ECLI:NL:GHAMS:2024:2127

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
200.297.556/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag bestuurders van stichtingen in het kader van de Yukos-affaire

In deze zaak, die voortvloeit uit het faillissement van Yukos Oil in Rusland, hebben de verzoekers, Parem Financial Inc. en Monolit Invest Inc., een verzoek ingediend tot ontslag van de bestuurders van de stichtingen die het vermogen van Yukos Oil beheren. De verzoekers stellen dat zij als aandeelhouders van Yukos Oil benadeeld zijn door wanbeheer van de bestuurders van de stichtingen. De rechtbank heeft hun verzoeken afgewezen, waarna de verzoekers in hoger beroep zijn gegaan. Het hof heeft op 30 juli 2024 geoordeeld dat de verzoekers niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek, omdat zij niet voldoende bewijs hebben geleverd van hun aandeelhouderschap in Yukos Oil tijdens de relevante periode. Het hof heeft de gronden van wanbeheer die door de verzoekers zijn aangevoerd, niet overtuigend geacht en heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, met uitzondering van de proceskostenveroordeling. De zaak is van belang vanwege de juridische implicaties voor aandeelhouders en de verantwoordelijkheden van bestuurders van stichtingen, vooral in complexe internationale faillissementen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.297.556/01
zaak- en rekestnummer rechtbank Amsterdam: C/13/687486 / HA RK 20-214
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 juli 2024
inzake

1.PAREM FINANCIAL INC.,

gevestigd te Tortola, Britse Maagdeneilanden,
2.
MONOLIT INVEST INC.,
gevestigd te Belize City, Belize,
3.
[appellant 3],
wonend te [woonplaats 1] ,
appellanten in de hoofdzaak,
appellanten sub 1 en 2 tevens verweerders in de incidenten,
advocaat: mr. F.M. Peters te Amsterdam,
tegen

1.STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR FINANCIAL PERFORMANCE HOLDINGS,

rechtsopvolgster onder algemene titel van STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR YUKOS INTERNATIONAL,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat: mr. E.R. Meerdink te Amsterdam,
2.
[geïntimeerde 2],
wonend te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. M.J. Drop te Amsterdam,
3.
[geïntimeerde 3],
wonend te [woonplaats 3] ,
advocaat: mr. T.L. Claassens te Rotterdam,
4.
[geïntimeerde 4],
wonend te [woonplaats 4] ,
5.
[geïntimeerde 5],
wonend te [woonplaats 5] ,
advocaat: mr. W.H.A.M. van den Muijsenbergh te Rotterdam,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
verzoekers in de incidenten.
Partijen worden hierna wederom Parem, Monolit, [appellant 3] (tezamen ook Parem c.s.), de Stichtingen (afzonderlijk STAK FPH en STAK YI), [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 4] en
[geïntimeerde 5] (laatste vier tezamen de bestuurders en de laatste vijf tezamen de Stichtingen c.s.) genoemd.

1.De zaak in het kort

Deze zaak betreft een van de vele zaken in het kader van het faillissement van Yukos Oil te Moskou, Russische Federatie. Verzoekers menen dat sprake is van wanbeheer bij de Stichtingen door de bestuurders, waardoor zij als aandeelhouders in Yukos Oil benadeeld zijn bij de uitkering van het door de Stichtingen vergaarde vermogen. Zij verzoeken onder meer een onderzoek te gelasten bij de Stichtingen, de bestuurders gedurende het onderzoek te schorsen en hen te ontslaan indien wanbeheer wordt vastgesteld. De rechtbank heeft alle verzoeken afgewezen.

2.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof heeft op 6 december 2022 een tussenbeschikking gegeven, die de incidentele verzoeken tot zekerheidsstelling op grond van art. 224 Rv betreft. Voor het verloop van het geding in hoger beroep tot die datum wordt naar die beschikking verwezen.
De Stichtingen c.s. hebben daarna ieder een verweerschrift ingediend, die van de Stichtingen met producties.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 29 maart 2024 laten toelichten door hun advocaten, Parem c.s. door mr. Peters voornoemd en mr. M.J. Eljon, advocaat te Amsterdam, de Stichtingen door mr. Meerdink voornoemd en mr. N. Hengeveld, advocaat te Amsterdam en de andere partijen door hun voornoemde advocaten, ieder aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen. De Stichtingen hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling nog producties in het geding gebracht.
Ten slotte is beschikking gevraagd.
De Stichtingen c.s. hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De rechtbank heeft in 2.1 tot en met 2.24 van de bestreden beschikking de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat.
De verzoekers
3.1.
Parem en Monolit zijn investeringsmaatschappijen. [appellant 3] is een zakenman.
Yukos Oil
3.2.
