ECLI:NL:GHAMS:2021:3040

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
200.252.707/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.P. Wessels
  • A.C. Faber
  • E.E. van Tuyll van Serooskerken - Röell
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen voormalige aandeelhouders van Yukos en Stichting Administratiekantoor Financial Performance Holdings over uitkeringsplan

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee voormalige aandeelhouders van de Russische vennootschap Yukos en de Stichting Administratiekantoor Financial Performance Holdings (StAK FPH). De stichting heeft een uitkeringsproces opgestart op basis van een door haar bestuur vastgesteld verdelingsplan, dat voorziet in uitkeringen aan voormalige aandeelhouders van Yukos. Wellsbridge c.s., de voormalige aandeelhouders, betwisten de rechtmatigheid van dit verdelingsplan en stellen dat het in strijd is met de statuten van StAK FPH. Ze beweren dat de stichting onrechtmatig heeft gehandeld en dat zij als zaakwaarnemer van de aandeelhouders heeft gefaald. De zaak heeft zijn oorsprong in de aanval van de Russische Federatie op Yukos, die leidde tot het faillissement van de vennootschap en de onteigening van haar activa. Wellsbridge c.s. hebben in hoger beroep een vordering ingesteld om het verdelingsplan te laten aanpassen en om rekening en verantwoording te eisen van StAK FPH. Het hof heeft geoordeeld dat de vorderingen van Wellsbridge c.s. niet toewijsbaar zijn en heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het hof concludeert dat StAK FPH niet onrechtmatig heeft gehandeld en dat het verdelingsplan niet in strijd is met de statuten. De kosten van het geding zijn voor Wellsbridge c.s.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.252.707/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/614867 / HA ZA 16-917
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 oktober 2021
inzake

1.de rechtspersoon naar buitenlands recht WELLSBRIDGE LIMITED,

gevestigd te Tortola, Britse Maagdeneilanden,
2.
[appellant sub 2] ,
wonende te [woonplaats] , [land] ,
appellanten,
eisers in het incident,
advocaat: mr. S.W. Holterman te Utrecht,
tegen
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR FINANCIAL PERFORMANCE HOLDINGS,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. E.R. Meerdink te Amsterdam.

1.Het geschil in het kort

Partijen worden hierna Wellsbridge c.s. en StAK FPH genoemd. Het geschil tussen hen speelt tegen de achtergrond van de aanval van de Russische Federatie op de Russische vennootschap OAO Yukos Oil Company (hierna: Yukos), die heeft geleid tot het faillissement van Yukos en, indirect, tot de onteigening van een groot deel van haar activa. Wellsbridge c.s. hebben aandelen gekocht in Yukos op verschillende momenten tijdens die aanval, die heeft geduurd van 2003 tot 2007. StAK FPH houdt (indirect) deelnemingen die ten tijde van de faillietverklaring van Yukos (in economische zin en indirect) tot het vermogen van Yukos behoorden. Deze deelnemingen zijn succesvol tegen de aanval door de Russische Federatie beschermd. StAK FPH heeft in 2015 een uitkeringsproces in gang gezet conform een door haar bestuur vastgesteld verdelingsplan, dat voorziet in uitkeringen aan voormalig aandeelhouders van Yukos. Wellsbridge c.s. menen dat dit verdelingsplan in strijd is met de statuten van StAK FPH. Hun vorderingen zijn er onder meer op gericht dat een ander verdelingsplan wordt vastgesteld en dat aan hen uitkeringen worden gedaan volgens dat andere plan. Zij menen voorts dat StAK FPH onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld en dat zij in haar rol als hun zaakwaarnemer is tekortgeschoten. Wellsbridge c.s. hebben in hoger beroep verder geëist – bij wege van incidentele vordering – dat StAK FPH onder leiding van een door het hof benoemde deskundige rekening en verantwoording aflegt.

2.Het geding in hoger beroep

Wellsbridge c.s. zijn bij dagvaarding van 6 november 2018 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2018, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen Wellsbridge c.s. als eisers en StAK FPH als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, tevens houdende incidentele vordering tot het doen van rekening en verantwoording, tevens houdende vermeerdering van eis, met producties;
- memorie van antwoord in de hoofdzaak en in het incident, met producties.
Op 2 december 2020 heeft een mondelinge behandeling plaatsgehad. Beide partijen hebben daarbij pleitnotities aan het hof overgelegd. Wellsbridge c.s. hebben ook nog producties in het geding gebracht. Wellsbridge c.s. hebben zich ter zitting laten bijstaan door mr. Holterman voornoemd en door mr. J.L. van Manen, advocaat te Utrecht, en StAK FPH door mr. Meerdink voornoemd en door mr. M. Malycha, advocaat te Amsterdam. Ten slotte is arrest gevraagd.
Wellsbridge c.s. hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog hun vorderingen, zoals gewijzigd in hoger beroep, zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten, met nakosten en rente. Zij hebben in hoger beroep verder incidentele vorderingen ingesteld, gericht op het doen van rekening en verantwoording door StAK FPH jegens hen.
StAK FPH heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en tot afwijzing van de vorderingen van Wellsbridge c.s., met – uitvoerbaar bij voorraad – beslissing over de proceskosten, met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2 (2.1 tot en met 2.7) de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof tot uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
Inleiding en essentie van het geschil
3.1
Yukos was een in de Russische Federatie gevestigde vennootschap naar Russisch recht die aan het hoofd stond van een groep van vennootschappen, die ten dele buiten de Russische Federatie waren gevestigd.
3.2
Vanaf juli 2003 heeft de Russische Federatie een aanval op Yukos en de door haar geleide groep ingezet, die – na het opleggen van naheffingsaanslagen aan Yukos – heeft geleid tot het uitspreken van het faillissement van Yukos door een Russisch gerecht op 1 augustus 2006. Daarna heeft de curator in het faillissement van Yukos een groot aantal activa van Yukos verkocht, deels aan de Russische Federatie dan wel aan haar gelieerde partijen. Op 21 november 2007 is de beëindiging van het faillissement ingeschreven in de daartoe bestemde Russische registers, waardoor Yukos naar Russisch recht is opgehouden te bestaan.
3.3
De aandelen in Yukos (waaronder hierna mede
American Depositary Receiptsworden begrepen) waren beursgenoteerd. De beurskoers is in de periode van juli 2003 tot het moment waarop de beurshandel is geëindigd gedaald van ongeveer USD 14 naar nagenoeg nihil. Wellsbridge c.s. hebben vanaf november 2003 aandelen in Yukos gekocht. Zij hebben vooral van mei 2005 tot november 2007 aandelen in Yukos gekocht.
