ECLI:NL:GHAMS:2024:2126

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
200.305.605/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van de Warmtewet op de afrekening van stookkosten binnen VvE-verband

In deze zaak, die voorlag bij het Gerechtshof Amsterdam, ging het om de vraag of de Warmtewet van toepassing is op de afrekening van stookkosten binnen een Vereniging van Eigenaren (VvE). De VvE had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de kantonrechter, die had geoordeeld dat de stookkosten als gemeenschappelijke kosten moesten worden beschouwd en naar rato van de breukdelen bij de eigenaren in rekening moesten worden gebracht. De VvE betwistte deze beslissing en voerde aan dat de stookkosten op basis van individueel verbruik moesten worden afgerekend, conform de ISTA-methodiek. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat de VvE en Alis Volat Propriis, de geïntimeerde, niet tot een oplossing konden komen, ondanks pogingen tot mediation. Het hof oordeelde dat de Warmtewet, die in 2018 was gewijzigd, de bepalingen in de splitsingsakte over de afrekening van stookkosten overruled. Het hof concludeerde dat de VvE de stookkosten moest afrekenen op basis van de meetresultaten, zoals voorgeschreven door de Warmtewet, en dat de eerdere uitspraak van de kantonrechter vernietigd moest worden. Alis Volat Propriis werd veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.305.605/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 9338660 EA VERZ 21-469
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 juli 2024
inzake
[appellant],
gevestigd te [plaats] ,
appellante,
advocaat: mr. R. Bisschop te Amsterdam,
tegen
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR ALIS VOLAT PROPRIIS,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. K. Kroon te Amsterdam.
Partijen worden hierna de VvE en Alis Volat Propriis genoemd.

1.De zaak in het kort

Deze zaak betreft de toepasselijkheid van de Warmtewet op de afrekening van stookkosten binnen VvE-verband.

2.Het geding in hoger beroep

De VvE is bij beroepschrift met producties, ontvangen ter griffie van het hof op
21 januari 2022, onder aanvoering van twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam op 24 december 2021 onder bovenvermeld zaaknummer heeft gegeven tussen Alis Volat Propriis als verzoekster en de VvE als verweerster. Het beroepschrift strekt ertoe, zakelijk weergegeven, dat het hof deze beschikking gedeeltelijk zal vernietigen en Alis Volat Propriis alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren in haar verzoek om na te noemen verklaring voor recht althans dit verzoek alsnog zal afwijzen, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Alis Volat Propriis in de kosten van beide instanties.
Op 17 mei 2022 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep met producties van Alis Volat Propriis ingekomen, inhoudende het verzoek het hoger beroep van de VvE te verwerpen, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van de VvE in de kosten van het hoger beroep onder de bepaling dat bij het omslaan van deze kosten over de leden van de VvE, Alis Volat Propriis daarvan wordt uitgezonderd.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 22 juni 2023. Bij die gelegenheid heeft de VvE door mr. Bisschop voornoemd en Alis Volat Propriis door mr. C.A.M. Jansen, advocaat te Amsterdam , het woord gevoerd, de eerste advocaat aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd. Partijen hebben hun standpunt toegelicht en vragen beantwoord. De VvE heeft nog een productie in het geding gebracht.
Ter zitting is met partijen besproken dat het in hoger beroep aan de orde zijnde verzoek in een dagvaardingsprocedure had moeten worden aangebracht en beslist, zoals ook met de eerste grief aangekaart, hierin resulterend dat met instemming van partijen de procedure als dagvaardingsprocedure zal worden vervolgd, waarbij het beroepschrift zal worden beschouwd als een de grieven bevattende dagvaarding in hoger beroep en het verweerschrift als een memorie van antwoord. Uit de door de VvE ter zitting in hoger beroep in de procedure gebrachte notulen van de ledenvergadering van 29 augustus 2022 blijkt dat alle VvE-leden hebben ingestemd met het hoger beroep met uitzondering van Alis Volat Propriis. [naam] , voorzitter van de VvE, heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat de VvE optreedt namens alle VvE-leden (naar het hof begrijpt: uitgezonderd Alis Volat Propriis). Dit betekent dat nadere oproeping van VvE-leden bij exploot niet is aangewezen.
Na sluiting van de behandeling van de zaak hebben partijen gepoogd het geschil via mediation op te lossen. Zij zijn daarin echter niet geslaagd. Vervolgens is uitspraak bepaald.

