te proberen zijn tong in haar mond te doen en/of
- haar hand op zijn penis te leggen en/of met haar hand heen en weer gaande bewegingen over zijn penis te maken;
2.
hij in of omstreeks de periode van 20 november 2005 tot en met
20 november 2007te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met [naam 1], geboren op [geboortedag 2] 1993, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 1], immers heeft hij verdachte, meermalen, althans eenmaal zijn vinger(s) in de vagina van die [naam 1] geduwd/gebracht;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [naam 2], geboren op [geboortedag 3] 1998, door meermalen, althans eenmaal,
- hem op de mond te kussen en/of
- zijn billen aanraken en/of in zijn billen te knijpen en/of
- zijn penis aan te raken en/of met zijn penis heen en weer gaande bewegingen te maken en/of
- de penis van die [naam 1] in zijn mond te nemen en/of
- zich door die [naam 2] in zijn billen te laten knijpen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Het standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig haar schriftelijk requisitoir, aangevoerd dat – anders dan de deskundige heeft gerapporteerd – de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] betrouwbaar zijn, zodat deze bruikbaar zijn voor het bewijs en voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen en gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig zijn pleitnotities, bepleit dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe primair aangevoerd dat de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] onbetrouwbaar zijn en dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Deze conclusie wordt gedragen door de resultaten van het onderzoek dat door de deskundige is uitgevoerd.

Het oordeel van het hof

Feiten en omstandigheden
De verdachte is in 1987 gehuwd. Dit huwelijk is (ongewenst) kinderloos gebleven tot de adoptie in 1998 waarbij de verdachte en zijn echtgenote (hierna: [naam 4]) drie kinderen hebben geadopteerd uit Brazilië; [naam 1], geboren op [geboortedag 2] 1993 (hierna: [naam 1]), [naam 5], geboren op [geboortedag 4] 1995 (hierna: [naam 5]) en [naam 6], geboren op [geboortedag 5] 1997 (hierna: [naam 6]). In 1999 hebben zij nog een kind geadopteerd uit Brazilië, [naam 2], geboren op [geboortedag 3] 1988 (hierna: [naam 2]). Alle adoptiekinderen zijn broers en zusjes en verbleven ten tijde van de adoptie in Brazilië in een kindertehuis.
Op 18 april 2018 werd het gezin bekend bij Veilig Thuis naar aanleiding van een melding vanuit de vertrouwensartsen waar [naam 1] een gesprek mee had. [naam 1] woonde op dat moment zelfstandig. Veilig Thuis stelde een onderzoek in naar dit gezin. Naar aanleiding van dit onderzoek werd er gekozen om de samenwerking op te zoeken met “Bright-GGZ” en “Samen Doen”. Men wilde bewerkstelligen dat de kinderen en de moeder zelf stappen zouden gaan ondernemen om aangifte te doen. Tevens wilde men onder andere bereiken dat de verdachte de woning zou verlaten. Een en ander is vastgelegd in een Veilig Thuis Rapportage-Veiligheidsplan van 25 april 2019. Uit deze rapportage blijkt dat Veilig Thuis met alle betrokkenen, waaronder [naam 1], [naam 2] en [naam 4], heeft gesproken en dat de verdachte het misbruik ontkent. [naam 4] en de kinderen hebben geen aangifte willen doen. Uiteindelijk heeft Veilig Thuis op 17 juni 2019 aangifte gedaan. [naam 4], [naam 1] en [naam 2] zijn vervolgens door de politie verhoord. Evenals een zus van [naam 4] ([naam 7]) die verklaart over een incident met de verdachte dat plaatsvond omstreeks 1978 toen zij bij de verdachte en [naam 4] in huis verbleef.
Op 7 oktober 2019 is de verdachte aangehouden en diezelfde dag verhoord. De verdachte ontkent ook bij de politie uitdrukkelijk hetgeen waarvan hij wordt verdacht.
Overwegingen met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam 1] en [naam 2]
In deze zaak zijn de door [naam 1] en [naam 2] gedurende het onderzoek afgelegde verklaringen ten overstaan van Veilig Thuis en ten overstaan van de politie, op betrouwbaarheid onderzocht en beoordeeld door dr. [naam 3] , deskundig in
Legal Psychology, Statement Validity,die daartoe door de raadsheer-commissaris van het gerechtshof is benoemd. Op 4 januari 2024 heeft dr. [naam 3] (hierna: de deskundige) hierover gerapporteerd.