3.4
In 2005 heeft het toenmalige management van Yukos een herstructurering van de groep tot stand gebracht om in ieder geval de buitenlandse activa van de groep te beschermen tegen een dreigende onrechtmatige onteigening door de Russische Federatie. Kort gezegd en voor zover hier van belang, hield de herstructurering het volgende in. Twee Nederlandse subholdingvennootschappen stonden aan het hoofd van de twee buitenlandse takken van de groep. De aandelen in die twee subholdings zijn toen overgedragen aan twee stichtingen naar Nederlands recht tegen uitgifte van certificaten van aandelen aan de groepsvennootschappen die de aandelen overdroegen. StAK FPH is een van die twee stichtingen. Zij houdt alle aandelen in Financial Performance Holding B.V. (hierna: FPH), dat op haar beurt (indirect) een groot aantal deelnemingen heeft, die gezamenlijk de zogenoemde Armeense tak van de Yukos-groep vormen.
3.5
Na het faillissement van Yukos is een juridische strijd ontstaan tussen enerzijds StAK FPH (en haar deelnemingen) en anderzijds Rosneft (en aan haar gelieerde vennootschappen), dat van de curator in het faillissement de aandelen in de Armeense tak had gekocht. Deze strijd heeft geleid tot een groot aantal procedures in en buiten Nederland. Daaraan is in 2015 een einde gekomen doordat een schikking is bereikt waarbij Rosneft heeft erkend dat StAK FPH volledig gerechtigd is om over de activa van de Armeense tak te beschikken. Die activa zijn deels te gelde gemaakt. Met de opbrengst van de procedures en van de verkoop van activa is een
Distribution Fund(hierna: Uitkeringsfonds) gevormd, dat wordt gehouden door de deelnemingen van StAK FPH. Eind 2015 heeft StAK FPH een uitkeringsproces in gang gezet conform een door haar bestuur vastgesteld
Plan of Allocation(hierna: het Verdelingsplan) ten laste van het Uitkeringsfonds. StAK FPH heeft daartoe Garden City Group, LLC (hierna: GCG) ingeschakeld als
Distribution Agent.
3.6
In december 2015 heeft GCG aan voormalige houders van aandelen in Yukos een
Notice of Distributionen een
Proof of Claim Formter beschikking gesteld.
3.7
De
Notice of Distributionluidt, voor zover hier van belang, als volgt:
TO: ALL PERSONS WHO PURCHASED, ACQUIRED OR HELD SECURITIES OF YUKOS OIL COMPANY (“YUKOS”) BETWEEN JULY 2, 2003 AND NOVEMBER 28, 2007, INCLUSIVE (the “RECOVERY PERIOD”).
(…)
YOU ARE HEREBY NOTIFIED AS FOLLOWS:
You have received this Notice because you may have purchased, acquired or held Yukos Ordinary Shares or Yukos American Depositary Receipts (“ADRs”) during the Recovery Period, July 2, 2003 through and including November 28, 2007, and you may be eligible to receive a distribution. This Notice is designed to inform you of the manner in which the Distribution Fund will be distributed and how you can submit a Claim Form. (...)
I. BACKGROUND OF THE DISTRIBUTION FUND
Certain former foreign subsidiaries of Yukos Oil Company (the “Yukos Group”) have been liquidating assets and pursuing various legal claims with the ultimate goal of making a series of cash distributions to former shareholders of Yukos Oil Company. As each of the remaining Yukos Group assets is liquidated over time, a portion of the proceeds therefrom, as determined by the Yukos Group, will be deposited into a fund (the “Distribution Fund”), and will be distributed to former Yukos shareholders on a rolling basis.
The Distribution Fund consists of at least $337,000,000 USD. Your recovery from the Distribution Fund will depend on a number of variables, including the number of Yukos Ordinary Shares and Yukos ADRs that you purchased, acquired or held during the Recovery Period, the timing of your purchases, acquisitions, and sales of said securities, and the total number of claimants who are either preapproved (…) or who submit a timely claim that is finally determined by the Distribution Agent to be eligible for distribution pursuant to the Plan of Allocation attached hereto as Appendix A, and who are not Excluded Parties (…) (collectively, “Eligible Claimant”). The initial distribution will be made from funds held in the structure controlled by [StAK FPH] (…).
Any questions regarding the Yukos Claim Administration should be directed to the Distribution Agent (…).
II. IMPORTANT INFORMATION
(…)
B. How do I know if I am eligible to participate in the Distribution Fund?
You are potentially eligible to receive a distribution if you purchased, acquired or held Yukos Ordinary Shares or Yukos ADRs during the Recovery Period (…).
PLEASE NOTE: RECEIPT OF THIS NOTICE DOES NOT MEAN THAT YOU WILL BE ENTITLED TO RECEIVE PROCEEDS FROM THE DISTRIBUTION FUND. IF YOU MEET THE ELIGIBILITY CRITERIA ABOVE AND YOU WISH TO PARTICIPATE IN THE DISTRIBUTION OF PROCEEDS FROM THE DISTRIBUTION FUND, YOU ARE REQUIRED TO SUBMIT THE CLAIM FORM THAT IS BEING DISTRIBUTED WITH THIS NOTICE AND THE REQUIRED SUPPORTING DOCUMENTATION AS SET FORTH THEREIN SO THAT IT IS RECEIVED BY MAY 30, 2016.
C. How can I file a claim?
(…)
The Distribution Agent shall have the right to request, and claimants shall have the burden of providing to the Distribution Agent, any additional information and/or documentation deemed relevant by the Distribution Agent.
(…)
If you do not file a valid, timely claim, you will not receive a distribution. The only exception pertains to Pre-Approved Claimants, who do not need to file a claim in order to be paid.
(…)
D. How much will my payment be?
The Plan of Allocation, attached as Appendix A, provides for distribution of the Distribution Fund. Each Eligible Claimant’s claim will be calculated according to the Plan of Allocation.
(…)
III. GETTING MORE INFORMATION
You may obtain additional information by contacting the Distribution Agent (…).
3.8
Appendix Avan de
Notice of Distribution– dat het Verdelingsplan bevat – luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
PLAN OF ALLOCATION OF DISTRIBUTION FUND
1. The objective of the Plan of Allocation is to distribute the Distribution Fund to former Yukos shareholders. The Plan of Allocation reflects calculations undertaken by the Yukos Group’s economic advisor to determine an Eligible Claimant’s relative losses in Yukos Ordinary Shares and ADRs according to the agreed-upon formula.
2. The calculations made pursuant to this Plan of Allocation are not intended to be estimates of the amounts that will be paid to Eligible Claimants. The computations under the Plan of Allocation are only a method to weigh the claims of Eligible Claimants against one another for the purposes of making pro rata allocations of the Distribution Fund.
