5.24.1.ten aanzien van 2009
Het hof stelt voorop dat niet in geschil is dat de jaarrekening 2009 van Source Food ingevolge artikel 2:210 BW werd opgemaakt door het bestuur en vastgesteld door de algemene vergadering. Zoals de curator en Kromme Leek c.s. in hoger beroep ook hebben beaamd, is de vaststelling van een jaarrekening niet gelijk te stellen met een bestuursbezoldiging volgens artikel 2:245 BW; de jaarrekening registreert alleen wat er in het boekjaar is betaald.
Uit de jaarrekening 2010 van Source Food in samenhang met de administratie van Source Food blijkt onweersproken dat over
2009Caldessa B.V. een managementvergoeding van € 132.500 heeft ontvangen en Kromme Leek een bedrag van € 50.000. Volgens Kromme Leek c.s. reflecteert de jaarrekening echter niet het totaalbedrag van € 132.500 waarop Kromme Leek volgens hen recht had. Zij voeren in de kern aan dat uit het feit dat over 2008 een managementvergoeding aan Caldessa B.V. en Kromme Leek van ieder totaal € 159.000 is uitgekeerd en er geen expliciet (schriftelijk) (verlagings)besluit is geweest over 2009, voortvloeit dat de verschuldigdheid over 2009 van dezelfde managementvergoeding als in 2008 automatisch is doorgelopen, wat neerkomt op een stilzwijgend aandeelhoudersbesluit daartoe.
Het hof overweegt dat evenwel niet is gebleken dat in enige jaarrekening van Source Food of Kromme Leek melding wordt gemaakt van een (latent /voorzien) hoger c.q. aanvullend bedrag aan managementvergoeding over 2009 dan de feitelijk in dat jaar betaalde € 50.000, laat staan dat de totaal verschuldigde managementvergoeding aan Kromme Leek € 132.500 zou bedragen over 2009. Als dit wél de bedoeling was geweest van de algemene vergadering, had een verwijzing daarnaar in de jaarrekening voor de hand gelegen, hetgeen – naar niet wordt betwist – gebruikelijk is.
Niet in geschil is bovendien dat de in de jaarrekeningen van Source Food weergegeven managementvergoedingen voor (i) de beide bestuurders over 2007 en 2008 en (ii) voor Caldessa B.V. over 2009, wél overeenkomen met de
totaalbedragen aan managementvergoeding die Source Food naar vaststaat aan hen verschuldigd was.
Uit het enkele feit dat de vergoeding die met Caldessa B.V. werd overeengekomen vanwege haar vertrek per 1 november 2009 wél pro rata (10/12) aansloot op de managementvergoeding over 2008, kan niet zonder meer volgen dat dit ook een automatisme was voor Kromme Leek over 2009. Daarbij wordt meegewogen dat instemming door Kromme Leek met € 132.500, zijnde 10/12 deel, over 2009 niet in de rede lag aangezien zij 12 maanden bestuurder was in 2009 en dan dus – de redenering volgend – recht zou hebben op € 159.000. Dat dit volgens de fiscaal adviseur van Kromme Leek, [naam 3] (verklaring 21 april 2022, zie ook hierna) waarschijnlijk een vergissing was en dat die in het voordeel uitviel van Source Food, biedt geen afdoende verklaring waarom Kromme Leek dit kennelijk toch zonder enig protest heeft geaccepteerd en dit wordt ook overigens niet door Kromme Leek c.s. nader toegelicht.
Bovendien is niet in geschil dat de door Source Food te betalen managementvergoeding per jaar kon fluctueren en afhankelijk was van onderhandelingen tussen de (indirecte) aandeelhouders. Over
2007ontving iedere bestuurder bijvoorbeeld circa € 80.000 en over 2008 € 159.000.
Het hof ziet dan ook geen aanknopingspunten dat Kromme Leek op grond van de bezoldiging over 2008 redelijkerwijs kon verwachten dat zij stilzwijgend en automatische aanspraak had op datzelfde bedrag over 2009.