3.De feiten

De kantonrechter heeft in de bestreden uitspraak onder 1.1 tot en met 1.9 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen daarom ook het hof als uitgangspunt. Waar nodig aangevuld komen deze feiten, voor zover zij in hoger beroep nog van belang zijn, neer op het volgende.
a. Het gebouw waarop deze zaak ziet, is gelegen op een hoek van de [straat 2] en [straat 1] te [plaats] (hierna: het gebouw) en is bij splitsingsakte gesplitst in dertien appartementsrechten (hierna ook: appartementen). Alis Volat Propriis is eigenaar van het appartementsrecht dat ziet op de woning dan wel kantoorruimte met berging op de begane grond aan de [straat 2] .
b. Het gebouw heeft een gemeenschappelijke verwarmingsinstallatie. Alle individuele appartementen worden in beginsel met deze installatie verwarmd.
c. In de splitsingsakte is het ‘Modelreglement 1992’ (hierna: het modelreglement) van toepassing verklaard. Daarin is onder meer bepaald:
Artikel 2
1. Ieder der eigenaars is in de gemeenschap gerechtigd voor het nader in de akte te bepalen breukdeel.
(…)
3. De eigenaars zijn voor de in het eerste lid bedoelde breukdelen verplicht bij te dragen in de schulden en kosten, die voor rekening van de gezamenlijke eigenaars zijn.(…)
Artikel 3
Tot de schulden en kosten als bedoeld in artikel 5:112 eerste lid onder a van het Burgerlijk Wetboek worden gerekend:
(…)
h. de verwarmingskosten, waaronder begrepen de kosten van de warmwaterinstallaties, de brandstofkosten, de kosten van het onderhoud van de verwarmingsinstallaties, de op de desbetreffende kosten betrekking hebbende administratie, alsmede, voor zover van toepassing, de kosten van registratie en de berekening van het warmteverbruik, alles voor zover het gemeenschappelijke installaties betreft;
(…)
Artikel 9
1. Tot de gemeenschappelijke gedeelten en gemeenschappelijke zaken worden ondermeer gerekend, voor zover aanwezig:
(…)
b. de technische installaties met de daarbij behorende leidingen, met name voor de centrale verwarming (met inbegrip van de radiatoren en radiatorkranen in de privé gedeelten) (…), alles voor zover die installaties niet uitsluitend ten dienste van één privé gedeelte strekken.
d. In het huishoudelijk reglement van de VvE is onder meer het volgende bepaald:
6. FINANCIËN(…)6.2. De kosten van verwarming en warm water worden op basis van een voorschot begroot. Deze kosten worden op basis van meting van het werkelijk gebruik aan de hand van de daarvoor geplaatste meters achteraf verrekend met de eigenaren.

