ECLI:NL:GHAMS:2024:2592

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
23-001824-22 (hierna: zaak A) en 23-000337-24 (hierna: zaak B) (gevoegd)
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van politieambtenaren en wederspannigheid tijdens ambtshandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het beledigen van twee politieambtenaren en aan wederspannigheid. De verdachte heeft op 5 juni 2021 in Amsterdam tijdens de uitoefening van hun functie de politieambtenaren beledigd door hen meermalen te beschimpen met grove woorden. Daarnaast heeft hij op 13 juli 2021 zich met geweld verzet tegen de rechtmatige uitoefening van de ambtshandeling door een agent, waarbij hij deze agent een kopstoot en een vuistslag heeft gegeven, wat resulteerde in een gekneusde kaak. Het hof heeft de vonnissen van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tevens is de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 350,00 voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure in aanmerking genomen bij de strafoplegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummers: 23-001824-22 (hierna:
zaak A) en 23-000337-24 (hierna:
zaak B) (gevoegd)
datum uitspraak: 12 september 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 juli 2022 in de strafzaak onder parketnummer
13-146200-21 (in hoger beroep zaak A) en het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 februari 2024 in de strafzaak onder parketnummer 13-205049-21 (in hoger beroep zaak B) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1963,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 augustus 2024.
Tegen voormelde vonnissen is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A:
hij in of omstreeks 05 juni 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een of meerdere ambtena(a)r(en),te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen een of meermalen de woorden toe te voegen: “Jullie flikkers, klootzakken” en/of “Fuck you”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of in de richting van voornoemde ambtena(a)r(en) te spugen;
Zaak B (gevoegd):
primair
hij op of omstreeks 13 juli 2021 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [benadeelde] , agent bij de eenheid Amsterdam,
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, door
  • die [benadeelde] meerdere, in elk geval een, kopsto(o)t(en) tegen het hoofd en/of de borst, in elk geval het lichaam te geven, en/of
  • met (gebalde) vuist in het gezicht van die [benadeelde] , in elk geval het hoofd, te slaan en/of te stompen;
subsidiair
hij op of omstreeks 13 juli 2021 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, een ambtenaar, te weten [benadeelde] , agent bij de eenheid Amsterdam, gedurende de rechtmatige uitoefeningen van zijn bediening, heeft mishandeld, door
  • die [benadeelde] meerdere, in elk geval een, kopsto(o)t(en) tegen het hoofd en/of de borst, in elk geval het lichaam te geven, en/of
  • met (gebalde) vuist in het gezicht van die [benadeelde] , in elk geval het hoofd, te slaan en/of te stompen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnissen waarvan beroep

De vonnissen waarvan beroep zullen worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Standpunten van partijen inzake het bewijs

De advocaat-generaal en de raadsvrouw hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat in zaak A enkel de tenlastegelegde belediging van ambtenaar [verbalisant 1] kan worden bewezen. De verdachte dient dan ook van de belediging van ambtenaar [verbalisant 2] te worden vrijgesproken. Eveneens dient vrijspraak te volgen van het in de richting van voornoemde ambtenaren spugen. Verder hebben de advocaat-generaal en de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte in zaak B van het primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Het in zaak B subsidiair tenlastegelegde kan wel worden bewezen.