3. In order to have a Recognized Loss (as calculated pursuant to the provisions below), a former Yukos shareholder must have held, purchased, or acquired Yukos Ordinary Shares or Yukos ADRs during the Recovery Period.
CALCULATION OF RECOGNIZED LOSS AMOUNTS
4. For purposes of determining whether a Claimant has a “Recognized Loss,” purchases, acquisitions, and sales of Yukos Ordinary Shares and ADRs will first be matched on a Last In/First Out (“LIFO”) basis (…).
5. A “Recognized Loss” will be calculated as set forth below for each Yukos Ordinary Share or ADR purchased, acquired, or held during the Recovery Period (i.e., July 2, 2003 through and including November 28, 2007), that is listed in the Claim Form and for which adequate documentation is provided. A Recognized Loss does not reflect the amount an Eligible Claimant will be paid from the Distribution Fund; rather, it reflects the proportionate amount of the distribution that the Eligible Claimant will receive as compared to all Eligible Claimants.
6. The distribution of available funds will be made on a pro rata basis based on each former Yukos shareholder’s percentage share of aggregated “Recognized Losses” from all investors based on the following methodology:
A. The Event Dates in Table 1 represent developments in the investigation of Yukos by the Russian government over the period July 2003 to August 2006.
B. The total price reaction for each claim shall be calculated by aggregating the market-adjusted price reactions on the “Reaction Dates” indicated in Table 1 that occur after the investor’s purchase date, and before the investor’s sale date (the “Holding Period”). Thus, the “Abnormal Price Reaction” indicated in Table 1 after every purchase date and prior to every sale date must be added together to derive the total loss per share. For example, if a claimant bought Yukos Ordinary Shares prior to July 2, 2003 and never sold them, the total loss per share would be $14.45 (…).
C. This total price reaction over each investor’s Holding Period will be further discounted to arrive at the total Recognized Loss per share, with a larger discount for purchases made later in the period. Table 1 shows the discount to be applied based on each claimant’s purchase date. The discount is calculated by starting at 0%, and increasing by equal increments (1/19, or approximately 5.26%) to 100% on each Event Date over the entire event window.
D. Each investor’s total Recognized Loss shall be calculated by multiplying the number of shares purchased by the Recognized Loss per share.
E. The additional discounts on Recognized Loss calculations for purchases later in the period, as set forth in Table 1, result in lower Recognized Losses for individuals and entities who purchased Yukos Ordinary Shares or ADRs after continuing developments in the Russian government investigation gradually increased the speculative nature of the investment.
3.9
De in
Appendix Aopgenomen
Table 1luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Yukos Oil Company Claim Calculation Inputs (US$)
Event Date
Month/Day/Year
Reaction Date
Month/Day/Year
Abnormal Price Reaction (Figures after the decimal points indicate
cents of US Dollars)
% Discount if Purchase Occurs on or after Reaction Date
7/2/2003
7/3/2003
$ (0.76)
5,3%
7/9/2003
7/10/2003
$ (0.92)
10.5%
7/11/2003
$ (0.91)
10.5%
10/25/2003
10/27/2003
$ (2.00)
15.8%
12/5/2003
12/5/2003
$ (0.60)
21.1%
4/20/2004
4/20/2004
$ (0.72)
26.3%
4/26/2004
4/26/2004
$ (0.93)
31.6%
7/1/2004
7/1/2004
$ (1.15)
36.8%
7/20/2004
7/20/2004
$ (1.25)
42.1%
7/21/2004
$ (0.84)
42.1%
7/22/2004
$ (0.63)
42.1%
11/2/2004
11/2/2004
$ (0.58)
47.4%
11/3/2004
$ (0.39)
47.4%
11/19/2004
11/19/2004
$ (0.76)
52.6%
12/28/2004
12/28/2004
$ (0.18)
57.9%
12/30/2004
$ (0.08)
57.9%
2/24/2005
2/25/2005
$ (0.08)
63.2%
1/18/2006
1/19/2006
$ (0.47)
68.4%
3/13/2006
3/13/2006
$ (0.69)
73.7%
3/29/2006
3/29/2006
$ (0.21)
78.9%
7/25/2006
7/25/2006
$ (0.22)
84.2%
7/27/2006
7/27/2006
$ 0.25
89.5%
8/1/2006
8/2/2006
$ (0.17)
94.7%
Last Day of Trading
11/28/2007
$ (0.14)
100.0%
3.1
Wellsbridge heeft een
Claim Formbij GCG ingediend binnen de door GCG gestelde termijn; [appellant sub 2] niet. Wellsbridge heeft op de door hem ingediende
Claim Formdoorgehaald het voorgedrukte artikel 7 in deel IV, waarin een uitsluiting van aansprakelijkheid staat ten behoeve van (onder meer) StAK FPH, de aan haar gelieerde (rechts)personen en al hun directeuren, medewerkers en vertegenwoordigers, waaronder GCG, indien zij een uitkering doen in overeenstemming met de
Notice of Distributionen het Verdelingsplan.
De door Wellsbridge bij GCG ingediende claim is op 15 juni 2017 afgewezen.
3.11
Ruim 70% van de aandelen in Yukos werd (indirect) gehouden door GML, via een drietal dochtervennootschappen van GML (hierna gezamenlijk: de grootaandeelhouder). De grootaandeelhouder is (als enige) vooraf erkend als claimgerechtigd (
pre-approved claimant). De grootaandeelhouder heeft ook als enige in juni 2015 een partiële voorschotbetaling uit het Uitkeringsfonds ontvangen.
De statuten van StAK FPH
3.12
In de oprichtingsakte van StAK FPH was in artikel 2 lid 2 opgenomen:
De stichting zal van de aan de aandelen verbonden rechten op zodanige wijze gebruik maken dat zij zo goed als mogelijk zal waarborgen, al dan niet door het voeren van gerechtelijke procedures, de belangen van [FPH] en de andere, directe of indirecte, dochtermaatschappijen van [Yukos], welke gezamenlijk de groep vormen waartoe [FPH] behoort (de “Groep”), het management, kader en de werknemers van de Groep, de legitieme crediteuren van de Groep (waaronder die met onbetwiste vorderingen) en alle andere erkende Stakeholders van de Groep.