4.De beoordeling

Eerste aanleg
4.1
Alis Volat Propriis heeft in eerste aanleg, voor zover in hoger beroep nog van belang, een verklaring voor recht verzocht (het hof leest: gevorderd) dat de stookkosten gemeenschappelijke kosten zijn en dat deze kosten naar rato van het breukdeel bij de eigenaren in rekening dienen te worden gebracht. De VvE rekent de stookkosten volgens Alis Volat Propriis ten onrechte af op basis van het werkelijk individueel verbruik aan de hand van de zogeheten ISTA-methodiek. Deze wijze van afrekenen is in strijd met het modelreglement en daarmee met de splitsingsakte. Uit de artikelen 3 en 9 van het modelreglement volgt immers dat de stookkosten gemeenschappelijk zijn en deze dus door de eigenaren naar rato van hun breukdeel moeten worden betaald, aldus Alis Volat Propriis.
4.2
De kantonrechter heeft dit verzoek gehonoreerd. Hij heeft daartoe als volgt overwogen.
17. (…) Uit de toelichting van partijen over de wijze van verwarming begrijpt de kantonrechter dat het gebouw beschikt over één centrale verwarmingsinstallatie die het hele pand verwarmt. Dat is dus een ‘gemeenschappelijke zaak’ als bedoeld in artikel 9 lid 1 b van het Modelreglement. De kantonrechter volgt de VvE niet in haar betoog dat sprake is van een afwijkende situatie waarop artikel 9 van het Modelreglement niet ziet. Bij de uitleg van het Modelreglement komt het aan op de daarin tot uitdrukking gebrachte bedoeling van degene die tot splitsing is overgegaan. Die bedoeling moet naar objectieve maatstaven worden afgeleid uit de akte, bezien in het licht van de gehele inhoud van de akte en de tekening. Uitdrukkelijk is in artikel 9 opgenomen dat de centrale verwarming met inbegrip van de radiatoren en radiatorkranen in de privé gedeelten als een gemeenschappelijke installatie moet worden beschouwd. Van de uitzonderingssituatie dat er een installatie is die uitsluitend ten dienste van één privé gedeelte strekt is geen sprake. Evenmin kan worden aangenomen dat bedoeld is de gemeenschappelijkheid van de installatie en de verwarmingskosten te begrenzen tot de gemeenschappelijke ruimtes: de definitie van de gemeenschappelijke installatie omvat immers uitdrukkelijk ook die delen die zich in de privé delen bevinden. Dat dit in latere modelreglementen anders is vormgegeven en deze afspraken ook minder bij deze tijd passen maakt dit niet anders. Een splitsingsakte en het toepasselijke modelreglement kan worden gewijzigd en kan in lijn worden gebracht met de eisen van deze tijd. Dat dit een zo unieke situatie is dat artikel 9 daarop niet van toepassing is, valt niet in te zien. Er zijn immers meer gebouwen in Nederland die verwarmd worden met behulp van een centrale verwarmingsinstallatie.
18. Met Alis Volat Propriis is de kantonrechter dan ook van oordeel dat de kosten voor verwarming aan te merken zijn als gemeenschappelijke kosten in de zin van en op grond van de artikel 3 en 9 van het Modelreglement. Die kosten zijn op grond van artikel 3h van het Modelreglement kosten die voor rekening van de gezamenlijke appartementseigenaren komen en dus – op grond van artikel 2 van het Modelreglement – naar rato van ieders breukdeel moeten worden betaald. De VvE rekent deze kosten echter af naar individueel verbruik. Zij verwijst voor deze handelwijze naar artikel 6.2 van het Huishoudelijk Reglement. Die handelwijze is echter in strijd met het (van de Splitsingsakte deel uitmakende) Modelreglement en dus niet juist.
4.3
Het geheel aan uitkomst van de procedure in eerste aanleg heeft de kantonrechter ertoe bewogen de proceskosten tussen partijen te compenseren.
Hoger beroep
4.4
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt de VvE met haar grieven op. Het verweer daartegen van Alis Volat Propriis zal bij de behandeling van deze grieven worden betrokken voor zover dit aan de orde zal zijn.
4.5