In 1993 opgericht als een Russisch staatsbedrijf is de destijds te Moskou, Russische Federatie, gevestigde vennootschap naar Russisch recht OAO Yukos Oil Company (hierna: Yukos Oil) enkele jaren later geprivatiseerd en aan het hoofd komen te staan van een internationale groep van rechtspersonen en vennootschappen.
3.3.
Yukos Oil was sindsdien beursgenoteerd. Zij kende één (indirecte)
grootaandeelhouder, Group Menatep Limited (hierna: GML). Zij kende daarnaast vele
andere aandeelhouders en houders van American Depository Receipts (hierna: ADR’s). Haar marktkapitalisatie bedroeg tientallen miljarden dollars.
(Aandeelhouders en houders van ADR’s zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als
aandeelhouders.)
3.4.
Vanaf juli 2003 hebben de Russische belastingautoriteiten zeer hoge
naheffingsaanslagen met rentes en boetes aan Yukos Oil opgelegd en ter zake
invorderingsmaatregelen tegen haar genomen. Yukos Oil heeft zich daartegen verweerd.
3.5.
Op 1 augustus 2006 is in de Russische Federatie het faillissement van Yukos Oil
naar Russisch recht uitgesproken.
3.6.
Door inschrijving van het einde van het faillissement in een Russisch register is
Yukos Oil op 21 november 2007 naar Russisch recht opgehouden te bestaan.
3.7.
Op 28 november 2007 is de handel in aandelen en ADR’s in Yukos Oil geëindigd.
De Stichtingen
3.8.
In het kader van een door Yukos Oil doorgevoerde herstructurering is op 14 april
2005 STAK YI opgericht en op 23 september 2005 STAK FPH. STAK YI kwam aan het
hoofd te staan van de zogeheten Nederlandse tak (en wordt daarom ook wel de Nederlandse
Stichting genoemd); STAK FPH kwam aan het hoofd te staan van de zogeheten Armeense
tak (en wordt daarom ook wel de Armeense Stichting genoemd). Onder de Nederlandse
en Armeense tak vielen vrijwel alle buitenlandse activa van Yukos Oil.
3.9.
Artikel 2 (Doel) van de in de oprichtingsakten van de Stichtingen opgenomen
statuten luidt:
“1. De stichting heeft ten doel het ten titel van certificering verkrijgen en administreren van aandelen in (...) (de “Vennootschap”), zulks tegen uitgifte van certificaten, het uitoefenen van het stemrecht en andere aan de aandelen verbonden rechten, het innen van de op de aandelen verschijnende dividenden en andere uitkeringen en het uitkeren van die voordelen aan de certificaathouders, alsmede het verrichten van al hetgeen daarmede verband houdt, één en ander met inachtneming van de van toepassing zijnde administratievoorwaarden.
2. De stichting zal van de aan de aandelen verbonden rechten op zodanige wijze gebruik maken dat zij zo goed als mogelijk zal waarborgen, al dan niet door het voeren van gerechtelijke procedures, de belangen van de Vennootschap en de andere, directe of indirecte, dochtermaatschappijen van Yukos Oil Company (de Moedermaatschappij), welke gezamenlijk de groep vormen waartoe de Vennootschap behoort (de “Groep”), het management, kader en de werknemers van de Groep, de legitieme crediteuren van de Groep (waaronder die met onbetwiste vorderingen) en alle andere erkende stakeholders van de Groep. (…)”
3.10.
Na een wijziging in maart 2008 luidt artikel 2 van de statuten van STAK FPH en
luidde artikel 2 van de statuten van STAK YI:
“1. De stichting heeft ten doel het ten titel van certificering verkrijgen en administreren van aandelen in (...) (de “Vennootschap”), zulks tegen uitgifte van certificaten, het uitoefenen van het stemrecht en andere aan de aandelen verbonden rechten, het innen van de op de aandelen verschijnende dividenden en andere uitkeringen en het uitkeren van die voordelen aan de certificaathouders, alsmede het verrichten van al hetgeen daarmede verband houdt, één en ander met inachtneming van de van toepassing zijnde administratievoorwaarden.
2. De stichting bevordert de belangen van de Vennootschap, Yukos Oil Company, de andere directe of indirecte dochtermaatschappijen van Yukos Oil Company, die deel uitmaken van de groep waartoe de Vennootschap behoort, de crediteuren van Yukos Oil Company met een in kracht van gewijsde gegane uitspraak van een Nederlandse rechter of een in kracht van gewijsde gegane in Nederland uitvoerbaar verklaarde uitspraak tegen Yukos Oil Company (“Crediteuren”), alsmede van de aandeelhouders van Yukos Oil Company en de bestuurders, functionarissen en werknemers van de groep waartoe de Vennootschap behoort; zij zal de aan de aandelen verbonden rechten uitoefenen op een wijze die deze belangen beschermt. De stichting kun in het kader van bevordering van deze belangen optreden als zaakwaarnemer voor Yukos Oil Company in de zin van artikel 6:198 Burgerlijk Wetboek.