3.13
Op 25 maart 2008 zijn de statuten van StAK FPH gewijzigd en is artikel 2 lid 2 van de statuten als volgt komen te luiden:
De stichting bevordert de belangen van [FPH], [Yukos], de andere directe of indirecte dochtermaatschappijen van [Yukos], die deel uitmaken van de groep waartoe [FPH] behoort, de crediteuren van [Yukos] met een in kracht van gewijsde gegane uitspraak van een Nederlandse rechter of een in kracht van gewijsde gegane in Nederland uitvoerbaar verklaarde uitspraak tegen [Yukos] (“Crediteuren”), alsmede van de aandeelhouders van [Yukos] en de bestuurders, functionarissen en werknemers van de groep waartoe [FPH] behoort; zij zal de aan de aandelen verbonden rechten uitoefenen op een wijze die deze belangen beschermt. De stichting kan in het kader van de bevordering van deze belangen optreden als zaakwaarnemer voor [Yukos] in de zin van artikel 6:198 Burgerlijk Wetboek.
3.14
Bij dezelfde statutenwijziging is aan artikel 2 van de statuten een nieuw lid 3 toegevoegd, luidend:
3. Nadat de Crediteuren voldaan zijn zal de stichting nastreven dat uiteindelijk alle door haar ontvangen en te ontvangen fondsen door middel van een distributieplan worden uitgekeerd aan aandeelhouders van [Yukos], volgens de regelen van het toepasselijke recht en beginselen van redelijkheid en billijkheid, zulks na verkregen goedkeuring van de houder(s) van de in het eerste lid bedoelde certificaten.

4.Beoordeling

4.1
Wellsbridge c.s. hebben in eerste aanleg gevorderd, kort gezegd:
primair
(i) een verklaring voor recht dat het bestuursbesluit van StAK FPH om over te gaan tot het doen van uitkeringen uit het Uitkeringsfonds conform het Verdelingsplan ex artikel 2:14 BW nietig is wegens strijd met artikel 2 van de statuten en (ii) veroordeling van StAK FPH om – in lijn met artikel 2 van de statuten – het Verdelingsplan zodanig aan te passen dat enkel de aandeelhouders die ten tijde van het faillissement van Yukos aandelen hielden, een uitkering krijgen uit het Uitkeringsfonds, waarbij de uitkering wordt bepaald op basis van het respectieve aandelenbelang dat iedere aandeelhouder hield in het kapitaal van Yukos op het moment van faillissement, en zonder dat enige nadere afslag op de te ontvangen schadevergoeding in rekening wordt gebracht, dan wel te komen tot een nadere, door de rechtbank in goede justitie te bepalen verdeling van het Uitkeringsfonds; (iii) veroordeling om aan Wellsbridge c.s. een uitkering te doen volgens dat nieuwe verdelingsplan en (iv) indien alle gelden uit het Uitkeringsfonds reeds zijn uitgekeerd, StAK FPH te veroordelen tot vergoeding van schade, nader op te maken bij staat;
subsidiair
een verklaring voor recht dat StAK FPH onrechtmatig handelt jegens Wellsbridge c.s. door te handelen in strijd met de redelijkheid en billijkheid en haar statutaire doelomschrijving en veroordeling van StAK FPH tot schadevergoeding, op te maken bij staat.
4.2
De rechtbank heeft alle vorderingen afgewezen, met veroordeling van Wellsbridge c.s. in de proceskosten. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen Wellsbridge c.s. met zeven grieven op. Zij hebben hun eis in hoger beroep bovendien aldus gewijzigd dat:
- in de primaire vordering onder (ii) is verduidelijkt dat met “ten tijde van het faillissement” is bedoeld: op 21 november 2007, althans een door het hof te bepalen datum;
- aan de subsidiaire vordering is toegevoegd dat StAK FPH tekort is geschoten in haar rol als zaakwaarnemer van Wellsbridge c.s.
Wellsbridge c.s. hebben bovendien in hoger beroep twee incidentele vorderingen ingesteld die ertoe strekken dat StAK FPH aan hen rekening en verantwoording aflegt onder leiding van een door het hof te benoemen externe, onafhankelijke deskundige, op straffe van verbeurte van dwangsommen. Daarbij moet volgens hen inzichtelijk worden gemaakt:
( a) welke gelden StAK FPH heeft ontvangen en van wie welk bedrag is ontvangen,
( b) welke gelden StAK FPH heeft uitgegeven en aan wie welk bedrag is uitgegeven,
( c) welk bedrag StAK FPH al heeft uitgekeerd aan (voormalig) aandeelhouders,
( d) aan welke (voormalig) aandeelhouders welke bedragen zijn uitgekeerd, en
( e) welk deel van het Uitkeringsfonds is uitgekeerd aan de voormalig grootaandeelhouder.
Internationale bevoegdheid
4.3
Het hof dient ambtshalve te oordelen over de internationale rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Nu StAK FPH statutair in Nederland is gevestigd, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 24 aanhef en onder 2 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (Brussel I bis) exclusief bevoegd kennis te nemen van vorderingen betreffende de geldigheid en nietigheid van de besluiten van het bestuur van StAK FPH. Gelet op de statutaire vestiging in Nederland is de Nederlandse rechter op grond van artikel 4 lid 1 Brussel I bis ook bevoegd kennis te nemen van de overige vorderingen van Wellsbridge c.s.
De vorderingen in het incident
4.4
Het hof zal eerst de incidentele vorderingen beoordelen. Het meest vergaande verweer van StAK FPH tegen de incidentele vorderingen is dat deze volledig losstaan van de hoofdzaak. De hoofdzaak is erop gericht een aanpassing van het Verdelingsplan te verkrijgen. Niet valt in te zien dat de gevraagde rekening en verantwoording relevant is voor de beoordeling van het Verdelingsplan, zodat de incidentele vorderingen reeds daarom moeten worden afgewezen, aldus StAK FPH. Dit verweer slaagt, gelet op het volgende.
4.5
De vraag of de incidentele vorderingen toelaatbaar zijn, is procesrechtelijk van aard, zodat daarop Nederlands recht als de
lex forivan toepassing is. Ter zitting hebben Wellsbridge c.s. (ook desgevraagd) niet kunnen toelichten welke relevantie de onder (a) tot en met (d) gevraagde gegevens (mogelijk) hebben voor de – door hen in de hoofdzaak gevraagde – beoordeling van het Verdelingsplan. Wellsbridge c.s. hebben toegegeven dat deze gegevens veeleer dienen ter controle op de correcte uitvoering van het Verdelingsplan. De vorderingen van Wellsbridge c.s. in de hoofdzaak zijn echter niet (mede) gebaseerd op de stelling dat het Verdelingsplan (mogelijk) niet correct wordt uitgevoerd. De rekening en verantwoording als gespecificeerd onder (a) tot en met (d) kan reeds om die reden niet met succes bij wege van incidentele vordering worden gevorderd. Dat de rekening en verantwoording tevens bij wege van eisvermeerdering in de hoofdzaak wordt gevorderd, hebben Wellsbridge c.s. niet (voldoende kenbaar) gesteld. StAK FPH behoefde er dan ook niet op bedacht te zijn dat Wellsbridge c.s. beoogden tevens bij wijze van eisvermeerdering rekening en verantwoording te eisen. Wellsbridge c.s. mochten ook niet van StAK FPH verwachten dat StAK FPH daar wel op bedacht zou zijn.