Alis Volat Propriis heeft daarnaast bij memorie van antwoord betoogd dat de VvE niet ontvankelijk is in haar hoger beroep, omdat het bestuur, althans een bestuurslid, buiten de VvE om daartoe zou hebben besloten. Uit de hierboven onder 2. genoemde door de VvE ter zitting in hoger beroep in de procedure gebrachte notulen van de ledenvergadering van 29 augustus 2022 blijkt echter, zoals vermeld, van instemming van alle VvE-leden met uitzondering van Alis Volat Propriis. Alis Volat Propriis heeft hierop niet meer gereageerd. Dit verweer heeft daarom geen succes.
4.6
Alis Volat Propriis heeft ook de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep bepleit op de grond dat de VvE geen procesbelang zou hebben, omdat zij, kort gezegd, voor de stookkostenkwestie een uitstekend instrument in handen heeft, te weten de mogelijkheid tot het wijzigen van de splitsingsakte en zij daartoe al aanstalten maakt. Dit argument slaagt echter evenmin, reeds omdat ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de splitsingsakte (nog) niet is gewijzigd en de VvE terecht erop heeft gewezen dat zij ook een belang heeft bij de bestrijding van de proceskostenbeslissing in eerste aanleg.
4.7
Grief Iis gekeerd tegen de overweging van de kantonrechter dat de desbetreffende verklaring voor recht dient te worden gevorderd bij de handelskamer van de rechtbank, maar dat de kantonrechter uit oogpunt van proceseconomie en efficiëntie aanleiding ziet om ook deze kwestie te behandelen (hof: tezamen met het overige door Alis Volat Propriis in de procedure verzochte). De VvE heeft ook naar voren gebracht dat zij in eerste aanleg bezwaar heeft gemaakt tegen door Alis Volat Propriis in de procedure gebrachte aktes waarin het verzoek betreffende de stookkosten was opgenomen, omdat de VvE deze aktes niet tijdig zou hebben ontvangen en de VvE zich hierdoor in eerste aanleg onvoldoende heeft kunnen beraden op haar verweer.
4.8
De VvE heeft terecht gesteld dat de kantonrechter onbevoegd was de verklaring voor recht betreffende de stookkosten te behandelen. In zoverre slaagt de grief. Zoals echter hierboven is vermeld onder 2., is met instemming van partijen de procedure in hoger beroep als dagvaardingsprocedure vervolgd. Voor zover de VvE zich in eerste aanleg de mogelijkheid ontnomen heeft gevoeld voldoende te reageren op genoemde aktes, heeft zij daartoe in hoger beroep alsnog de gelegenheid gekregen en (met grief II) ook benut. Grief I behoeft daarom geen verdere behandeling.
4.9
Met
grief IIheeft de VvE aangevoerd dat zij de levering van warmte afrekent overeenkomstig de daarop volgens haar stellingen van toepassing zijnde Warmtewet. Alis Volat Propriis heeft betwist dat de VvE handelt naar de Warmtewet, omdat de Warmtewet een inzichtelijke kostenverdeelsystematiek voorschrijft maar de afrekeningen niet transparant zijn. Alis Volat Propriis heeft meerdere malen tevergeefs om verduidelijking gevraagd van de (jaar)afrekeningen. De complexiteit van de situatie vraagt ook daarom. Zo zijn enige tijd sommige ruimtes niet meegenomen in de standaardverrekening, omdat een aantal verdampers nog niet was vervangen door een nieuw model. Voor een aantal radiatoren worden inschattingen gedaan, omdat op deze radiatoren geen verdampers kunnen worden aangebracht. Ook wordt gebruik gemaakt van doorstroommeters naast verdampers. Twee VvE-leden hebben hun eigen warmtesysteem en zijn niet meer aangesloten op het centrale systeem. Onduidelijk is waarvoor zij worden aangeslagen. Hun verbruik wordt opgeteld bij het totale verbruik van de VvE. Alis Volat Propriis is ook gebleken dat de omrekenfactoren soms worden aangepast en de ISTA-afrekening van 2020 bij narekenen niet klopte.
4.1
