2.1.De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. Eiser had in 2018 geen fiscaal partner.
2. Verweerder heeft eiser op 28 februari 2019 uitgenodigd tot het doen van aangifte over het jaar 2018.
3. Eiser heeft op 15 maart 2019 een aangifte ingediend. Het aangegeven verzamelinkomen bedraagt € 105.463 en bestaat uit loon uit vroegere arbeid van € 63.800, een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) van € 45.663 en een aftrek periodieke giften van € 4.000. Ter zake van box 3 is als grondslag voor de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen (na aftrek van het heffingsvrij vermogen van € 30.000) een bedrag van € 1.070.860 aangegeven.
4. Het box-3 vermogen bestaat uit:
- bank- en spaartegoeden: € 327.046
- aandelen, obligaties: € 61.074
- onroerende zaken in Nederland: € 624.240
- onroerende zaken in het buitenland € 88.500
5. Verweerder heeft op 5 december 2019 een definitieve aanslag overeenkomstig de aangifte opgelegd. Het voordeel uit sparen en beleggen heeft verweerder berekend conform de daarvoor vastgestelde schijven en leidt tot een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 45.663. De belasting hierover bedraagt € 12.565 (30% over € 45.663 verminderd met aftrek elders belast inkomen van € 1.133).
6. Eiser heeft op 5 december 2019 bezwaar gemaakt tegen de aanslag omdat hij het – kort samengevat – niet eens is met de forfaitaire heffing over het inkomen uit sparen en beleggen.
7. Verweerder heeft eiser bij brief van 16 december 2019 bevestigd het bezwaar te hebben ontvangen. In deze brief is eveneens aan eiser meegedeeld dat vanwege de bezwaren tegen de box 3-heffing een massaalbezwaarprocedure is gestart en dat zijn bezwaar in die procedure wordt opgenomen.
8. Eiser heeft in een brief met dagtekening 6 januari 2020 gereageerd en laten weten dat zijn bezwaar afwijkt van de masaalbezwaarprocedure omdat eisers bezwaar gegrond is op Titel XII van het Wetboek van Strafrecht (valsheid in geschrifte) en niet op artikel 1 van het eerste protocol van het Europese verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.
9. Verweerder heeft met dagtekening 27 oktober 2020 een vooraankondiging uitspraak op bezwaar aan eiser verzonden. In deze brief deelt verweerder mede het bezwaar te splitsen in een deel dat bestaat uit het bezwaar dat ziet op valsheid in geschrifte (het individuele deel) en een deel dat wordt meegenomen in de massaalbezwaarprocedure. Verweerder komt tot ongegrondverklaring van het bezwaar voor zover het ziet op het beroep op valsheid in geschrifte.
10. Eiser reageert bij brief met dagtekening 31 oktober 2020 op de vooraankondiging en geeft aan akkoord te gaan om een deel van het bezwaar mee te nemen in de massaalbezwaarprocedure.
11. Verweerder heeft met dagtekening 20 november 2020 een uitspraak op bezwaar gedaan en daarbij, wat betreft het individuele deel, het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
12. Verweerder heeft met dagtekening 22 juli 2022, tijdens de beroepsfase, naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad inzake de massaalbezwaarprocedure van 24 december 2021 (ECLI:NLHR:2021:1963) een verminderingsbeschikking genomen. Verweerder komt tot een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 40.799 (3,810% van € 1.070.860) en een teruggaaf van € 1.338.”