4.6
Ten aanzien van de onder (e) gevraagde gegevens stellen Wellsbridge c.s. dat uit de gevraagde informatie (mogelijk) zal blijken dat de voormalig grootaandeelhouder de grote winnaar is bij de gekozen uitdelingssystematiek. Dit is volgens hen van belang voor de beoordeling van de redelijkheid van het Verdelingsplan. Ter zitting in hoger beroep is echter gebleken dat niet in geschil is dat 80% van de gelden uit het Uitkeringsfonds is uitgekeerd aan de grootaandeelhouder, en dat evenmin in geschil is dat de grootaandeelhouder aldus een groter deel van het Uitkeringsfonds ontvangt dan correspondeert met haar relatieve aandelenbezit. De incidentele vordering moet daarom ook worden afgewezen voor zover het de onder (e) gevraagde gegevens betreft nu die niet kunnen bijdragen aan de instructie van de hoofdzaak.
De vorderingen in de hoofdzaak
4.7
Alle vorderingen in de hoofdzaak zijn gebaseerd op de stelling dat het Verdelingsplan in strijd is met de statuten van StAK FPH, met haar wettelijke plichten, met de redelijkheid en billijkheid en met de maatschappelijk betamelijkheid.
Beide partijen gaan ervan uit dat de verhouding tussen StAK FPH en Wellsbridge c.s. uitsluitend door Nederlands recht worden beheerst. Het hof kan zich daarbij aansluiten. Voor zover de toepasselijkheid van Nederlands recht op de vorderingen al niet al voortvloeit uit bepalingen van dwingend recht (zoals de artikelen 10:118 en 10:119 BW) of aanvullend recht, hebben partijen kennelijk een rechtskeuze gemaakt voor het Nederlands recht als bedoeld in artikel 14 lid 1 sub a van de Verordening (EG) nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II).
4.8
Voor de vraag of het Verdelingsplan in strijd is met de statuten van StAK FPH zijn vooral van belang de leden 2 en 3 van artikel 2 van die statuten, hiervoor in 3.13 en 3.14 geciteerd.
Verdeling als betrof het een liquidatiescenario?
4.9
Wellsbridge c.s. stellen zich primair op het standpunt dat deze bepalingen aldus moeten worden uitgelegd dat slechts uitkeringen gedaan mogen worden aan degenen die laatstelijk aandelen in Yukos hielden. De uitkering moet volgens hen, als betrof het een liquidatie-scenario, naar verhouding van ieders aandelenbezit geschieden. Dat aandelenbezit moet worden bepaald per de datum dat Yukos ophield te bestaan (21 november 2007), althans – indien het hof die datum als peildatum afwijst – per de laatste handelsdag van de aandelen Yukos (28 november 2007), althans per de datum van de faillietverklaring van Yukos (4 augustus 2006).
4.1
De uitleg van statutaire bepalingen dient naar objectieve maatstaven aan de hand van alle omstandigheden van het geval te geschieden. Bij die uitleg is met name van belang wat redelijk oordelende mensen onder de bewoordingen van de statuten mogen verstaan, gelet op de context waarin de bewoordingen zijn gebezigd en de totale inrichting van de rechtspersoon, zoals die uit wet en statuten voortvloeit. Daarbij kan tevens acht worden geslagen op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de verschillende, op zichzelf mogelijke interpretaties zouden leiden.
4.11
De tekst van de statuten biedt, uitgelegd naar deze maatstaven, onvoldoende aanknopingspunten voor de door Wellsbridge c.s. voorgestane uitleg. In artikel 2 lid 2 van de statuten staat dat StAK FPH de belangen bevordert van (onder meer) “de aandeelhouders van Yukos” en in artikel 2 lid 3 staat dat zij nastreeft dat uiteindelijk al haar fondsen door middel van een distributieplan worden uitgekeerd aan “aandeelhouders van Yukos”. Met “aandeelhouders van Yukos” kan in dit verband slechts bedoeld zijn voormalig aandeelhouders van Yukos, omdat – naar tussen partijen vaststaat – de relevante bepalingen pas in 2008 in de statuten zijn opgenomen en Yukos toen reeds was opgehouden te bestaan en dus geen aandeelhouders meer had. Dat met “aandeelhouders van Yukos” bedoeld zouden zijn degenen die aandeelhouder waren toen Yukos ophield te bestaan (dan wel op een van de andere genoemde peildata), valt niet in te zien. De tekst biedt aan die scherpe afbakening van de relevante groep voormalig aandeelhouders geen steun, integendeel. Van belang is verder dat bij de oprichting van StAK FPH, in 2005, nog voordat het faillissement van Yukos werd uitgesproken, in de statuten al besloten lag dat StAK FPH mede de belangen van de aandeelhouders van Yukos beoogde te dienen. In artikel 2 lid 2 van de oprichtingsakte was immers opgenomen dat StAK FPH zo goed mogelijk de belangen zal waarborgen van FPH, de andere dochters van Yukos, het management, het kader, de werknemers en de crediteuren van de Yukos-groep, alsmede “alle andere erkende Stakeholders” van de groep (zie hiervoor, in 3.12). Deze bepaling is bij de statutenwijziging in 2008, nadat Yukos was opgehouden te bestaan, wat anders geredigeerd en daarbij is het begrip “alle andere erkende Stakeholders”’ vervangen door “de aandeelhouders”. Er zijn geen objectieve aanwijzingen (en overigens evenmin subjectieve) dat daarmee een inperking van de groep te beschermen aandeelhouders is beoogd tot degenen die de laatste aandeelhouders van Yukos waren. Een dergelijke uitleg ligt ook niet voor de hand, omdat ook voormalig aandeelhouders van Yukos die hun aandelen hebben verkocht voordat Yukos was opgehouden te bestaan (dan wel in faillissement was komen te verkeren) benadeeld kunnen zijn door de aanval van de Russische Federatie op Yukos en niet valt in te zien dat StAK FPH voor hun belangen vanaf 2008 – anders dan bij haar oprichting – niet langer zou willen opkomen. Het hof volgt niet de stelling van Wellsbridge c.s. dat de aandeelhouders die voor (het einde van) het faillissement van Yukos hun aandelen hebben verkocht geen schade hebben geleden omdat zij een koopprijs hebben gekregen die de toen geldende marktwaarde reflecteerde. De aanval van de Russische Federatie heeft immers in de periode van 2003 tot 2007 – naar tussen partijen niet in geschil is – tot een schoksgewijze en gestage daling van de beurskoers van de aandelen in Yukos geleid, totdat deze niets meer waard waren. Een aandeelhouder die zijn aandelen aldus in waarde heeft zien dalen en vervolgens tot verkoop is overgegaan, heeft ook schade geleden als gevolg van de aanval van de Russische Federatie. Uit artikel 2 lid 2 van de oprichtingsakte blijkt, als gezegd, dat StAK FPH in 2005 is opgericht mede ter bescherming van de aandeelhouders van Yukos, waaronder ook de toen zittende aandeelhouders moeten worden begrepen. Naar StAK FPH onbestreden heeft gesteld, blijkt ook uit artikel 2 lid 3 van haar oprichtingsakte dat zij is opgericht om Yukos (en daarmee de belanghebbenden in Yukos) te beschermen tegen (onder meer) onrechtmatige vorderingen op de activa van FPH en haar dochtervennootschappen (de ‘Armeense tak’ van de groep) die verband hielden met de onteigening van Yukos door de Russische Federatie. Al het voorgaande pleit niet voor de door Wellsbridge c.s. verdedigde uitleg van artikel 2 lid 3 van de statuten van StAK FPH.