Alis Volat Propriis heeft zich hiernaast uitgelaten over de toepasselijkheid van de Warmtewet op de afrekening van de stookkosten. Zij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het appartementsrecht zoals dat is geregeld in boek 5 BW boven de Warmtewet gaat en de Warmtewet daarom de bepalingen in de splitsingsakte niet opzij kan zetten. De Warmtewet legt een meetverplichting op maar geen verplichting tot afrekening van de stookkosten op een wijze die in strijd is met de splitsingsakte, aldus Alis Volat Propriis. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Alis Volat Propriis nog betoogd dat, ook wanneer de Warmtewet voorrang zou hebben, een breukverdeling nog steeds aangewezen is, omdat het gebouw, met de oude leidingen en warmteverlies, zich eenvoudigweg niet leent voor een andere kostenverdeelsystematiek.
4.11
Het hof overweegt dat de Warmtewet bij wet van 4 juli 2018 tot wijziging van de Warmtewet is aangepast naar aanleiding van een evaluatie van de eerdere Warmtewetbepalingen. Uit de Memorie van toelichting op deze wet (Memorie van toelichting - Wijziging van de Warmtewet (wijzigingen naar aanleiding van de evaluatie van de Warmtewet), 34 723, nr. 3, 24 mei 2017) blijkt dat een aantal knelpunten is vastgesteld, zoals de reikwijdte van de Warmtewet, die het draagvlak van de wet belemmerden. Onder meer de volgende beweegredenen hebben tot wijzigingen geleid. De herziening beoogt allereerst te leiden tot een beter functionerende consumentenbescherming, het hoofddoel van de Warmtewet. In het geval de warmteleverancier in de zin van de Warmtewet een vereniging van eigenaars is waarbij de verbruiker als lid is aangesloten, zijn deze leden niet de gebonden verbruikers die de Warmtewet bedoelt te beschermen. Deze verbruikers zijn namelijk als lid vertegenwoordigd in de vereniging van eigenaars en op grond van het appartementsrecht (boek 5 titel 9 afdeling 2 BW) bevoegd om deel te nemen aan de besluitvorming van de vereniging. Met de wetswijziging is daarom uitgezonderd van het grootste deel van de reikwijdte van de Warmtewet de levering van warmte in een situatie van blokverwarming door een leverancier die tevens de vereniging van eigenaars is waarbij de verbruiker als lid is aangesloten. De bepalingen omtrent de meetverplichting (artikel 8 en artikel 8a) blijven ingevolge artikel 1a lid 2 wel van toepassing op deze situaties van blokverwarming, omdat een uitzondering op deze verplichtingen strijdig zou zijn met de verplichting op grond van artikel 9 van, kort gezegd, de EED-richtlijn (Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG, PB L 315). Deze EU-richtlijn streeft energie-efficiëntie na. De verplichting ‘meting warmteproductie centrale installatie bij gebouwgebonden blokverwarming’ is als gevolg van deze uitzondering op voormelde beperking van de reikwijdte van de Warmtewet dus ook van toepassing op leveranciers die voor het overige zijn uitgezonderd van de reikwijdte van de Warmtewet. Uit de Memorie van toelichting begrijpt het hof aldus dat energie-efficiëntie (vermindering van energiegebruik) ook een doelstelling is van de Warmtewet, die ook de vereniging van eigenaars en haar individuele leden in die zin bedoelt te motiveren.
4.12
Gezien de specifieke adressering van de vereniging van eigenaars en haar leden in de (onder meer hiertoe recent door de wetgever gewijzigde) Warmtewet zoals verduidelijkt in genoemde Memorie van toelichting, is het hof van oordeel dat deze speciale wettelijke regeling door partijen dient te worden gerespecteerd en dat deze niet opzij kan worden gezet door andersluidende bepalingen in de splitsingsakte op grond van de algemene wettelijke regeling van boek 5 BW betreffende het appartementsrecht. De splitsingsakte delft op het punt van de stookkostenafhandeling het onderspit ten opzichte van de Warmtewet. De jurisprudentie en literatuur waarop Alis Volat Propriis zich in dit verband heeft beroepen, is ofwel van vóór de genoemde wijziging van de Warmtewet (waarbij, zoals hierboven is