Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1] ,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep[appellanten] . zijn bij dagvaarding van 22 november 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 24 augustus 2022 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Meuviro als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en [appellanten] . als gedaagden in conventie tevens eisers in reconventie (hierna: het bestreden vonnis).Op 21 maart 2023 vond een mondelinge behandeling na aanbrengen plaats. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Er is geen minnelijke regeling tussen partijen tot stand gekomen.Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
3.Feiten
- [naam 5] (hierna: [naam 5] ), werkzaam voor een van de bedrijven van [appellant 1] , werd ingeschakeld als coördinator van alle werkzaamheden.
“(…)
Ik had ook toegezegd even per mail te bevestigen dat we de overeengekomen bedragen zullen overmaken. Het is na terugkomst uit het buitenland gisternacht en de oplevering vandaag gewoon even zo hectisch geworden dat ik even overloop.
Ik hoop je snel weer te zien en dan drinken we drankje, eten een hapje en gaan we fijn de toekomst weer in. (…)”
3.23 Bij e-mail van dezelfde dag heeft [appellant 1] aan Meuviro geschreven – kort samengevat – dat de door Meuviro genoemde bedragen niet kloppen, er geen meerwerk bekend is, er veel werk uitstaat dat afgemaakt moet worden, Meuviro herhaaldelijk in gebreke is gebleven en dat [appellant 1] de schade op Meuviro zal verhalen.
4.4. BeoordelingDe procedure bij de rechtbank
- [appellanten] . hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 151.058,87 aan Meuviro, met contractuele rente, althans wettelijke rente;
- [appellanten] . hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.285,59 aan buitengerechtelijke incassokosten, met wettelijke rente;
- voor recht te verklaren dat de tussen Meuviro en [appellanten] . geldende overeenkomst is ontbonden voor het gedeelte waaruit verplichtingen voortvloeien voor Meuviro, althans de overeenkomst te ontbinden voor het gedeelte waaronder Meuviro thans enige verplichting heeft;
- voor recht te verklaren dat het door Meuviro opgeleverde werk eigendom is van Meuviro tot het moment van algehele voldoening van € 151.058,87;
- [appellanten] . hoofdelijk te veroordelen tot afgifte van het gedeelte van het door Meuviro opgeleverde werk dat op de vijfde dag na betekening van het vonnis de executiewaarde vertegenwoordigt van het op dat moment openstaande bedrag waartoe [appellanten] . tot betaling zijn veroordeeld, onder verbeurte van een dwangsom;
- [appellanten] . hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, met wettelijke rente.
- Meuviro te veroordelen tot nakoming van de overeenkomst met [appellanten] . overeenkomstig het kostenoverzicht van 5 juni 2019, binnen een redelijke termijn en in de kwaliteit die [appellanten] . daarvan mogen verwachten in verband met de daarvoor overeengekomen prijs;
- voor recht te verklaren dat de tussen [appellanten] . en Meuviro geldende overeenkomst partieel is ontbonden en Meuviro te veroordelen tot terugbetaling aan [appellanten] . van een bedrag van € 181.431,03, met wettelijke rente;
- Meuviro te veroordelen in de proceskosten, waaronder nakosten, met wettelijke rente.
Subsidiairhebben [appellanten] . gevorderd, eveneens uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht te verklaren dat de tussen [appellanten] . en Meuviro geldende overeenkomst partieel is ontbonden en Meuviro te veroordelen tot terugbetaling aan [appellanten] . van een bedrag van € 760.308,92, met wettelijke rente;
- Meuviro te veroordelen in de proceskosten, waaronder nakosten, met wettelijke rente.
De rechtbank heeft de vorderingen in reconventie afgewezen.
grief Ikomen [appellanten] . op tegen de vaststelling van de rechtbank dat zij betaling van het laatste deel van de aanneemsom hebben opgeschort vanwege de omstandigheid dat Meuviro het werk niet goed heeft uitgevoerd en het werk niet heeft afgerond. Zij wijzen ter onderbouwing van deze grief op de e-mail van Meuviro ( [naam 2] ) aan [naam 5] van 4 december 2019 waarin Meuviro uitdrukkelijk zou hebben voorgesteld om een bedrag van € 70.000,- achter te houden ‘totdat alles is afgewerkt naar wens en volgens afspraak’. Volgens [appellanten] . hebben zij - uitsluitend vanwege dit voorstel - dit deel van de betaling terecht opgeschort.
€ 70.000,- voor verwacht meerwerk. Voorgesteld wordt dit bedrag achter te houden totdat alles is afgewerkt. Meuviro heeft dus niet voorgesteld dat [appellanten] . de betaling van een deel van de aanneemsom achterhouden. Overigens is de precieze aanleiding voor opschorting niet van belang; vast staat
dat[appellanten] . betaling van het restant van de aanneemsom hebben opgeschort. Voor de uitkomst van de zaak is in de eerste plaats van belang of Meuviro is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Of opschorting al dan niet terecht was, hangt af van beantwoording van die vraag. De grief faalt.
grief IIde exacte inhoud van de overeenkomst van aanneming tussen hen en Meuviro ter discussie. Zij herhalen hierbij hun stellingen uit de eerste aanleg.