3. Nadat de Crediteuren voldaan zijn zal de stichting nastreven dat uiteindelijk alle door haar ontvangen en te ontvangen fondsen door middel van een distributieplan worden uitgekeerd aan aandeelhouders van Yukos Oil Company, volgens de regelen van het toepasselijke recht en beginselen van redelijkheid en billijkheid, zulks na verkregen goedkeuring van de houder(s) van de in het eerste lid bedoelde certificaten. (…)”
3.11.
STAK YI is in december 2020 gefuseerd met STAK FPH.
De bestuurders
3.12.
[geïntimeerde 2] , voormalig vice-president en general counsel van Yukos Oil, was sinds
14 april 2005 bestuurder van STAK YI en is sinds 23 september 2005 bestuurder van STAK
FPH.
[geïntimeerde 3] , voormalig chief operating officer en chief executive officer van Yukos Oil, was sinds 14 april 2005 bestuurder van STAK YI en sinds 6 oktober 2005 tot 6 maart 2023 bestuurder van STAK FPH.
[geïntimeerde 4] was sinds 11 december 2008 bestuurder van STAK YI en is sinds die datum
bestuurder van STAK FPH.
[geïntimeerde 5] was sinds 23 september 2005 bestuurder van STAK YI en sinds
28 november 2005 tot 7 december 2022 bestuurder van STAK FPH.
Uitkeringsmethodiek en verdelingsplan
3.13.
De Stichtingen hebben in 2007 National Economic Research Associates, Inc.
(hierna: NERA) opdracht gegeven om een uitkeringsmethodiek en een daarop stoelend
verdelingsplan (in de processtukken ook wel aangeduid als distributieplan) te ontwikkelen,
op basis van het uitgangspunt dat de verliezen die de voormalige aandeelhouders van Yukos
Oil hebben geleden het gevolg zijn van de onrechtmatige onteigening van haar activa door de Russische Federatie tussen juli 2003 en november 2007. Aandeelhouders die in de Recovery Period, 2 juli 2003 tot en met 28 november 2007, aandelen en ADR’s in Yukos Oil hadden, komen in aanmerking voor uitkering.
3.14.
NERA heeft de door haar ontwikkelde uitkeringsmethodiek in maart 2008 aan het
bestuur van de Stichtingen gepresenteerd. Het bestuur van de Stichtingen heeft de door
NERA ontworpen uitkeringsmethodiek in maart 2010 vastgesteld.
Uitkeringsproces
3.15.
In 2009 hebben de Stichtingen de uitvoering van het door NERA ontwikkelde
verdelingsplan opgedragen aan Garden City Group, LLC (hierna: GCG).
3.16.
In december 2015 heeft GCG aan voormalige aandeelhouders van Yukos Oil een
Notice of Distribution en een Proof of Claim Form ter beschikking gesteld.
3.17.
Vanaf augustus 2017 heeft GCG uitkeringen gedaan aan door haar geaccepteerde claimanten.
3.18.
GCG heeft de claim van Parem c.s. afgewezen.

4.Eerste aanleg

4.1.
Parem c.s. hebben de rechtbank verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk
uitvoerbaar bij voorraad:
( i) een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken bij de Stichtingen en de
met haar nauw verbonden vennootschappen, over de periode van de oprichting van de
Stichtingen tot en met de dag van de beschikking van de rechtbank in dezen, met vaststelling
van het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten;
(ii) daarbij te bepalen dat tevens onderwerp zullen zijn van het onderzoek feiten en
omstandigheden die een licht kunnen werpen op de toestand van de Stichtingen, zoals maar
niet beperkt tot (a) de wijze van besteding van het vermogen van de Stichtingen door de in
functie zijnde en voormalige bestuurders, (b) de Anguilla-structuur, (c) de bonussen, (d) de
10% kickbackafspraak met GML en (e) het verdelingsplan;
(iii) de bestuurders na vaststelling van wanbeheer per direct te ontslaan en nieuwe
bestuurders te benoemen;
alsmede bij wijze van voorlopige voorziening en voor zover nodig met voorbijgaan aan de
statuten van de Stichtingen:
(iv) ten minste één door de rechtbank aan te wijzen tijdelijke bestuurder te benoemen, ten
minste voor de duur van de procedure, die het mede tot zijn of haar taak mag rekenen het
toezicht op een behoorlijke informatieverschaffing aan Parem c.s.;
( v) te bepalen dat de bestuurders voor de duur van de procedure/het onderzoek worden
geschorst;
(vi) de Stichtingen te verbieden om enige (in)directe uitkering ten laste van hun (in)directe
vermogen te doen gedurende de duur van de procedure/het onderzoek.
4.2.