5.24.2.ten aanzien van 2010
Het hof overweegt dat uit de jaarrekeningen over 2010 en 2011 slechts volgt dat Source Food aan Kromme Leek € 51.000 aan managementvergoeding heeft betaald over 2010. Net als ten aanzien van 2009 geldt ook hier dat niet gebleken is dat in enige jaarrekening van Source Food of Kromme Leek wordt gerept over een verplichting tot betaling van een aanvullende managementvergoeding over 2010, laat staan dat Kromme Leek over 2010 recht zou hebben op een totaalvergoeding van € 240.000.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van 2009 volgt dat ook ten aanzien van 2010 Kromme Leek c.s. onvoldoende hebben toegelicht dat – zoals zij hebben aangevoerd in eerste aanleg – de bezoldiging over 2008 van in totaal € 323.800 voor beide bestuurders daarvoor een maatgevend automatisme zou zijn en zou neerkomen op een stilzwijgend besluit terzake over 2010.
Dat, zoals zij in hoger beroep voor het eerst – en anders dan in eerste aanleg – hebben aangevoerd, sprake zou zijn van een mondelinge afspraak tussen [appellant] en [naam 1] dat Kromme Leek in 2010 een managementvergoeding van € 240.000 zou krijgen, hebben Kromme Leek c.s. onvoldoende gespecificeerd. Het had op hun weg had gelegen nader te preciseren wanneer, waar, wat besproken zou zijn. Bovendien blijkt hieruit niet dat dit ook heeft geresulteerd in een (stilzwijgend of mondeling) besluit van de aandeelhoudersvergadering dan wel een (management)overeenkomst terzake van deze gestelde verhoging van de managementvergoeding tot € 240.000 over 2010, terwijl dat ook volgens Kromme Leek c.s. wel vereist is om te kunnen concluderen tot een rechtsgrond daarvoor.
Het enkele feit dat over 2011 tot en met 2013 € 240.000 aan Kromme Leek is betaald aan managementvergoeding maakt dit in de gegeven situatie niet anders. Dit geldt temeer nu de betaling over die jaren – anders dan over 2010 – wél in lijn is met de jaarrekeninggegevens en bovendien wél schriftelijk is vastgelegd in artikel 11 van de Samenwerkingsovereenkomst. Daarin is met terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 2011 een managementvergoeding van € 240.000 per jaar overeengekomen. Kromme Leek c.s. hebben zelf verklaard dat [naam 1] toen het aankwam op het vastleggen van de onderlinge afspraken in de Samenwerkingsovereenkomst alleen de afspraken vanaf 2011 wilde vastleggen. Dit pleit eerder tégen dan vóór de door Kromme Leek c.s. aangevoerde eerdere mondelinge afspraak met [naam 1] . Daarbij weegt het hof bovendien mee dat in de Samenwerkingsovereenkomst staat dat partijen daarmee beogen alle op dat moment tussen hen bestaande rechten en verplichtingen vast te leggen. Het had dan dus voor de hand gelegen dat de voorgestane afspraken over de Nabetaling daarin waren vastgelegd, behoudens nadere toelichting die ontbreekt. De opmerking van Kromme Leek c.s. dat de Samenwerkingsovereenkomst die verschuldigdheid niet uitsluit en dat het niet noodzakelijk was om oude afspraken opnieuw vast te leggen, volstaat in dit licht bezien niet.
5.24.3.overige factoren
De andere door Kromme Leek c.s. aangevoerde overige factoren kunnen naar het oordeel van het hof niet leiden tot een ander oordeel. Het volgende is daarvoor redengevend.
i.
i) de e-mail van fiscaal adviseur [naam 3] aan [appellant] van 26 januari 2010
[naam 3] heeft ten aanzien van 2009 en 2010 in een e-mail aan [appellant] van 26 januari 2010 geschreven:
“Met het oog op de nieuwe structuur en jouw (toegenomen) werkzaamheden en verantwoordelijkheden voor (diverse andere) vennootschappen in het buitenland komt het ons reëel voor wanneer jij een lager salaris zou opnemen bij Kromme Leek B.V. (thans € 12.200 per maand) (…) We denken dus dat de 40k voor jou [als wettelijk ‘gebruikelijk loon’, hof] wel verdedigbaar is (met name dus gezien de nieuwe groepsstructuur) en zouden je willen voorstellen dit salaris voor 2009 aan te houden. Overigens gaan wij er wel vanuit dat (en dat is voor de argumentatie belangrijk) de management fee over 2009 van Kromme Leek BV naar Source Food BV (min of meer) naar verhouding later zal worden vastgesteld. NB: voor 2010 bedraagt het “gebruikelijk loon” overigens € 41.000. (..)”