Het hof oordeelt als volgt. De rechtbank is in het bestreden vonnis uitvoerig ingegaan op het overleg tussen partijen vanaf halverwege 2018 tot, uiteindelijk, het moment waarop de definitieve aanneemsom tussen partijen is vastgesteld, op 24 juni 2019. De rechtbank concludeerde op basis daarvan dat de overeenkomst van aanneming wordt gevormd door de offerte van 14 februari 2019, de daarbij gevoegde Algemene Voorwaarden, de kostencalculatie van 5 juni 2019 en de prijsafspraak van 24 juni 2019. Tegen deze weergegeven gang van zaken als zodanig hebben [appellanten] . geen bezwaar gemaakt. Zij komen uitsluitend op tegen de conclusie van de rechtbank dat de offerte van 14 februari 2019 en de daarbij gevoegde Algemene Voorwaarden onderdeel zijn van de tussen partijen gesloten overeenkomst. De offerte van 14 februari 2019 is de laatste offerte van een reeks herziene offertes die is gewisseld tussen partijen en deze lag mede aan de basis van de kostencalculatie van 5 juni 2019, waarbij ook de op de offerte aanvullende wensen van [appellanten] . zijn meegenomen. Vervolgens is tussen partijen nog verder over de prijs onderhandeld en dit heeft weer geresulteerd in de prijsafspraak van 24 juni 2019. Deze is, nog steeds, mede gebaseerd op de genoemde offerte. Verder schrijft Meuviro (Van [naam 1] ) in een e-mail van 18 februari 2019 aan [naam 4] “
Ik begrijp dat we de laatste offerte als contractstuk zullen hanteren en zie de getekende versie graag retour” (zie feit 3.9).
Uit het dossier blijkt niet dat [appellanten] . hiertegen bezwaar hebben gemaakt. Ook de bij de offerte gevoegde eerste factuur is betaald. Dat [appellanten] . de offerte nooit ondertekend hebben geretourneerd kan aan het voorgaande niet afdoen, reeds omdat uit het voorgaande blijkt dat partijen bij de verdere onderhandelingen ook steeds zijn uitgegaan van de offerte van 14 februari 2019.
De grief faalt.
grief IIIkomen [appellanten] . op tegen het oordeel van de rechtbank dat het werk op 3 maart 2020 grotendeels als opgeleverd moet worden beschouwd.
18 december 2019 heel enthousiast was over het werk. Meuviro heeft, onbetwist, gesteld dat partijen op 3 maart 2020 tot afronding van de opleverlijst en daarmee tot een eindoplevering wensten te komen. [appellanten] . hebben bovendien niet geprotesteerd tegen de op 3 maart 2020 door Meuviro toegestuurde opleverlijst, die nog slechts vijf punten vermeldde, aldus nog steeds de rechtbank.
4 december 2019 aan [naam 4] gezonden. Meuviro sprak daarbij de verwachting uit dat deze punten vóór 20 december 2019 zouden zijn weggewerkt en uitgevoerd. Per
e-mail van 28 januari 2020 is een geactualiseerde lijst aan [naam 4] gezonden. Dit is, zo blijkt uit deze e-mail, een combinatie van de lijst van 4 december 2019 en 20 januari 2020. Kennelijk is er op of kort voor 20 januari 2020 wederom een rondgang langs het werk geweest, hiervan zijn echter geen stukken overgelegd. Vervolgens heeft Meuviro op 3 maart 2020 opnieuw een lijst met resterende punten verzonden aan [naam 4] . Het betreft nog vijf punten. Meuviro heeft de wens uitgesproken deze werkzaamheden op woensdag 12 maart 2020 uit te voeren. Vervolgens is er pas op 25 juni 2020 weer een bespreking tussen partijen geweest. In een e-mail van 26 juni 2020 worden de afspraken die zijn gemaakt namens [appellanten] . bevestigd, waaronder de afspraak dat de actiepunten zullen worden opgelost voor de bouwvak zuid (24 juli) en tevens:
“Op maandag 20 juli vanaf 17.00 uur zal [bedrijf] zijn controleronde doen voor de oplevering van dinsdag 21 juli. Dan staat om 9.00 uur de meeting gepland.”Op 5 juli 2020 (zie feit 3.20) heeft Meuviro vervolgens geschreven dat de geplande oplevering van 21 juli 2020 niet door zal gaan en dat er een nieuwe datum moet worden gepland zodra bekend is wanneer
alle(onderstreping hof) werkzaamheden zijn afgerond. Nadien (tot bijna één jaar na dato; zie feit 3.22) is er nog verder tussen partijen gecorrespondeerd over het uitvoeren van de (laatste) werkzaamheden.
grief IVkomen [appellanten] . op tegen het oordeel van de rechtbank dat zij Meuviro niet in de gelegenheid zouden hebben gesteld om de werkzaamheden uit te voeren. Met
grief Vkomen [appellanten] . op tegen het oordeel van de rechtbank dat het op de weg van [appellanten] . had gelegen om aan Meuviro kenbaar te maken dat de aangedragen oplossingen niet voldeden, en dat zij aan Meuviro hadden moeten laten weten wat ze wel van Meuviro verwachtten.
