ECLI:NL:GHAMS:2024:2280

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
17 augustus 2024
Zaaknummer
23-003094-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal vergezeld van bedreiging met geweld, woningoverval

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 november 2023. De verdachte, geboren in 1985 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor een poging tot diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tijdens een woningoverval. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf en de bijbehorende strafmaatmotivering, die zijn vernietigd. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij voor het onder 1 tenlastegelegde was veroordeeld en vrijgesproken voor de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer in overweging heeft genomen. De verdachte heeft tijdens de woningoverval een mes gebruikt om het slachtoffer te bedreigen, wat leidde tot ernstige psychologische gevolgen voor het slachtoffer. Het hof heeft de strafmaat bepaald op 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek. Het hof heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering en behandeling door een zorgverlener, om recidive te voorkomen. Het hof heeft de verdachte aangespoord om zich in te spannen voor een delictvrije toekomst, vooral voor zijn kinderen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003094-23
datum uitspraak: 13 augustus 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 november 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-189081-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
inschrijfadres: [adres 1],
thans gedetineerd in [detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, de raadsman en de gemachtigden van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Omvang van het hoger beroep

De verdachte is bij het hierboven genoemde vonnis van 15 november 2023 voor het onder 1 tenlastegelegde veroordeeld en hij is van de onder 2 tenlastegelegde poging tot afpersing en de onder 3 tenlastegelegde diefstal vrijgesproken. De raadsman van de verdachte heeft op 23 november 2023 bij akte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis voor zover dat ziet op het onder 1 tenlastegelegde.
Het voorgaande betekent dat de beslissingen van de rechtbank ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde niet aan het oordeel van het hof onderworpen zijn.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de bijbehorende strafmaatmotivering – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof:
- in paragraaf 3.4.2. in de laatste alinea op pagina 3 van het vonnis het deel tekst
Indien verdachte op het bed zou zijn gesprongen…niet het geval.vervangt door:
Uit het dossier volgt weliswaar dat een T-shirt van het slachtoffer in beslag is genomen en is bemonsterd, maar of dat onderzoek iets heeft opgeleverd en zo ja, wat, vermeldt het dossier niet. Om die reden is er onvoldoende steunbewijs voor het tenlastegelegde geweld;
  • in paragraaf 3.4.2. de eerste alinea op pagina 4 van het vonnis (onder het kopje “Bedreiging met geweld”) vervangt door de hiernavolgende overweging;
  • het door de rechtbank gebezigde bewijsmiddel onder 5, te weten de eigen waarneming van rechtbank, vervangt door het daarna volgende bewijsmiddel;
  • het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opheft met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde straf.

Vervangende overweging in paragraaf 3.4.2.

Bedreiging met geweld
Ten aanzien van het bestanddeel bedreiging met geweld overweegt het hof als volgt. De aangever heeft verklaard dat de verdachte hem heeft gevraagd naar de code van de kluis en dat de verdachte vervolgens heeft gezegd een mes op zijn keel te zetten. Het hof vindt steun dat deze bedreiging is geuit in de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep. De verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij niet meer weet wat hij precies heeft gezegd in de woning van de aangever, maar hij weet wel nog dat hij de aangever mondeling heeft bedreigd. Tevens heeft de verdachte bevestigd dat hij tijdens de woningoverval een mes bij zich had in zijn tas. Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, komt het hof tot de conclusie dat de verdachte de overval heeft gepleegd vergezeld van bedreiging met geweld.