De rechtbank heeft de verzoeken afgewezen. Zij heeft daartoe, kort samengevat, als volgt geoordeeld. Parem c.s. baseren hun verzoek op de art. 2:298 lid 1 onder a (oud),
298 lid 2 en 229 BW. Art. 2:298 lid 1 onder a (oud) BW noemt drie gedragingen van bestuurders die tot hun ontslag door de rechtbank kunnen leiden: (i) iets doen of nalaten in strijd met wetsbepalingen, (ii) iets doen of nalaten in strijd met de statuten en (iii)
wanbeheer. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is van (i) slechts sprake bij
uitgesproken onrechtmatigheid van het doen of nalaten en is van onrechtmatigheid slechts
sprake indien over die kwalificatie redelijkerwijs geen verschil van mening mogelijk is (HR
3 januari1975, ECLI:NL:HR:1975:AD4123 en HR 20 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ9324), van (ii) als het gedrag van de bestuurder onverenigbaar is met wat naar de bepalingen van de statuten van de stichting van een behoorlijke bestuurder mag worden geëist en van (iii) bij tekortkomingen ten aanzien van het beheer over het vermogen of de zorg voor het verkrijgen van inkomsten van de stichting. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat de door Parem c.s. in eerste aanleg aangevoerde gronden niet voldoen aan deze strenge maatstaf. Zij heeft in het midden gelaten of Parem c.s. in de Recovery Period van 2 juli 2003 tot en met 28 november 2007 aandeelhouder zijn geweest van Yukos Oil.

5.Beoordeling

5.1.
Parem c.s. hebben in hoger beroep de beschikking van de rechtbank bestreden, overigens zonder daarbij gebruik te maken van als zodanig aangeduide grieven. Zij hebben in hoger beroep geconcludeerd tot het vernietigen van de bestreden beschikking en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tot het alsnog toewijzen van hun verzoeken, met veroordeling van STAK FPH in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep.
5.2.
De Stichtingen c.s. hebben in hoger beroep, samengevat, geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van Parem c.s. in hun verzoeken of het afwijzen daarvan en tot het bekrachtigen van de bestreden beschikking, met beslissing over de proceskosten.
5.3.
Tussen partijen is terecht niet in geschil dat de rechtbank en dus ook dit hof internationale rechtsmacht toekomt en dat de ontvankelijkheid van Parem c.s. en haar verzoeken moeten worden beoordeeld naar Nederlands recht.
5.4.
Het hof zal eerst de vraag beantwoorden of Parem c.s. in hun hoedanigheid van aandeelhouders belanghebbenden in deze verzoekschriftprocedure zijn. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend en licht dat hierna toe.
5.5.
Parem c.s. stellen in hoger beroep inzake hun aandelenbezit in Yukos Oil, kort samengevat, het volgende. Parem en Monolit zijn investeringsmaatschappijen. Zij zijn opgericht om investeringsactiviteiten op de Russische markt uit te oefenen. [naam 1] (hierna: [naam 1] ) is de ultimate benifical owner (hierna: UBO) van Parem en Monolit. [naam 1] , geboren op [x] , is afgestudeerd aan de Staatsuniversiteit van Moskou. Hij bekleedde diverse leidinggevende functies bij banken en vermogensbeheerders. Sinds 2014 is hij zelfstandig ondernemer en beheert hij beleggingsportefeuilles. [naam 2] (hierna: [naam 2] ) en [naam 3] (hierna: [naam 3] ) hebben een minderheidsbelang in Parem en Monolit, dat nooit meer dan 10% heeft bedragen. [appellant 3] is sinds 31 januari 2013 de enig bestuurder van Parem en Monolit en heeft geen economisch belang in Parem en, naar het hof begrijpt, Monolit.
Parem en Monolit bezaten op 28 november 2007 10% van de aandelen en ADR’s in Yukos Oil.
De Stichtingen c.s. werpen hiertegen, kort samengevat, het volgende op. Parem c.s. hebben tot nu toe zeven verschillende verklaringen gegeven met betrekking tot hun vermeende bezit van aandelen, waaronder ADR’s, in Yukos Oil, te weten in chronologische volgorde:
a.) Parem en Monolit zijn in 2003 begonnen met de aankoop van aandelen;
b.) de aankoopdata van de aandelen zijn niet meer te achterhalen, want de aankoopbewijzen zijn niet bewaard door Parem en Monolit;
c.) Parem en Monolit hebben op veertien verschillende data in 2006 en 2007 aandelen-transacties uitgevoerd – Monolit vanaf 19 januari 2006 en Parem vanaf 24 april 2006 −, ten bewijze waarvan verklaringen van de Russische broker MDM Investment Limited (hierna: MDM) zijn overgelegd;
d.) [bedrijf] , een bedrijf van [appellant 3] , heeft vanaf april 2004 een belang van uiteindelijk 10% opgebouwd en dat belang is in 2006 overgedragen aan Parem en Monolit;
e.) daarna vielen Parem en Monolit weer terug op de verklaring onder c.;
f.) Monolit heeft vanaf september 2005 en Parem vanaf mei 2006 aandelen verworven;
g.) volgens het beroepschrift heeft [naam 1] de aandelen verkregen, die gehouden werden door [bedrijf] en na een herstructurering zijn overgedragen aan Parem en Monolit.