[naam 3] adviseert dus een verlaging van de managementvergoedingen van Kromme Leek over 2009 en 2010. Dit advies correspondeert met de feitelijk toegepaste verlagingen van de managementvergoedingen ten opzichte van 2008 in 2009 (naar € 50.000) en 2010 (€ 51.000). [naam 3] merkt daarbij niét op dat deze geadviseerde verlagingen slechts voorlopig waren of dat Kromme Leek in de toekomst nog zou kunnen terugvallen op Source Food als zij haar beloning elders niet zou ontvangen. Ook overigens hebben Kromme Leek c.s. dat niet concreet gemaakt. Hierin valt dan ook geen voldoende gemotiveerde onderbouwing te vinden voor de betwisting door Kromme Leek c.s.
ii. de verklaring van fiscaal adviseur [naam 3] van 21 april 2022
In de latere verklaring van [naam 3] ‘to whom it may concern’ van 21 april 2022 verklaart hij als volgt ten aanzien van de managementvergoedingen over 2009 en 2010:
“(..) In feite lag de eindverantwoordelijkheid m.b.t alle belangrijke beslissingen (..) bij de heer [appellant] . Dit neemt niet weg dat de heer [naam 1] als meerderheidsaandeelhouder veel invloed en zeggenschap had. Onder meer dienden de besluiten over de beloning van de heren [appellant] en [naam 4] met de heer [naam 1] te worden besproken en moest hij hier als meerderheidsaandeelhouder ook mee instemmen (….). Verder wilde en werd de heer [naam 1] in detail op de hoogte gehouden en door middel van gedetailleerde rapportages die maandelijks werden toegestuurd en natuurlijk kon de jaarrekening niet worden vastgesteld zonder zijn instemming. De heer [naam 1] zou absoluut aan de bel hebben getrokken als hij in deze rapportages zou hebben gezien dat aan Kromme Leek BV en Caldessa BV meer werd betaald dan afgesproken.
In de periode 2009-2012 is een grote reorganisatie binnen de Source Food groep voorbereid en uitgevoerd. Dit resulteerde tevens in een nieuwe samenwerkingsovereenkomst tussen de heer [appellant] en de heer [naam 1] (…) op 5 mei 2012. (…)
De vraag is derhalve wat de totale vergoeding voor arbeid/management fee was of diende te zijn voor de jaren 2009 en 2010. Zelf ben ik destijds intensief betrokken geweest bij gesprekken en onderhandelingen. Vanwege de lange doorlooptijd van de onderhandelingen met [naam 1] wilde laatstgenoemde in de pas in 2012 ondertekende samenwerkingsovereenkomst alleen afspraken maken vanaf begin 2011. Dit ondanks het feit dat het bedrag van € 240.000 ook voor 2010 tussen [naam 1] en [appellant] eerder reeds – en dat kan ik bevestigen – mondeling akkoord was. (…) Gelet op het patroon van de hoogte van de management fees in die tijd, alsmede de toegenomen verantwoordelijkheid voor de sterk groeiende organisatie, had de heer [appellant] (Kromme Leek BV) over 2009 – dat kan ik bevestigen – minstens recht op € 159.000, zijnde de met de heer [naam 1] over 2008 overeengekomen management vergoeding (…)”.
Uit deze verklaring blijkt niet op welke momenten en tezamen met welke personen [naam 3] in de genoemde periode 2009-2012 betrokken was bij gesprekken en onderhandelingen en welke concrete onderwerpen die betroffen. Evenmin wordt duidelijk gemaakt of het genoemde recht op ‘minstens € 150.000’ over
2009louter [naam 3] visie betreft of dat dit (ook) correspondeert met enig concreet besluit dan wel een overeenkomst daartoe. Ook wordt niet duidelijk waarop zijn gestelde wetenschap van het genoemde mondeling akkoord tussen [appellant] en [naam 1] van € 240.000 over
2010berust, laat staan dat gespecificeerd wordt wanneer en binnen welk kader dat mondelinge akkoord zou zijn bereikt.