Vervangend bewijsmiddel

De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 30 juli 2024.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 28 juli 2023 te Amsterdam heb ik de aangever mondeling bedreigd. Ik had tijdens de woningoverval een mes bij mij in mijn tas.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van het voorarrest waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder het stellen van bijzondere voorwaarden die dadelijke uitvoerbaar zijn verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van het voorarrest waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder het stellen van bijzondere voorwaarden die dadelijke uitvoerbaar dienen te worden verklaard.
De raadsman heeft verzocht om de verdachte te veroordelen voor een gevangenisstraf met een fors voorwaardelijk deel, waarbij de duur van het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan die van het voorarrest. Hij heeft verzocht rekening te houden met de proceshouding van de verdachte, zijn persoonlijke omstandigheden, de reclasseringsadviezen en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een laffe woningoverval gedurende de nachtelijke uren. De verdachte is een bekende van het slachtoffer en hij wist dat het slachtoffer invalide was, aangezien hij door een dwarslaesie aan een rolstoel gebonden is en een hulphond heeft. Dat heeft hem er niet van weerhouden om zich de toegang tot de woning te verschaffen door met een steen het raam in te slaan. Deze steen kwam terecht in de mand van de hulphond. Uit de verklaringen van het slachtoffer blijkt dat de hulphond tot op heden nog steeds last heeft van deze gebeurtenis. Vervolgens heeft de verdachte het slachtoffer in zijn slaapkamer bedreigd door te zeggen dat hij een mes op zijn keel zou zetten.
Het is algemeen bekend dat een overval in de woning gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij bewoners in het bijzonder en bij de samenleving in het algemeen. In deze zaak blijkt dat uit de verklaringen van het slachtoffer, die hij ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep heeft voorgelezen. Daarin heeft het slachtoffer gezegd dat hij nog dagelijks last heeft van de gevolgen van de woningoverval. Hij is angstig, heeft slapeloze nachten, paniekaanvallen en heeft het vertrouwen in andere mensen verloren. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan, temeer nu hij ermee bekend was dat het slachtoffer invalide was. Uit het handelen van de verdachte is gebleken dat hij enkel zijn eigen gewin voor ogen heeft gehad en niet heeft stil gestaan bij het leed dat zijn handelen bij het slachtoffer zou kunnen veroorzaken. Het slachtoffer krijgt vanwege de gevolgen van de woningoverval psychologische hulp in de vorm van EDMR-therapie, maar het lopende strafproces staat echte verwerking van het bewezenverklaarde nog in de weg.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de straffen die doorgaans bij een woningoverval plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daar wordt in het geval van een woningoverval met bedreiging met geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaren genoemd. Het hof neemt dat als uitgangspunt en houdt in strafmatigende zin rekening met het feit dat het bij een poging is gebleven en dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Daarnaast heeft het hof rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 7 juni 2024, opgesteld door Tactus Verslavingszorg. Daaruit blijkt dat de reclassering op verschillende leefgebieden instabiliteit heeft gesignaleerd. Naast enige problemen op het leefgebied financiën – hij komt niet goed rond van zijn weekgeld – ontbreekt het de verdachte aan huisvesting en een zinvolle dagbesteding. De grootste risicofactor lijkt de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte en de obsessieve compulsieve stoornis in combinatie met zijn verslavingsproblematiek (GHB en cocaïne). De verdachte spreekt volgens de reclassering zelf niet van een verslaving, maar geeft wel aan regelmatig middelen te hebben gebruikt om zijn dwang en angsten te kunnen dempen. De verdachte heeft aangegeven een delictvrije toekomst te willen hebben vanwege zijn drie zonen, voor wie hij een voorbeeld wil zijn. De reclassering ziet daarom een voorwaardelijke kader met de in eerste aanleg gestelde bijzondere voorwaarden als wenselijk, nu deze als noodzakelijk worden geacht om bij de verdachte gedragsverandering, en daarmee recidivevermindering te kunnen bewerkstellingen. Het hof ziet daarnaast toegevoegde waarde in middelencontrole als een bijzondere voorwaarde, gelet op de verslavingsproblematiek van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Daarbij zullen de voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, in combinatie met de middelencontrole als bijzondere voorwaarden worden gesteld. Hieruit spreekt enerzijds dat het hof – anders dan de advocaat-generaal – geen reden ziet zwaarder te straffen dan de rechtbank heeft gedaan. Anderzijds vindt het hof gelet op de ernst van het feit het ook niet passend de totale duur van de deels voorwaardelijke gevangenisstraf naar beneden bij te stellen. In het risico op recidive, dat door de reclassering als hoog wordt ingeschat, en in de persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek van de verdachte ziet het hof aanleiding een groter deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm te gieten en daarbij een proeftijd van drie jaren te bepalen. Zo is er een zwaardere stok achter de deur voor het geval de verdachte de voorwaarden van zijn proeftijd overtreedt en heeft hij langer de tijd om te laten zien dat hij een delictvrije toekomst kan opbouwen en een voorbeeld kan zijn voor zijn zonen.
Gelet op de beschreven problematiek van de verdachte in samenhang met het advies van de reclassering dat het risico op recidive wordt ingeschat als hoog, moet er naar het oordeel van het hof ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van een of meer personen. Daarom beveelt het hof dat de hierna op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 36f, 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de bijbehorende strafmaatmotivering en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd, te weten dat de verdachte:
  • zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de verdachte opnemen voor de eerste afspraak.
  • zich laat behandelen door een zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel als mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
  • verblijft in [instelling], of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo snel als mogelijk. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met slachtoffer [slachtoffer], zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt.
  • zich niet bevindt in de straat: [adres 2], zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt.
  • zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
  • meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
  • het verboden is gedurende de volledige proeftijd alcohol, GHB en cocaïne te gebruiken en hij is verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden – met uitzondering van het contact- en het locatieverbod – en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde straf.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.A.A. Postma, mr. R.D. van Heffen en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van
mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 augustus 2024.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]