Het hof overweegt in dat verband dat de expertise van dr. [naam 3] bij uitstek is toegespitst op het terrein van de – (uiteindelijk) door het hof – te maken beoordeling omtrent de betrouwbaarheid van de genoemde verklaringen.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 23 juli 2024 is de deskundige gehoord en heeft hij vragen beantwoord over de inhoud van de rapportage en de methode van onderzoek die door hem is toegepast. In dit kader bevat het rapport (bijlage 1) tevens een algemene beschrijving van de methode van onderzoek. Het hof stelt – zakelijk weergegeven – ten aanzien van de door de deskundige toegepaste methode van onderzoek het volgende vast. Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] heeft de deskundige de momenten geanalyseerd waarop door [naam 1] en [naam 2] het seksueel misbruik is onthuld – het hof begrijpt: het moment waarop een eerste melding door hen is gedaan – , alsmede heeft de deskundige de inhoud van de verklaringen betrokken, waarbij deze zijn geanalyseerd op de dimensies volledigheid (de mate waarin iemand de details van een gebeurtenis beschrijft), accuraatheid (de mate waarin de verklaring juist is) en consistentie (de mate waarin iemand bij verschillende gelegenheden hetzelfde verhaal vertelt). De resultaten hiervan zijn (middels een zogenaamde scenario-analyse) gebruikt om het scenario dat de verklaringen over het seksueel misbruik betrouwbaar zijn af te wegen tegen het scenario dat deze verklaringen niet betrouwbaar zijn.
In de rapportage is het uitgevoerde onderzoek beschreven en zijn de conclusies van het onderzoek samengevat. Het hof benoemt de navolgende passages uit de rapportage expliciet.
Betrokkenheid van Veilig Thuis
De deskundige merkt – als inleidende overweging in de rapportage op – dat Veilig Thuis kennelijk uitgebreid en interactief met alle gezinsleden over de verdenking van misbruik heeft gesproken en dat latere verklaringen daarom kunnen zijn gecontamineerd door (mogelijk niet neutrale) vraagstellingen van Veilig Thuis en onderlinge beïnvloeding.
De onthulling van misbruik door [naam 1]
De rapportage bevat ten aanzien van dit aspect onder meer de navolgende passages: De eerste melding over seksueel misbruik door haar adoptievader wordt door [naam 1] gedaan in een brief die [naam 1] eind 2012 aan haar moeder schreef nadat ze van huis was weggelopen. In de brief vertelt [naam 1] over misbruik van haar zelf en over wat zij bij haar broer [naam 2] en zus [naam 6] zag. “Ik heb dit heel lang verborgen gehouden. ik stopte het heel diep in mij en begon er gewoon zelf in te geloven. Niet echt geloven meer van, het bestond gewoon niet meer.”(…)
Op 17 juli 2013 voerde [naam 1] een informatief gesprek met de politie. In dit gesprek vertelde [naam 1] dat ze zich 2 of 3 jaar geleden het misbruik door haar adoptievader herinnerde nadat ze er een aantal jaren niet aan had gedacht.
De deskundige merkt ten aanzien van het vorenstaande op dat de onthulling van [naam 1] niet de kenmerken heeft van een “hervonden herinnering” en dat het verhaal ook niet ontstaan is door “collaborative storytelling” of “social contagion”. De deskundige sluit echter de mogelijkheid niet uit dat [naam 1] – de beschrijving die zij geeft van de aanloop naar de onthulling in 2012 en 2013 – door zelfsuggestie haar negatieve emoties en de negatieve gevoelens ten opzichte van haar adoptievader is gaan toeschrijven aan een geconstrueerd verhaal over misbruik.
De onthulling van misbruik door [naam 2].
De deskundige stelt vast dat de onthulling van mogelijk (seksueel) misbruik niet komt van [naam 2] zelf. [naam 2] is door zijn moeder (in 2018) geconfronteerd met het door [naam 1] uitgesproken vermoeden van misbruik door zijn adoptievader. Hij begint hierover te verklaren nadat in een gesprek met Veilig Thuis (op 26 juli 2018) de melding van [naam 1] aan hem is voorgelegd.
De inhoud van de verklaringen van [naam 1]
De deskundige concludeert dat de verklaringen van [naam 1] over eigen ervaringen met seksueel misbruik onvoldoende informatie leveren om met enige zekerheid onderscheid te kunnen maken tussen het scenario dat de verklaringen van [naam 1] over seksueel misbruik betrouwbaar zijn, en het scenario dat deze verklaringen niet betrouwbaar zijn. Van belang hierbij acht de deskundige onder meer dat de verklaringen van [naam 1] door geen enkele onafhankelijke bron worden bevestigd en dat de verklaringen van [naam 1] over misbruik weinig gedetailleerd zijn en niet specifiek, met uitzondering van de ervaring dat de eerste keer misbruik plaatsvond toen ze ongeveer 5 jaar oud was. Deze ervaring heeft [naam 1] bij voortduring herhaald in achtereenvolgende gesprekken (met haar moeder, achtereenvolgende hulpverleners, psychologen en de politie). Het gevolg hiervan is dat deze specifieke herinnering steeds verder versterkt wordt, ongeacht of ze wel of niet waarheidsgetrouw is. Het lijkt tenslotte meer aannemelijk – omdat het de vraag is of zij als 5 jarige de ernst en connotatie van de beschreven handelingen kan hebben begrepen – dat de emotionele interpretatie die [naam 1] aan dat eerste incident geeft later moet zijn ontstaan, aldus de deskundige.