Daar komt bij dat volgens [naam 3] de reorganisatie in de periode van (al) 2009 - 2012 is voorbereid en uitgevoerd, terwijl volgens [naam 2] (zie hierna) de reorganisatie (pas) vanaf 2011 gaande was, wat zonder nadere toelichting door Kromme Leek c.s. niet met elkaar te rijmen valt.
Bovendien wordt niet nader verklaard waarom [naam 1] , die volgens [naam 3] een bepalende rol had en precies controleerde op basis van gedetailleerde periodieke schriftelijke informatie, zou hebben willen volstaan met slechts een mondeling akkoord, en hoe het ontbreken van een schriftelijke vastlegging in de Samenwerkingsovereenkomst zich verhoudt tot de door [naam 3] genoemde lange doorlooptijd van de onderhandelingen met [naam 1] .
Ook in deze verklaring van [naam 3] valt dus geen voldoende gemotiveerde onderbouwing te vinden voor de betwisting door Kromme Leek c.s.
iii) de facturen van 31 december 2013 aan NedAliment
Kromme Leek c.s. verwijzen naar een brief van de Belastingdienst aan Limes International van 11 november 2014 naar aanleiding van een met de belastingdienst op 6 november 2014 gehouden bespreking waar onder meer [naam 2] aanwezig was. [naam 2] was aanvankelijk werkzaam bij het accountantskantoor dat de jaarrekening van Source Food en NedAliment controleerde en trad vervolgens in dienst bij Source Food als financieel directeur. In deze brief staat:
“(..) De heer [naam 2] heeft een toelichting gegeven op de activiteiten van de werkmaatschappij Source Food B.V. en de rol van Kromme Leek B.V. als managementvennootschap. Daarnaast heeft hij de historische verhoudingen tussen de diverse vennootschappen geschetst en de reorganisatie toegelicht die vanaf 2011 gaande is (..). Volgens de heer [naam 2] is in 2013 gebleken dat de beloning van de heer [appellant] als DGA van Kromme Leek B.V. over 2009 en 2010 is achtergebleven bij hetgeen de overige bestuurders kregen. De vergoeding is alsnog gefactureerd, maar per abuis (…) aan Nedaliment Holland B.V. in plaats van aan Source Food BV. Inmiddels zijn creditnota’s uitgereikt en zijn nieuwe factoren verzonden aan Source Food BV.
(…)
De hogere waarde van de managementdienst in 2009 en 2019 is ook een aandachtspunt met betrekking tot de loonheffing (..) Voor de beoordeling van het heffingsmoment voor de omzetbelasting is afgesproken dat namens belanghebbende de managementovereenkomsten met Sourcefood en Nedaliment zullen worden overlegd en dat inzage wordt gegeven in de betalingen door Kromme Leek B.V. aan de heer [appellant] in de jaren 2009 en 2010.”
Kromme Leek c.s. voeren mede op basis van deze brief aan dat [naam 2] in 2013 al stappen heeft ondernomen om de Nabetaling aan Kromme Leek te realiseren. Kromme Leek c.s. verwijzen hiertoe tevens naar twee facturen aan NedAliment van 31 december 2013 en twee creditnota’s van 15 juli 2014, telkens gelijk aan de twee sub-bedragen van de Nabetaling met vermelding ‘management fee 2009’ resp. ‘management fee 2010’. Daaruit blijkt volgens Kromme Leek c.s. dat de Nabetaling al op 31 december 2013 is gefactureerd, zij het per abuis aan NedAliment, die ook heeft betaald, in plaats van Kromme Leek. Vervolgens heeft [naam 2] in de zomer van 2014 ter afronding van zijn werkzaamheden binnen de onderneming vanwege zijn voorgenomen vertrek, de kwestie van de managementvergoedingen over 2009 en 2010 aan de orde gesteld. Hij heeft toen (i) bij NedAliment de in 2013 per abuis in rekening gebrachte nabetaling rechtgezet via genoemde creditnota’s van 15 juli 2014 en (ii) bij Source Food de Nabetaling in rekening gebracht via een memoriaalboeking op 30 september 2014, aldus steeds Kromme Leek c.s.