4.12
Het hof ziet ook overigens in de statuten van StAK FPH geen aanknopingspunten voor de stelling van Wellsbridge c.s. dat het Uitkeringsfonds moet worden verdeeld onder degenen die laatstelijk aandeelhouders van Yukos waren alsof sprake is van vereffening. Met name wijst daar niet op dat ingevolge artikel 2 lid 3 van de statuten uit de fondsen van StAK FPH eerst de crediteuren van Yukos moeten worden voldaan (voor zover zij een onherroepelijke uitspraak van een Nederlandse rechter hebben, althans een onherroepelijke uitspraak die in Nederland uitvoerbaar is verklaard). De voorrang van de crediteuren boven de aandeelhouders van Yukos past bij de post-concurrente positie van de aandeelhouders van Yukos en betekent nog niet dat de statuten aan het bestuur van StAK FPH een uitdeling opleggen alsof van een vereffening sprake is. Daarop wijst evenmin de verwijzing naar de “regelen van het toepasselijke recht” in artikel 2 lid 3 van de statuten. StAK FPH is niet ontbonden, zodat een liquidatiescenario zich niet voordoet. De Nederlandsrechtelijke regels voor vereffening van een rechtspersoon zijn dus niet toepasselijk. Tot slot wijst ook de verwijzing naar de beginselen van redelijkheid en billijkheid in artikel 2 lid 3 van de statuten niet op verdeling onder uitsluitend degenen die laatstelijk aandeelhouders van Yukos waren. Op zichzelf terecht voeren Wellsbridge c.s. aan dat die beginselen zich verzetten tegen een ongelijke behandeling van voormalig aandeelhouders die in gelijke omstandigheden verkeren. Die beginselen verzetten zich echter niet tegen het betrekken in de verdeling van aandeelhouders die hun aandelen als gevolg van de door de Russische Federatie jegens Yukos genomen maatregelen in waarde hebben zien dalen en vervolgens voor verkoop tegen die gedaalde waarde hebben gekozen. Het arrest van het EHRM van 15 december 2014, 14902/04, leidt niet tot een ander oordeel. Het EHRM heeft in dat arrest beslist dat een schadeloosstelling waartoe de Russische Federatie jegens Yukos gehouden was niet betaald moest worden aan de zusterstichting van StAK FPH (hiervoor, in 3.4 bedoeld) doch aan degenen die aandeelhouder waren van Yukos toen zij ophield te bestaan. Daartoe heeft het EHRM onder meer overwogen dat bij uitkering aan de stichting in kwestie – die op dat moment nog niet een plan voor de verdeling van haar fondsen had – onduidelijk was wie uiteindelijk zou profiteren van de schadeloosstelling. Het arrest biedt echter geen aanknopingspunten voor de stelling dat het EVRM ertoe dwingt uitsluitend de laatste aandeelhouders van Yukos in de verdeling van het Uitkeringsfonds te betrekken.
4.13
De omstandigheid dat StAK FPH het vermogen van de Armeense tak van de Yukos-groep beheert ten behoeve van de degenen die uiteindelijk economisch gerechtigd waren tot Yukos, dwingt evenmin tot de door Wellsbridge c.s. voorgestane uitleg van de artikel 2 lid 3 van de statuten.
4.14
De statuten van StAK FPH geven aan haar bestuur de vrijheid om de fondsen van StAK FPH, na voldoening van alle erkende crediteuren van Yukos (zoals hiervoor omschreven) te verdelen onder “aandeelhouders van Yukos”, mits de “regelen van het toepasselijke recht” en de “beginselen van redelijkheid en billijkheid” in acht worden genomen. Het Nederlandse recht verzet zich niet tegen die vrijheid. Ten onrechte bestempelen Wellsbridge c.s. die vrijheid als onduidelijkheid, zoals zij ook ten onrechte stellen dat die onduidelijkheid mede vanuit een oogpunt van rechtszekerheid voor rekening en risico van StAK FPH zou moeten komen.
4.15
Op het voorgaande stuiten de grieven 1, 2 en 3 en een deel van grief 4 af.
Overige kritiek op het Verdelingsplan
4.16
Wellsbridge c.s. stellen verder dat het Verdelingsplan aandeelhouders die zich in een gelijke positie bevinden ongelijk behandelt, onder meer omdat het voorziet in een “willekeurige en onnodige dubbele korting”, die tot een “disproportionele berekening van ieders toekomende vergoeding” zou leiden. StAK FPH zou met de gekozen verdelingssystematiek met name de grootaandeelhouder hebben willen bevoordelen. Zij wijzen er in dit verband op dat de grootaandeelhouder met de bestuurders van StAK FPH een bonusafspraak heeft gemaakt, die inhoudt dat zij van de grootaandeelhouder (ten laste van diens vermogen) een bonus van 10% krijgen over het deel van het Uitkeringsfonds dat aan de grootaandeelhouder zal worden uitgekeerd. Zij wijzen er verder op dat de grootaandeelhouder als enige een (partiële) voorschotbetaling uit het uitkeringsfonds heeft ontvangen en als enige niet een claimformulier behoefde in te vullen om aanspraak op een uitkering te kunnen maken.