Ook ontbreken de betalingsbewijzen van het volgens Parem c.s. in totaal geïnvesteerde bedrag in aandelen Yukos Oil van USD 130-150 miljoen. Parem c.s. stellen in het beroepschrift verder dat de aandelen zijn ondergebracht bij Credit Suisse, toen Yukos steeds meer onder druk kwam te staan van de Russische overheid, terwijl als productie 100 bij het verzoekschrift verklaringen van MDM worden overgelegd dat zij op 30 november 2007 de aandelen voor Parem en Monolit hield. Parem c.s. zijn in de afgelopen acht jaar niet in staat gebleken eenduidig te stellen op welke momenten zij hun aandelen hebben verkregen. De overgelegde stukken waaruit hun aandeelhouderschap zou moeten blijken, zijn dan ook onvoldoende en zij zijn dus niet-ontvankelijk.
5.6.
Het hof overweegt als volgt. Uit de hiervoor weergegeven opsomming door de Stichtingen c.s. volgt dat Parem c.s. in de loop der jaren tegenstrijdige stellingen betreffende de verwerving van hun aandelen en ADR’s in Yukos Oil hebben ingenomen. Parem c.s. hebben hiervoor geen afdoende verklaring kunnen geven. Dat voorheen een andere advocaat voor hen is opgetreden, is in dit verband geen steekhoudend argument. Ook zijn geen betalingsbewijzen in het geding gebracht, terwijl zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet aannemelijk is dat die niet meer voorhanden zijn bij Parem c.s. en/of bij [naam 2] , [naam 3] , [naam 1] en/of [appellant 3] en/of via de banken van de betrokken kopers, verkopers en/of brokers te verkrijgen zijn. Voorts is geen geloofwaardige verklaring gegeven voor het feit dat [naam 1] UBO van Parem en Monolit is en [naam 2] en [naam 3] tezamen een minderheidsbelang van 10% hierin hebben. Blijkens de eigen stellingen van Parem c.s. hebben Parem en Monolit voor een totaalbedrag van USD 130-150 miljoen in aandelen en ADR’s in Yukos Oil geïnvesteerd en zijn genoemde aandeelhouders van Parem c.s. enkel in dienstbetrekking werkzaam (geweest). Het is daarom niet plausibel dat zij in staat zijn geweest om een aandelenbezit als UBO of als 10%-minderheidsaandeelhouder in Parem en Monolit te verwerven. De bron van het kapitaal waarmee deze investeringsmaatschappijen gewerkt zouden hebben om aandelen in Yukos Oil te verwerven, is dan ook volkomen onduidelijk.
Op grond van een en ander, in onderling verband en samenhang beschouwd, is niet aannemelijk dat Parem en Monolit voor een bedrag van USD 130-150 miljoen, althans enig bedrag aandelen in Yukos Oil op 28 november 2007 hielden, zodat zij niet als belang-hebbenden kunnen worden beschouwd. Hetzelfde geldt voor [appellant 3] , nu enig (eigen) belang van hem bij de uitkomst van deze procedure niet voldoende gemotiveerd is gesteld. (HR 10 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY8290, rov. 3.4.2.) Parem c.s. zullen dan ook niet-ontvankelijk in hun verzoek worden verklaard.
5.7.
Het hof zal hierna ten overvloede het verzoek inhoudelijk beoordelen. De conclusie is dat de rechtbank terecht het verzoek in al zijn onderdelen afgewezen heeft. Dat wordt hierna toegelicht.
5.8.
Art. 2:298 lid 1 BW regelt de gronden voor ontslag van een bestuurder van een stichting.
Met ingang van 1 juli 2021 heeft deze bepaling een nieuwe tekst. Partijen zijn het terecht erover eens, gezien art. 29 lid 1 Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek, dat enkel het handelen en nalaten van een bestuurder van na deze datum aan deze nieuwe bepaling getoetst moeten worden. Het door Parem c.s. gewraakte handelen en nalaten van de bestuurders betreft met name hun handelen en nalaten van vóór 1 juli 2021, waarop dus art. 2:298 lid 1 (oud) BW van toepassing is.
Art. 2:298 lid 1 (oud) BW houdt in dat een bestuurder op verzoek van een belanghebbende door de rechtbank ontslagen kan worden als die iets doet of nalaat in strijd met de wet of statuten, dan wel zich schuldig maakt aan wanbeheer.