Anders dan Kromme Leek c.s., ziet het hof in deze gang van zaken, in het bijzonder de facturen aan NedAliment van 31 december 2013, onvoldoende aanknopingspunten dat Kromme Leek op dat moment de intentie had om de Nabetaling in rekening te brengen bij Source Food, laat staan dat die intentie gegrond was op de rechtsgrond, bestaande uit een (bezoldigings)besluit dan wel overeenkomst, zijnde de kern van de betwisting van Kromme Leek c.s. Daarbij wordt meegewogen dat de curator heeft gesteld dat uit de brief van de Belastingdienst blijkt:
i. i) dat het ongedaan maken van de in eerste instantie aan NedAliment gefactureerde en door haar betaalde bedrag ter hoogte van de Nabetaling ertoe heeft geleid dat de Belastingdienst kritische vragen had en dat daarover verantwoording moest worden afgelegd, wat suggereert dat er ook bij de Belastingdienst twijfels waren over de gerechtvaardigdheid van de Nabetaling;
ii) dat de reden die in die brief wordt opgegeven wordt opgegeven voor de Nabetaling, te weten “dat de beloning van de heer [appellant] als DGA van Kromme Leek B.V. over 2009 en 2010 is achtergebleven bij hetgeen de overige bestuurders kregen” anders luidt dan in de onderhavige procedure is aangevoerd, namelijk een voorgenomen juiste allocatie van arbeidsbeloningen.
Kromme Leek c.s. heeft deze stellingen van de curator onbestreden gelaten.
Ook in deze gang van zaken kan dus geen voldoende gemotiveerde onderbouwing worden gevonden voor de betwisting door Kromme Leek c.s.
iv. het afzien van de fiscale herallocatie in 2014
Kromme Leek c.s. voeren aan dat in de loop van 2014 duidelijk was dat de Roemeense tak van de groep minder goed in staat was om een deel van de vergoeding te dragen, in september 2014 is besloten om af te zien van het elders onderbrengen van de managementvergoeding van Kromme Leek 2009 en 2010 en dat dit dus betekent dat Kromme Leek (alsnog) een aanspraak jegens Source Food had.
Wat er feitelijk verder zij van deze aangevoerde gang van zaken, het hof kan de conclusie van Kromme Leek c.s. dat daaruit – alsnog in 2014 – een rechtsgrond blijkt voor de Nabetaling niet volgen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat deze weergave van Kromme Leek c.s. zich niet verdraagt met het feit dat (zoals hiervoor onder iii) besproken) al een jaar eerder in 2013 de aanvullende managementvergoedingen over 2009 en 2010 in rekening waren gebracht bij NedAliment en dat Kromme Leek die betalingen ook daadwerkelijk van NedAliment betaald heeft gekregen. Bovendien valt de weergave van Kromme Leek c.s. niet te rijmen met het feit dat, blijkens een door de curator overgelegde verklaring van de Duitse advocaat van Heidemark, [naam 1] (Te&Je) en [appellant] (Kromme Leek) elkaar na 25 juli 2014 niet meer hebben gezien of gesproken, terwijl voor een besluit of afspraak waarop Kromme Leek c.s. zich ter betwisting beroepen de instemming van beiden nodig was.
Kromme Leek c.s. heeft deze door de curator ingebrachte omstandigheden niet gemotiveerd bestreden. Kromme Leek c.s. hebben nog wel (bloot) gesteld dat op 23 december 2014 een gesprek tussen [naam 1] en [appellant] zou hebben plaatsgevonden maar dit was nadat de Nabetaling al (lang) was uitgevoerd. Kromme Leek c.s. hebben overigens nagelaten enige details omtrent dit gesprek te stellen, zodat het hof ook om die reden aan dit punt voorbij gaat. Bij gebreke van een nadere toelichting, kan ook dit betoog van Kromme Leek c.s. niet dienen ter onderbouwing van hun betwisting.