De deskundige concludeert verder dat de verklaringen van [naam 1] eveneens geen betrouwbare indicatie vormen voor een scenario van seksueel misbruik van [naam 6] of [naam 2] door haar adoptievader.
Voor beiden geldt dat de scenario’s, dat van seksueel misbruik sprake is, onvoldoende worden ondersteund om alternatieve scenario’s (zoals het onjuist interpreteren van een ambigue waarneming) uit te sluiten.
De inhoud van de verklaringen van [naam 2]
De deskundige concludeert dat er weinig evidentie is voor het scenario dat de verklaringen over misbruik van [naam 2] door zijn adoptievader betrouwbaar zijn en dat het scenario dat de verklaringen onbetrouwbaar zijn, niet kan worden uitgesloten. Van belang hierbij acht de deskundige onder meer dat de mogelijkheid niet kan worden uitgesloten dat [naam 2] beïnvloed is doordat hij eerder is geconfronteerd met de mogelijkheid van misbruik (door moeder en/of Veilig Thuis) en hij daardoor achteraf gebeurtenissen is gaan interpreteren als misbruik. De verklaringen van [naam 2], betreffende seksueel misbruik, zijn weinig gedetailleerd en hij is erg onzeker over wat hij zich herinnert. Ook bij hem geldt dat er weinig ondersteunende evidentie is, enkel een waarneming van [naam 1] van een incident dat [naam 2] zelf niet kan herinneren.
De rapportage bevat tenslotte een samenvatting van conclusies die de deskundige op basis van de uitgevoerde analyses heeft getrokken, Deze samenvatting luidt als volgt:
“Rapporteur constateert dat de aanwijzingen voor het scenario dat [naam 1] seksueel misbruikt is door haar adoptievader, niet overtuigend zijn. Er is geen ondersteunende evidentie en de verklaringen van [naam 1] leveren onvoldoende informatie om met enige mate van zekerheid een onderscheid te kunnen maken tussen de scenario's dat de verklaringen betrouwbaar dan wel onbetrouwbaar zijn.
De verklaringen van [naam 1] betreffende mogelijk misbruik van [naam 6] en [naam 2] door hun adoptievader zijn te indirect en te beperkt om het gesuggereerde scenario van misbruik aannemelijk te maken.
Ook de verklaringen van [naam 2] dat hij misbruikt zou zijn door zijn vader zijn te weinig specifiek en gedetailleerd om dat scenario met enige zekerheid als betrouwbaar te kunnen kwalificeren.
Omdat zowel [naam 1] als [naam 2] verklaringen afleggen die op misbruik door hun adoptievader kunnen wijzen, is een belangrijke vraag of daarmee de betrouwbaarheid van hun verklaringen toeneemt. Dit zou het geval zijn als de verklaringen geheel onafhankelijk van elkaar zouden zijn afgelegd. Dat is in deze casus echter niet het geval, zodat deze factor geen betrouwbare ondersteuning levert voor het scenario dat hun adoptievader ze seksueel misbruikt heeft.”
Ter terechtzitting heeft de deskundige aan deze conclusies toegevoegd dat de waarschijnlijkheid dat de scenario’s, dat er sprake is geweest van seksueel misbruik van [naam 1] en/of [naam 2], gelijk is (fifty/fifty) aan de waarschijnlijkheid dat deze scenario’s niet juist zijn (en dat er geen sprake is geweest van misbruik).
Oordeel van het hof over de betrouwbaarheid van de verklaringen
Naar het oordeel van het hof heeft de deskundige een deugdelijk gemotiveerd rapport opgemaakt, waarin de door hem geformuleerde conclusies steun vinden in de door hem geschetste bevindingen en in de beantwoording van de vragen die op de terechtzitting in hoger beroep aan de deskundige zijn gesteld. Gelet hierop is voor het hof voldoende inzichtelijk geworden op grond van welke feiten en omstandigheden de deskundige tot zijn conclusies is gekomen.
Het hof neemt de bevindingen en de conclusies van de deskundige over en maakt deze tot de zijne.
Op grond van deze bevindingen en conclusies oordeelt het hof dat niet boven redelijke twijfel is verheven dat de verklaringen over het vermeende seksueel misbruik door de verdachte op waarheid berusten. Om die reden zal het hof deze verklaringen buiten beschouwing laten. Hetgeen zich overigens in het dossier bevindt, kan een bewezenverklaring van de ten laste gelegde handelingen niet dragen.
Naar het oordeel van het hof is, kortom, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, onder 2 en 4 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan integraal moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 als tweede onderdeel en het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 augustus 2024.
De oudste en jongste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.