4.17
Omtrent het Verdelingsplan is het volgende komen vast te staan. Uitgangspunt daarvan is dat iedereen die tussen 2 juli 2003 (het begin van de aanval door de Russische Federatie) en 28 november 2007 (toen Yukos ophield te bestaan) aandelen in Yukos heeft gehouden en een zogeheten “
Recognized Loss” heeft, in aanmerking komt voor een uitkering. Het Uitkeringsfonds wordt verdeeld naar evenredigheid van ieders
Recognized Loss. Voor de berekening daarvan moeten voor iedere
claimantachtereenvolgens de volgende stappen worden doorlopen;
1. Alle aankopen, verkrijgingen en verkopen van de betrokkene gedurende de genoemde periode moeten in kaart worden gebracht.
2. Die aankopen, verkrijgingen en verkopen worden gekoppeld volgens de
last in first out-methode: verkopen worden gekoppeld aan de meest recente aankoop of verkrijging.
3. Voor ieder aandeel moet de zogeheten “
Price Reaction” worden bepaald. Daartoe bevat het Verdelingsplan een tabel (hiervoor, in 3.9 weergegeven), waarin in totaal 19 zogeheten “
Event Dates” zijn opgenomen. Dat zijn de data waarop de koers-beïnvloedende maatregelen door de Russische Federatie (de
Events) zijn genomen. Bij ieder
Eventhoort een concreet neerwaarts effect op de beurskoers, de
Price Reaction, als weergegeven in de tabel. Naarmate iemand een aandeel in de genoemde periode langer heeft gehouden, zal de totale
Price Reactionvoor dat aandeel dus groter zijn. Het gaat steeds om de optelsom van de
Price Reactionsvoor alle ondergane
Events.
4. Op die totale
Price Reactionper aandeel wordt vervolgens een korting toegepast voor ieder voorgevallen
Eventvoorafgaand aan de aankoop. Die korting bedraagt 100/19 = circa 5,3% per
Event. Dit betekent dus dat als een aandeel is aangekocht na de eerste 18
Eventsen vervolgens is aangehouden, de
Price Reactionvoor dat aandeel – zijnde de
Price Reactionvoor
Event19 – wordt gekort met 18 x 5,3 % = 94,7%. De
Price Reactionminus deze korting is de
Recognized Loss,waarvan de relatieve zwaarte het aandeel in het Uitkeringsfonds bepaalt.
4.18
Beoordeeld moet worden of dit plan in strijd is met de statuten van StAK FPH, met de voor StAK FPH geldende wettelijke plichten, met de beginselen van redelijkheid en billijkheid of met de (door StAK FPH jegens Wellsbridge c.s. in acht te nemen) maatschappelijk betamelijkheid. Wellsbridge c.s. hebben niet voldoende gemotiveerd gesteld dat dit het geval is. Dat wordt hierna toegelicht.
4.19
De statuten van StAK FPH en het Nederlandse recht laten aan StAK FPH een ruime mate van beoordelingsvrijheid bij het vaststellen van de criteria voor verdeling. Het Nederlandse recht bevat niet een uitgewerkte regeling voor een dergelijke verdeling. Verder geldt dat bij het opstellen van verdelingscriteria tegengestelde belangen moeten worden afgewogen. Naar vaste rechtspraak komt aan het bestuur van een rechtspersoon een ruime mate van beoordelingsvrijheid toe indien het tegenstrijdige belangen moet afwegen en is voor ingrijpen door de rechter – bijvoorbeeld in het kader van een toetsing van het genomen besluit aan de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 lid 1 BW – pas plaats indien in redelijkheid geen verdedigbare argumenten voor het genomen besluit bestaan (vgl. HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9145 en HR 17 mei 1991, ECLI:HR:1991:ZC0242). Deze rechtspraak bepaalt mede de handelingsvrijheid van StAK FPH tegenover de aandeelhouders van Yukos. Wel zal StAK FPH Yukos-aandeelhouders die zich in gelijke omstandigheden bevinden gelijk moeten behandelen. Dit brengen de in Nederland geldende rechtsbeginselen mee.
4.2
Vast staat dat StAK FPH zich bij de ontwikkeling van dit verdelingsplan heeft voorzien van deskundige bijstand door NERA Economic Consulting (hierna: NERA), dat wereldwijd economische analyse-services biedt. In een brief van 12 juli 2016 bevestigt NERA dat zij in 2007 de opdracht heeft gekregen om in onafhankelijkheid een verdelingsmethodiek te ontwikkelen en dat zij bovenstaande methodiek op hoofdlijnen – de brief verwijst bijvoorbeeld niet naar het kortingspercentage van 5,3% per
Eventuit stap 4 – aan StAK FPH heeft aanbevolen. NERA licht de methodiek in de brief verder toe aan de hand van literatuur en praktijkvoorbeelden. Zij bevestigt tot slot dat het Verdelingsplan “
incorporates NERA’s event study and price reaction approach”. Wellsbridge c.s. hebben geen feiten of omstandigheden aangevoerd die afbreuk doen aan de deskundigheid van NERA in deze materie. Met name is daartoe onvoldoende dat NERA geen vestigingen in Rusland heeft, dat zij geen ervaring heeft met onderzoeken in Rusland van vergelijkbare omvang als het onderhavige of met de politiek in Rusland en de gevolgen daarvan voor bedrijven en dat zij geen interviews heeft gehouden met Russische partijen.
4.21
Gelet op de inhoud van de zojuist genoemde brief en de in 4.19 bedoelde beoordelingsvrijheid, valt niet in te zien dat StAK FPH niet mocht aanknopen bij het relatieve gewicht van het daadwerkelijk door iedere individuele Yukos-aandeelhouder per aandeel geleden verlies als gevolg van de door de Russische overheid genomen koers-beïnvloedende maatregelen. Die keuze is alleszins te rechtvaardigen. Daaraan stond, anders dan Wellsbridge c.s. hebben betoogd, in ieder geval niet de Poot/ABP-doctrine in de weg. Op de wijze waarop dat verlies per aandeel wordt berekend in de stappen 1 tot en met 3 hebben Wellsbridge c.s. ook geen steekhoudende kritiek geuit. Het verwijt van Wellsbridge c.s. dat het Verdelingsplan voorziet in een “dubbele korting” lijkt gebaseerd op een onjuiste lezing daarvan en is in ieder geval onvoldoende toegelicht. De verdelingssystematiek geldt verder gelijkelijk voor de grootaandeelhouder en andere aandeelhouders, zodat van een uit die systematiek kenbare bevoordeling van de grootaandeelhouder geen sprake is.