Bewijsoverweging

Feiten en omstandigheden
Het hof stelt op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Zaak A
Op 5 juni 2021 omstreeks 23.25 uur hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Amsterdam en in uniform gekleed, zich naar aanleiding van een melding begeven naar de woning aan de [adres] . De verdachte deed open, bleek onvast ter been en had bloeddoorlopen ogen. Verbalisant [verbalisant 1] heeft de verdachte samen met een collega gefixeerd tegen de muur en hoorde dat de verdachte veelvuldig de volgende woorden uitsprak: “Jullie flikkers” en “klootzakken”. Op een gegeven moment zagen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat de verdachte bij de voordeur van zijn woning stond en hoorden zij hem de volgende woorden schreeuwen: “Flikkers”, “klootzakken” en “fuck you”. Toen deze verbalisanten besloten de locatie te verlaten, zag verbalisant [verbalisant 1] dat de verdachte naar hem keek en hoorde hij hem wederom zeggen “flikker, fuck you”. In het trapportaal hoorden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de verdachte luidkeels roepen “fuck you”. De verdachte is vervolgens aangehouden. Hierna hoorden de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de verdachte wederom luidkeels in het trapportaal schreeuwen: “Fuck you” en “klootzakken”. Deze verbalisanten voelden zich door de woorden van de verdachte in hun eer en goede naam aangetast. [1]
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 29 augustus 2024 verklaard dat hij op
5 juni 2021 de politieambtenaren die naar zijn huis waren gekomen, heeft uitgescholden.
Zaak B
Op 13 juli 2021 omstreeks 21.36 uur zijn verbalisanten [benadeelde] , werkzaam als brigadier bij de Eenheid Amsterdam, en [verbalisant 3] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Amsterdam, in uniform gekleed naar aanleiding van een melding inzake huiselijk geweld naar de woning aan de [adres]
gegaan. De verdachte was onder invloed van alcohol en niet meewerkend. Op het moment dat verbalisant [benadeelde] bezig was de identiteit van een andere aanwezige in de woning,
[naam 1] , vast te stellen, kwam de verdachte voor hem staan en gaf hem uit het niets, met grote kracht, een kopstoot tegen zijn onderkaak. Daarna haalde de verdachte uit met een (gebalde) vuist en sloeg [benadeelde] in zijn gezicht ter hoogte van zijn rechterkaak. [2] Verbalisant [benadeelde] heeft er een gekneusde rechterkaak aan overgehouden. [3] Vervolgens hebben de verbalisanten [benadeelde] en [verbalisant 3] de verdachte aangehouden. Tijdens de autorit om de verdachte over te brengen naar het cellencomplex ter voorgeleiding aan de hulpofficier van justitie heeft de verdachte verbalisant [benadeelde] nog een kopstoot gegeven tegen zijn borst. [4]
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 29 augustus 2024 bevestigd dat hij op
13 juli 2021 een kopstoot en een slag in het gezicht heeft gegeven van een politieambtenaar en dat hij later ook een kopstoot heeft gegeven in de politieauto.
Beoordeling
Het hof ziet zich in
zaak Agesteld voor de vraag of de verdachte politieambtenaar [verbalisant 1] en/of politieambtenaar [verbalisant 2] heeft beledigd. Hiervan is sprake wanneer iemand in zijn eer of goede naam wordt aangetast. Een uitdrukking of term is beledigend indien deze zonder meer geschikt is om daarmee andermans waardigheid te miskennen.
Vaststaat dat de verdachte op 5 juni 2021 in Amsterdam opzettelijk politieambtenaren, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling meermalen de woorden “flikkers”, “klootzakken” en “fuck you” heeft toegevoegd. In deze scheldwoorden ligt de strekking om te beledigen besloten. Anders dan de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat de verdachte deze woorden niet alleen meermalen jegens politieambtenaar [verbalisant 1] heeft gebezigd, maar ook jegens politieambtenaar [verbalisant 2] , zodat de verdachte het feit meermalen heeft gepleegd. Evenwel kan niet worden bewezen dat de verdachte in de richting van politieambtenaren [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] heeft gespuugd, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Het hof ziet zich in
zaak Bgesteld voor de vraag of aan de zijde van de verdachte sprake is van
wederspannigheid. Hiervan is sprake als iemand zich met (bedreiging met) geweld verzet tegen een ambtenaar werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Verzet is het weerstreven van de ondernomen ambtshandeling.
Vaststaat dat de verdachte op 13 juli 2021 in Amsterdam in zijn woning werd bezocht door onder meer ambtenaar [benadeelde] , agent bij de Eenheid Amsterdam, naar aanleiding van een melding inzake huiselijk geweld. Die dag heeft de verdachte zich op twee momenten tegen een ondernomen ambtshandeling van [benadeelde] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, verzet. Het eerste moment was in de woning van de verdachte toen [benadeelde] bezig was de identiteit van een andere aanwezige in de woning, [naam 1] , vast te stellen. De verdachte heeft zich met geweld tegen deze ambtshandeling verzet door een kopstoot te geven tegen het hoofd (onderkaak) van [benadeelde] en met een vuist in zijn gezicht (rechterkaak) te stompen. Het tweede moment – na de aanhouding van de verdachte – was in de politieauto waarmee de verdachte werd overgebracht naar het cellencomplex ter voorgeleiding aan de hulpofficier van justitie. De verdachte heeft zich met geweld ook tegen deze ambtshandeling verzet door wederom een kopstoot gegeven, dit keer tegen de borst van verbalisant [benadeelde] .
Hieruit volgt dat in zaak B het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A en in zaak B primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
hij op 5 juni 2021 te Amsterdam opzettelijk meerdere ambtenaren, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam) en [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen meermalen de woorden toe te voegen: “Flikkers, klootzakken” en “Fuck you”;
Zaak B (gevoegd):
primair
hij op 13 juli 2021 te Amsterdam zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [benadeelde] , agent bij de eenheid Amsterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, door
  • die [benadeelde] meerdere kopstoten tegen het hoofd en de borst te geven, en
