In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 23 november 2022. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (ib/pvv) voor het jaar 2018. De inspecteur van de Belastingdienst had een aanslag opgelegd, die na bezwaar was gehandhaafd, maar later was verminderd op basis van een arrest van de Hoge Raad en een besluit tot rechtsherstel. Tijdens de zitting op 23 april 2024 werd het onderzoek aangehouden in afwachting van een beslissing van de Hoge Raad over de box 3-heffing. Na de uitspraak van de Hoge Raad op 6 juni 2024, waarin werd vastgesteld dat er voor het jaar 2018 geen fiscaal belang meer bestond, heeft belanghebbende het Hof laten weten dat er geen geschil meer was over de aanslag. Het Hof heeft daarop het onderzoek gesloten en de uitspraak van de rechtbank gecorrigeerd, waarbij het beroep gegrond werd verklaard en de aanslag zoals verminderd bij beschikking van 22 juli 2022 werd gehandhaafd. Tevens werd er geen kostenveroordeling opgelegd, aangezien dit al in een samenhangende zaak was gebeurd.