Grief VIziet op het oordeel van de rechtbank dat de overeenkomst van aanneming, voor wat betreft de verplichtingen van Meuviro, is ontbonden. Deze grieven zullen hierna gezamenlijk worden behandeld.
“verklaart voor recht dat de tussen Meuviro en [appellanten] . geldende overeenkomst is ontbonden voor het gedeelte waaruitverplichtingenvoortvloeien voor Meuviro [onderstreping hof]”. Het gaat hierbij echter enkel om
opleveringsverplichtingen (het uitvoeren van de resterende werkzaamheden). In zoverre slaagt grief VI.
Het meerwerk
grief VIIkomen [appellanten] . op tegen het oordeel van de rechtbank dat zij het door Meuviro in rekening gebrachte bedrag voor meerwerk moeten betalen, met rente vanaf 3 maart 2020.
Subsidiair, voor het geval [appellanten] . toch bedragen voor meerwerk aan Meuviro verschuldigd zouden zijn, is Meuviro gehouden een redelijke prijs te berekenen (artikel 7:752 lid 1 BW). Dat is nu niet het geval volgens [appellanten] . Ten slotte menen [appellanten] . dat de rechtbank ten onrechte alle meerwerkposten als een grote meerwerkpost heeft beoordeeld. Onder verwijzing naar haar stellingen in eerste aanleg had de rechtbank elke meerwerkpost afzonderlijk moeten beoordelen. Vervolgens bespreken [appellanten] . in dit verband in de memorie van grieven een drietal specifieke posten:
- het aanpassen van de bovenkasten;
- de vernieuwde garderobekast van [appellant 1] ;
- het te verrekenen minderwerk: de afgekeurde inlegbladen van de wastafels (16 stuks).
Hieruit blijkt dat het gaat om een aanpassing / wens van [appellanten] . nadat partijen het met elkaar eens waren geworden over de inhoud van de overeenkomst. Deze aanpassing is daarom juist wèl te kwalificeren als meerwerk.
Uit het dossier blijkt dat Meuviro erop heeft gewezen dat aanvullende wensen tot aanvullende kosten zouden leiden. Zo was er in de eerdere offerte van 11 februari 2019 een stelpost van € 100.000,- opgenomen voor additionele wensen. Deze post is er op verzoek van [appellanten] . weer uit gehaald. In een e-mail van 4 november 2019 noemde Meuviro een bedrag van circa € 70.000,- (“post meer-minderwerk nu nog niet geheel bekend”). Dit bedrag wordt herhaald in een e-mail van 4 december 2019, waarna op 17 januari 2020 een bedrag van € 71.779,62 aan meerwerk wordt doorgegeven. Uiteindelijk is op 4 juni 2021 een definitief meerwerkbedrag in rekening gebracht van € 74.108,87. In de loop der tijd is [appellanten] . dus wel degelijk op de hoogte gehouden van de ontwikkeling in de meerprijs naar aanleiding van de nadere wensen en verzoeken tot aanpassingen van hun zijde. Daarbij komt dat [appellanten] ., voor zover [appellanten] al niet ter zake deskundig is, zich liet omringen door een team van deskundigen, onder wie de architect [naam 3] en [naam 4] (zie feit 3.5). Zij hadden, gelet daarop, ook los van deze mededelingen van de zijde van Meuviro, zelf moeten begrijpen dat hun (vele) aanvullende wensen en aanpassingen tot een meerprijs zouden leiden. Dat [appellanten] . in een vroeg stadium het meerwerk al hebben betwist is niet gebleken. Sterker nog, op 13 juli 2020 verzoekt [naam 3] Meuviro de ‘eventuele meerwerk posities’ uit te rekenen.
De vernieuwde garderobekast4.22 Deze post is hiervoor, onder 4.18 reeds besproken.
De inlegbladen van de wastafels4.23 Partijen verschillen van mening over de reden waarom de inlegbladen van de wastafels niet zijn geplaatst. In de conclusie van antwoord in reconventie heeft Meuviro gesteld dat, nadat de eerste wastafel inclusief bodemplaat was geïnstalleerd, [appellanten] . hebben laten weten dat zij de bodemplaten niet in de wastafels wilden plaatsen omdat ze dit niet mooi vonden. Volgens [appellanten] . heeft Meuviro de inlegbladen van de wastafels niet geleverd omdat ze verkeerd gemaakt zijn. Als gevolg van deze productiefout van Meuviro moeten de kosten in mindering worden gebracht, aldus [appellanten] . Tegenover de betwisting door Meuviro hebben [appellanten] . hun stelling onvoldoende onderbouwd. Als de lezing van [appellanten] . al juist zou zijn, ontbreekt bovendien een ingebrekestelling en een termijn voor herstel.
De gevorderde contractuele rente
[appellanten] . zullen worden veroordeeld in de proceskosten nu zij grotendeels in het ongelijk worden gesteld.