Onder handelen of nalaten in strijd met de wet of statuten is sprake indien redelijkerwijs geen verschil van mening over de onrechtmatigheid ervan mogelijk is. Bij wanbeheer gaat het niet om bestuurlijk wanbeleid in het algemeen, maar om tekortkomingen ten aanzien van het beheer over het vermogen van de betrokken stichting of van de zorg voor het verkrijgen van de inkomsten waarover zij kon beschikken (HR 3 januari 1975, ECLI:NL:HR:1975:AD4123 en HR 20 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ9324).
Het huidig art. 2:298 lid 1 BW luidt, voor zover van belang:
“Een bestuurder kan op verzoek van een belanghebbende (…) worden ontslagen wegens verwaarlozing van zijn taak, wegens andere gewichtige redenen, wegens ingrijpende omstandigheden op grond waarvan het voortduren van zijn bestuurderschap in redelijkheid niet kan worden geduld (…)”
Het hierna gegeven oordeel zou overigens niet anders luiden als het hof bij de uitleg en toepassing van art. 2:298 lid 1 (oud) BW zou anticiperen op het huidige art. 2:298 lid 1 BW, hetgeen Parem c.s. voorstaan.
5.9.
Parem c.s. werpen in hoger beroep de volgende gronden op ter onderbouwing van hun beroep op art. 2:298 lid 1 (oud) BW:
a.) de bestuurders kennen zichzelf te hoge vergoedingen toe;
b.) niemand houdt toezicht op de bestuurders;
c.) de integriteit van de bestuurders staat ter discussie;
d.) de bestuurders worden beïnvloed door de kickbackafspraken met GML;
e.) GML heeft invloed op het bestuur;
f.) GML wordt bevoordeeld door de Moravel-lening;
g.) GML wordt bevoordeeld doordat lichtzinnige schikkingen worden aangegaan;
h.) het distributieplan benadeelt Parem c.s. op onrechtmatige wijze.
5.10.
De vermeende te hoge en ondoorzichtige vergoedingen (5.9 onder a) zien op de vergoedingen die [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] ontvangen van USD 85.000 per jaar en het salaris van [geïntimeerde 2] van USD 2 miljoen per jaar. Deze zijn te hoog voor het werk dat zij verrichten, terwijl het Europees Hof van de Rechten voor de Mens bovendien heeft vastgesteld dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] als oud-bestuurders van Yukos Oil zich schuldig hebben gemaakt aan belastingontduiking. Daarbij komen dan nog de volgens Parem c.s. extreme kostenvergoedingen en het lichtzinnige gebruik, in grote mate voor privé uitgaven, van company credit cards. De Stichtingen c.s. bestrijden een en ander gemotiveerd.
Nu Parem c.s. geen aanbod hebben gedaan om deze stellingen te bewijzen, is deze grond niet vast komen te staan en kan die het verzoek dus niet dragen. Het hof tekent hierbij nog aan dat de vergoedingen niet als strijdig met art. 2:298 lid 1 (oud en nieuw) BW kunnen worden beschouwd, gelet op de forse inspanningen van de bestuurders over vele jaren die noodzakelijk zijn gebleken om ondanks de tegenwerking van de Russische overheid uitkeringen aan de voormalige aandeelhouders van Yukos Oil ten bedrage van inmiddels USD 1 miljard te kunnen doen. Dat de (financiële) integriteit van de bestuurders volgens Parem c.s.
ter discussie staat(5.8 onder c) kan, wat daar verder ook zij, niet tot een ander oordeel leiden, reeds omdat deze discussie niet impliceert dat de bestuurders niet integer
zijn.
5.11.
Vier gronden die Parem c.s. aanvoeren zien op GML, grootaandeelhouder van Yukos Oil (5.9 onder d, e, f en g). De stellingen die Parem c.s. ter onderbouwing van deze gronden aanvoeren, komen, kort samengevat, op het volgende neer. GML betaalt 10% van haar uitkering aan de bestuurders, waardoor zij een persoonlijk belang hebben bij iedere uitkering aan GML. De bestuurders hebben onder druk van GML een arbitrageprocedure waarin dochters van de Stichtingen als eisers optraden ingetrokken, mede omdat de claim van GML in gevaar komt als ook namens de Stichtingen een arbitrageprocedure wordt gestart. De bestuurders hebben zodanig gehandeld dat de lening van Moravel, een 100%-dochter van GML, volledig is terugbetaald en aldus GML anders behandeld dan andere crediteuren en minderheidsaandeelhouders. De bestuurders zijn in een aantal gevallen tegen te lage bedragen schikkingen aangegaan, omdat GML snel behoefte had aan liquide middelen.