vermeld, rekening is gehouden met de bijzondere positie van de vereniging van eigenaars als warmteleverancier) ofwel betrof geen debat waarin de Warmtewet een rol speelde. De stelling van Alis Volat Propriis dat de Warmtewet slechts een meetverplichting oplegt en geen verplichting tot afrekening van de stookkosten op een wijze die in strijd is met de splitsingsakte, volgt het hof niet. Gelezen in het licht van de Memorie van toelichting en de Warmtewet zelf, leidt de meetverplichting ertoe dat bedoelde metingen als handvat dienen voor de afrekening van de warmteleverantie. Zou de regeling slechts een meetverplichting betreffen zonder enige toepassing van de metingen, waarna de warmteleverantie alsnog aan de hand van de in de splitsingsakte bepaalde breukdelen zou worden afgerekend, dan zouden de appartementseigenaren geen financiële aansporing voelen tot het treffen van energiezuinige maatregelen of tot op energiedoelen gericht handelen anderszins, hetgeen ingevolge de EED-richtlijn kennelijk juist wel de bedoeling is. Dat de afrekening van de collectieve warmtelevering moet plaatsvinden aan de hand van de metingen, volgt onder meer uit de tekst van artikel 8a lid 1 en lid 2 van de Warmtewet, waarin regels hiervoor zijn opgenomen. Lid 5 van dit artikel, waarin voor bestaande bouw de toepassing van correctiefactoren is toegestaan voor de ligging van woonruimten en voor leidingverliezen voor transportleidingen, impliceert eveneens dat de levering van warmte dient te worden afgerekend aan de hand van de meetresultaten, aangezien deze correctiefactoren evident geen ander doel dienen dan het belang dat zij voor de afrekening van de warmteleveranties hebben. Hierbij komt dat artikel 8b van de Warmtewet, dat in artikel 1a lid 2 eveneens wél van toepassing is verklaard op de vereniging van eigenaars als warmteleverancier, de (bij of krachtens algemene maatregel van bestuur) nader te stellen regels voor de afrekening van de warmteleverantie betreft.
4.13
Grief II slaagt dus. De verklaring voor recht dat de stookkosten gemeenschappelijke kosten zijn en dat deze naar rato van het breukdeel bij de eigenaren in rekening dienen te worden gebracht, zal alsnog worden afgewezen. De punten van kritiek van Alis Volat Propriis op de wijze van afrekening van de stookkosten door de VvE zoals hierboven onder 4.9 weergegeven, kunnen aan deze beslissing van het hof in beginsel niet afdoen. De VvE dient de stookkosten natuurlijk wel overeenkomstig de uit de Warmtewet voortvloeiende regelgeving af te rekenen met de VvE-leden. De vraag óf dat voldoende deugdelijk en voldoende transparant gebeurt, ligt in deze procedure echter - buiten het kennelijke standpunt van Alis Volat Propriis dat de feitelijk plaatsvindende afrekening ertoe bijdraagt dat overeenkomstig de splitsingsakte dient te worden afgerekend - overigens niet voor en zal reeds daarom niet verder worden behandeld.
4.14
Uit het voorgaande volgt dat de uitspraak waarvan beroep zal worden vernietigd, voor zover aan het hof voorgelegd. Alis Volat Propriis zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties.

5.De beslissing

Het hof:
vernietigt de uitspraak waarvan beroep, voor zover daarbij voor recht is verklaard dat de stookkosten gemeenschappelijke kosten zijn en dat deze kosten naar rato van het breukdeel bij de eigenaren in rekening dienen te worden gebracht;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst de desbetreffende vordering alsnog af;
veroordeelt Alis Volat Propriis in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van de VvE begroot op € 498,00 voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 783,00 aan verschotten en € 2.366,00 voor salaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.K. Veldhuijzen van Zanten, I. de Greef en J.E. van der Werff en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024.