  • met (gebalde) vuist in het gezicht van die [benadeelde] te stompen.
Hetgeen in zaak A en in zaak B primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A en in zaak B primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter
zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het in zaak B primair bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A en in zaak B primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 200,00, subsidiair 4 dagen hechtenis, en voor het in eerste aanleg in zaak B subsidiair bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A en in zaak B subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouw heeft verzocht de door de advocaat-generaal gevorderde taakstraf te matigen door een groter deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen. Een andere mogelijkheid is het opleggen van een langere voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsvrouw heeft benadrukt dat de verdachte lange tijd alleen de zorg heeft gedragen voor zijn zoon, hetgeen de verdachte zwaar is gevallen. De verdachte ondervindt problemen bij het reguleren van zijn emoties en in het contact met andere mensen. Er ontstaan snel conflicten en dat belet hem een baan te behouden. De verdachte ziet in dat zijn alcoholgebruik niet goed is geweest, maar het is moeilijk geen alcohol te gebruiken als de spanningen in het leven van de verdachte toenemen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beledigen van twee politieambtenaren tijdens de uitoefening van hun functie, waarmee hij het gezag van de politie heeft ondermijnd en zowel de integriteit als de eer en goede naam van deze ambtenaren heeft aangetast. Door het uitspreken van de woorden “flikkers”, “klootzakken” en “fuck you” heeft de verdachte deze ambtenaren volstrekt onnodig, op grove wijze uitgescholden en gekwetst. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid, meermalen gepleegd, door zich te verzetten tegen ondernomen ambtshandelingen waarbij een van de politieambtenaren zijn rechterkaak zelfs heeft gekneusd. Zowel de mondelinge uitlatingen als de fysieke gedragingen van de verdachte getuigen van onbeheerst gedrag en een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke
termijn. Deze in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) neergelegde waarborg strekt ertoe te voorkomen dat een verdachte onnodig lang onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
De overschrijding van de redelijke termijn leidt, ook wanneer deze zeer aanzienlijk is, volgens vaste rechtspraak in de regel niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging. Vermindering van de op te leggen straf is telkens de aangewezen sanctie. Daarnaast biedt de rechterlijke straftoemetingsvrijheid vrijwel onbegrensde ruimte om met tijdsverloop rekening te houden.
In zaak A is de redelijke termijn aangevangen met het eerste politieverhoor van de verdachte op
6 juni 2021. De redelijke termijn van 2 jaren is in eerste aanleg niet overschreden, omdat vonnis is gewezen op 8 juli 2022. In hoger beroep is de redelijke termijn aangevangen met de appelakte op
8 juli 2022 en is deze termijn geëindigd met dit arrest van 12 september 2024, waarmee de redelijke termijn van 2 jaren in hoger beroep met ruim 2 maanden is overschreden.
In zaak B is de redelijke termijn aangevangen met het eerste politieverhoor van de verdachte op
14 juli 2021. De redelijke termijn van 2 jaren is in eerste aanleg overschreden met bijna 7 maanden, omdat vonnis is gewezen op 13 februari 2024. In hoger beroep is de redelijke termijn aangevangen met de appelakte op 13 februari 2024 en is deze termijn geëindigd met dit arrest op 12 september 2024, waarmee de redelijke termijn van 2 jaren in hoger beroep niet is overschreden.
Het hof is, alles afwegende, van oordeel dat in beginsel een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend is, doch zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijdingen van de redelijke termijn, matigen tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] tot een bedrag van € 300,00, bestaande uit immateriële schade, wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De raadsvrouw heeft zich wat betreft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] gerefereerd aan het oordeel van het hof.
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot
schadevergoeding. Deze bedraagt € 350,00 bestaande uit immateriële schade. De vordering is bij het
vonnis waarvan beroep in zaak B toegewezen tot een bedrag van € 300,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2021 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak B primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 180, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de vonnissen waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A en in zaak B primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A en in zaak B primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 7 december 2021 onder CJIB nummer [nummer].
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het in zaak B primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de
tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde] , ter zake van het in zaak B primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 350,00 (driehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 7 (zeven) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 13 juli 2021.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.F. Roseval, mr. B.E. Dijkers en mr. H.A. Stalenhoef, in tegenwoordigheid van
mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
12 september 2024.
De voorzitter en de oudste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van 6 juni 2021 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (doorgenummerde pagina’s 03-05 van het dossier in zaak A).
2.Een proces-verbaal van 14 juli 2021 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 0001-0002 van het dossier in zaak B) en een proces-verbaal van 14 juli 2021 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (doorgenummerde pagina’s 0005-0007 van het dossier in zaak B).
3.Een letselverklaring van Forensische Geneeskunde GGD Amsterdam van 16 juli 2021, opgemaakt door [naam 2] , forensisch arts, betreffende [benadeelde] (doorgenummerde pagina’s 0003-0004 van het dossier in zaak B).
4.Zie voetnoot 2.