4.22
De in stap 4 toegepaste korting wordt in het Verdelingsplan onder 6.E in verband gebracht met het toenemende speculatieve karakter van een investering in Yukos-aandelen naarmate zich meer op deconfiture van Yukos gerichte acties van de Russische Federatie hadden voorgedaan. De gedachte dat een korting op die grond gerechtvaardigd is, neemt NERA ook voor haar rekening in haar genoemde brief. StAK FPH stelt ter rechtvaardiging van de korting dat de aandeelhouders die hun aandelen hebben gekocht terwijl de bedoelde acties van de Russische Federatie al in volle gang waren het risico op een algeheel verlies bewust hebben aanvaard. Zij zijn, aldus StAK FPH, niet zozeer de dupe geworden van de aanval door de Russische Federatie maar veeleer van de gok die zij hebben genomen door tegen het einde van de rit voor een bodemprijs aandelen te kopen, toen het risico groot was dat Yukos door de Russische Federatie het faillissement in zou worden gedreven en Yukos-aandeelhouders met lege handen achter zouden blijven.
4.23
Hoewel men over deze korting en de omvang daarvan verschillend kan denken, kan niet worden gezegd dat daarvoor geen pleitbare argumenten zijn te geven. Het hof realiseert zich dat de met het aantal koers-beïnvloedende acties van de Russische Federaties stijgende kans dat de Yukos-aandeelhouders uiteindelijk met lege handen zouden achterblijven, steeds zijn weerslag had op de beurskoers van het aandeel. Het koersverloop brengt mee dat de late instappers een relatief klein verlies (tot uitdrukking komend in de
Price Reaction) hebben geleden. De toegepaste korting daarop kan verdedigd worden met het in de loop van de tijd toegenomen risico op een forse op- dan wel neerwaartse uitslag van de beurskoers. Het is niet onredelijk om daarvoor een korting toe te passen, omdat de laat instappende belegger zich van dat risico bewust had moeten zijn en dat risico aldus bewust heeft aanvaard. Die korting is niet disproportioneel en ook niet in strijd met het in acht te nemen gelijkheidsbeginsel.
4.24
De omstandigheid dat de grootaandeelhouder door de uitkeringsmethodiek een groter aandeel in het Uitkeringsfonds verkrijgt dan correspondeert met haar kapitaaldeelname in Yukos, leidt niet tot een ander oordeel. Een minderheidsaandeelhouder die in gelijke omstandigheden verkeert als de grootaandeelhouder (wat betreft de periode van het aandelenbezit) krijgt door de gekozen methodiek ook een groter aandeel in het Uitkeringsfonds dan correspondeert met zijn aandelenbezit. Slechts in een liquidatiescenario – dat hier, als gezegd, niet maatgevend behoeft te zijn – zou de omvang van het aandelenbezit het enige in aanmerking te nemen criterium voor verdeling zijn. Van belang is verder dat onvoldoende is gebleken dat de bestuurders zich bij het vaststellen van het Verdelingsplan door hun eigen belang hebben laten leiden. De bonusafspraak die hiervoor in 4.16 is vermeld, is vastgelegd in een stuk dat dateert uit 2011. Volgens StAK FPH was het Verdelingsplan toen al vastgesteld. Wellsbridge c.s. hebben dit niet in de vereiste concrete zin betwist en het tegendeel in ieder geval niet te bewijzen aangeboden, zodat niet kan worden aangenomen dat de bestuurders van StAK FPH bij het vaststellen van het Verdelingsplan persoonlijke belangen hebben laten meespelen.
4.25
Uit het Verdelingsplan – dat in deze zaak ter beoordeling voorligt (zie hiervoor, in 4.7) – volgt niet dat de grootaandeelhouder (als enige) niet een claimformulier behoefde in te vullen en (als enige) recht had op een (partiële) voorschotbetaling. Dat de grootaandeelhouder uiteindelijk als enige niet een claimformulier behoefde in te vullen en als enige een (partiële) voorschotbetaling heeft ontvangen, wijst evenmin op een ontoelaatbare bevoordeling van de grootaandeelhouder door het Verdelingsplan. StAK FPH heeft gemotiveerd gesteld dat deze gang van zaken door haar professionele claimbehandelaar GCG aan haar was geadviseerd en dat dit niet ongebruikelijk is in een geval als dit. Volgens haar was deze behandeling gerechtvaardigd omdat de grootaandeelhouder bij haar van meet af aan bekend was, heeft de grootaandeelhouder ook zijn aandeelhouderschap moeten bewijzen met documentatie en zijn de overige aandeelhouders niet benadeeld door de betaling van het voorschot. Wellsbridge c.s. hebben hier onvoldoende tegenover gesteld.
4.26
Op het voorgaande stuiten de grieven 4 en 5 af. Grief 6 ziet op de beslissing van de rechtbank om Wellsbridge c.s. in de proceskosten te veroordelen en mist zelfstandige betekenis.
Trad StAK FPH op als zaakwaarnemer voor de Yukos-aandeelhouders?
4.27
In grief 7 betogen Wellsbridge c.s. dat StAK FPH het Uitkeringsfonds als zaakwaarnemer voor de Yukos-aandeelhouders beheert en dat zij in die hoedanigheid in strijd met de wet, haar statuten en haar zorgplicht heeft gehandeld, waardoor zij schadeplichtig is geworden.
4.28
Ook deze grief faalt. Van zaakwaarneming is geen sprake. Zaakwaarneming is het zich willens en wetens en op redelijke grond inlaten met de behartiging van eens anders belang, zonder de bevoegdheid daartoe aan een rechtshandeling of een elders in de wet geregelde rechtsverhouding te ontlenen (artikel 6:198 BW). StAK FPH was en is de (indirect) rechthebbende op de activa die zij tegen de aanval door de Russische Federatie heeft beschermd en thans gedeeltelijk ten goede wil laten komen aan de Yukos-aandeelhouders. Daarom kan niet gezegd worden dat zij haar activiteiten (die ook, maar niet uitsluitend de belangen van de Yukos-aandeelhouders dienen) verricht zonder dat zij de bevoegdheid daartoe aan een rechtshandeling of een elders in de wet geregelde rechtsverhouding ontleent.
Slotsom
4.29
De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. De vorderingen van Wellsbridge c.s., zoals gewijzigd in hoger beroep, zijn niet toewijsbaar. Wellsbridge c.s. zullen als in het ongelijk gestelde partijen worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep, de kosten van het incident daaronder begrepen.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Wellsbridge c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, de kosten van het incident daaronder begrepen, tot op heden aan de zijde van StAK FPH begroot op € 726,- aan verschotten en € 3.342,- voor salaris en op € 157,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt; alle kosten te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. A.P. Wessels, mr. A.C. Faber en mr. E.E. van Tuyll van Serooskerken - Röell en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2021.