De Stichtingen c.s. weerspreken deze stellingen gemotiveerd en voeren hiertoe, kort samengevat, het volgende aan. De uitkeringsmethodiek en het verdelingsplan waren al lang voorbereid en vastgesteld voordat de bonusregeling met GML in 2011 tot stand kwam. De gekozen uitkeringsmethodiek (transactional approach) met bonusregeling is overigens nadeliger voor GML dan het alternatief (snapshot approach) zonder bonusregeling. Het uitkeringsproces gebeurt onder leiding van GCG, zodat de bestuurders geen invloed hebben op de afwikkeling van individuele claims. De arbitrageprocedure is na intrekking om strategische redenen later opnieuw aanhangig gemaakt en die heeft geleid tot een arbitraal vonnis met een veroordeling van USD 5 miljard ten gunste van Yukos Capital in het belang van alle aandeelhouders van Yukos Oil. Terugbetaling van de lening aan Moravel was nodig, omdat zij conservatoir beslag had gelegd op de aandelen in Yukos Finance B.V. Hierdoor is voorkomen dat deze aandelen tegen een bodemprijs zijn verkocht, hetgeen ook in het belang was van alle aandeelhouders. Parem c.s. noemen alleen de schikking met Rosneft in 2015 met zoveel woorden. Deze schikking had een uitermate positief resultaat voor de aandeelhouders. Hierdoor werden namelijk alle juridische obstakels weggenomen voor de uitkering van gelden uit de Armeense tak ten gunste van alle aandeelhouders.
5.12.
Het hof overweegt als volgt. Gezien de niet-betwiste chronologische volgorde tussen de voorbereiding en de vaststelling van de uitkeringssystematiek en het verdelingsplan en de jaren later tot stand gekomen gewraakte 10%-afspraak tussen GML en de bestuurders, kan dit verwijt het verzoek niet dragen. Hetzelfde geldt voor de verwijten betreffende de arbitrage-procedure, de terugbetaling van de lening aan Moravel en de schikking met Rosneft. Deze hebben, niet (voldoende) weersproken, namelijk geleid tot een zeer positief resultaat ten behoeve van alle aandeelhouders in Yukos Oil. Parem c.s. hebben geen voldoende gemotiveerde stellingen aangevoerd, die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden, nog daargelaten dat zij geen bewijsaanbod hebben gedaan.
5.13.
Volgens Parem c.s. worden ze door het distributieplan op onrechtmatige wijze benadeeld (5.9 onder h). Zij stellen als grondslag hiervoor dat i) de rechtbank ten onrechte oordelen uit andere rechtszaken heeft overgenomen en ii) het distributieplan wel degelijk in strijd met de redelijkheid en billijkheid is.
5.14.
Het hof is van oordeel dat ook dit verwijt niet opgaat. Ten tijde van het besluit betreffende de vaststelling van de uitkeringsmethodiek in maart 2010, luidde art. 2 lid 3 van de Statuten reeds: “Nadat de Crediteuren voldaan zijn zal de stichting nastreven dat uiteindelijk alle door haar ontvangen en te ontvangen fondsen door middel van een distributieplan worden uitgekeerd aan aandeelhouders van Yukos Oil Company, volgens de regelen van het toepasselijke recht en beginselen van redelijkheid en billijkheid, (…)” De gekozen uitkeringsmethodiek houdt een zogenoemde “transactional approach” in, die er op neerkomt dat iedereen die tussen 2 juli 2003 en 28 november 2007 aandelen en/of ADR’s in Yukos Oil heeft gehouden en een “Recognized Loss” heeft in aanmerking komt voor uitkering. Parem c.s. stellen daarentegen dat een “snapshot approach”, inhoudende dat een aandeelhouder recht heeft op een pro rata parte deel van het eigen vermogen nadat alle crediteuren zijn voldaan, aangewezen is. Anders dan Parem c.s. menen, houdt de “transactional approach” geen vergoeding van schade in. Deze methodiek past dan ook binnen de omschrijving van art. 2 lid 3 van de Statuten. De uitleg van statutaire bepalingen dient naar objectieve maatstaven aan de hand van alle omstandigheden van het geval te geschieden. Bij die uitleg is met name van belang wat redelijk oordelende mensen onder de bewoordingen van de statuten mogen verstaan, gelet op de context waarin de bewoordingen zijn gebezigd en de totale inrichting van de rechtspersoon, zoals die uit wet en statuten voortvloeit. Daarbij kan tevens acht worden geslagen op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de verschillende, op zichzelf mogelijke interpretaties zouden leiden (hof Amsterdam 12 oktober 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3040). Parem c.s. hebben geen (voldoende) feiten en omstandigheden gesteld, waaruit zou kunnen volgen dat enkel de door haar voorgestane “snapshot approach” voldoet aan de hiervoor genoemde uitlegmaatstaf.
Nu Parem c.s. de stellingen van de Stichtingen c.s. dat de “snapshot approach” voor GML als grootaandeelhouder met 60% van de aandelen tot een hogere uitkering voor GML zou hebben geleid en dat die methode enkel voor de minderheidsaandeelhouders die bij het einde van het faillissement van Yukos Oil nog aandelen hielden tot uitkering zou leiden niet (voldoende) gemotiveerd hebben betwist, valt niet in te zien dat de “transactional approach”, die dus tot een hoger beschikbaar bedrag voor de hele groep minderheidsaandeelhouders heeft geleid, niet voldoet aan “de beginselen van redelijkheid en billijkheid”. Daarbij komt dan nog dat niet vast is komen te staan, zoals hiervoor overwogen, dat Parem c.s. aan het einde van het faillissement van Yukos Oil aandelen en ADR’s daarin hielden. Hieruit volgt dat de grondslag onder ii) niet opgaat. Parem c.s. hebben geen belang bij bespreking van de grondslag onder i), aangezien die niet tot een ander oordeel kan leiden.
5.15.
Dan resteert het door Parem c.s. opgeworpen punt dat niemand toezicht houdt op het bestuur (5.8 onder b). Zij stellen dat
checks and balancesbij de Stichtingen die miljarden beheren ten behoeve van derden en in aanmerking genomen dat de bestuurders grote bedragen aan zichzelf betalen, ontbreken. De Stichtingen c.s. werpen daartegen op dat de Stichtingen wat betreft het vermeende ontbreken van toezicht niet in strijd met de wet handelen.
5.16.
Het hof overweegt als volgt. Hoewel dat laatste op zich juist is, zou het voorstelbaar zijn geweest als de Stichtingen een toezichthoudend orgaan in het leven zouden hebben geroepen, gelet op de extreem grote financiële belangen waarmee de bestuurders omgaan en de complexe geopolitieke omstandigheden waarin zij moeten opereren. De betrokken accountant die de cijfers van de Stichtingen jaarlijks controleert, kan niet worden gezien als een dergelijk orgaan. Hetzelfde geldt voor de adviserende externe advocaten en andere deskundigen. Maar het enkele ontbreken van een dergelijk orgaan wil niet zeggen dat daardoor sprake is van wanbeheer (of een van de gronden genoemd in het huidige art. 2:298 lid 1 BW). Daarvoor zijn bijkomende feiten en omstandigheden nodig, die, zoals uit het voorgaande volgt, ontbreken. Hieruit vloeit tevens voort dat het vermeende tegenstrijdig belang, in die zin dat de bestuurders hun eigen belangen hebben laten prevaleren boven de belangen van de Stichtingen en de aandeelhouders van Yukos Oil, niet aannemelijk is gemaakt. Het hof merkt voorts nog op dat het instellen van een
indemnity Trustbegrijpelijk is, nu Parem c.s. niet (voldoende) hebben betwist dat reguliere bestuurdersaansprakelijkheidsverzekeringen niet verkrijgbaar waren of onbetaalbaar waren en te veel uitsluitingen zouden bevatten.
5.17.
De slotsom is dat de bestreden beschikking zal worden vernietigd, met uitzondering van de veroordeling van Parem c.s. in de kosten van de eerste aanleg. Parem c.s. zullen alsnog niet-ontvankelijk in hun verzoek worden verklaard.
Het hof merkt nog op dat de Stichtingen c.s. blijkens hun akte zekerheidsstelling van
14 maart 2023 bezwaar maken tegen de wijze van zekerheidsstelling door Parem en Monolit, maar dat zij wel willen voortprocederen in de hoofdzaak en dat zij het hof verzoeken de beslissing in het incident aan te houden. Indien de Stichtingen c.s. alsnog een beslissing in het incident wensen, dienen zij daartoe een nieuwe akte in te dienen, waarbij zij hun belang daarbij verwoorden.
Parem c.s. worden in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zullen daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
Stichting FPH
- griffierecht € 783
- salaris advocaat
€ 3.642(tarief II, 3 punten inclusief incident)
totaal € 4.425
[geïntimeerde 2] respectievelijk [geïntimeerde 3]
- griffierecht € 343
- salaris advocaat
€ 3.642
totaal € 3.985
[geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] tezamen
- griffierecht € 686
- salaris advocaat
€ 3.642
totaal € 4.328

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep, met uitzondering van de proceskostenveroordeling,
en opnieuw rechtdoende:
verklaart Parem c.s. niet-ontvankelijk in hun verzoek;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt Parem c.s. hoofdelijk in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van STAK FPH vastgesteld op € 4.425 en aan de zijde van [geïntimeerde 2] respectieve-lijk [geïntimeerde 3] telkens op € 3.985, aan de zijde van [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] tezamen op
€ 4.328 en wat betreft STAK FPH te vermeerderen met € 178 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van deze beschikking plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na deze beschikking dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan en wat betreft [geïntimeerde 2] respectievelijk [geïntimeerde 3] telkens te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordeling wat betreft [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 5] en [geïntimeerde 4] uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C.H. Broesterhuizen, J.W.M. Tromp en D. Busch en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024.