ECLI:NL:GHAMS:2024:2120

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
200.319.905/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over aannemingsovereenkomst en oplevering van interieurwerkzaamheden

In deze zaak hebben appellanten en Meuviro B.V. een aannemingsovereenkomst gesloten voor het ontwerpen en installeren van op maat gemaakt interieur in de woning van appellanten. Het geschil betreft de inhoud en omvang van de overeenkomst, de oplevering van het werk, en de betaling van het restant van de aanneemsom en meerwerk. Appellanten zijn in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin Meuviro in het gelijk is gesteld. Het hof heeft vastgesteld dat er geen (eind)oplevering heeft plaatsgevonden, omdat Meuviro niet in staat was om het werk volledig af te ronden. Het hof oordeelt dat de overeenkomst gedeeltelijk is ontbonden voor zover deze verplichtingen voor Meuviro met zich meebracht. De vorderingen van Meuviro tot betaling van de meerwerkkosten zijn toegewezen, maar de contractuele rente is afgewezen als onredelijk bezwarend. Het hof heeft de proceskosten aan appellanten opgelegd, omdat zij grotendeels in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.319.905/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/706520/HA ZA 21-782
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 juli 2024
in de zaak van

1.[appellant 1] ,

2. [appellant 2],
beiden wonend te [plaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. M.L. Cohen te Amsterdam,
tegen
MEUVIRO B.V.,
gevestigd te Breda,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J. van Straaten te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellanten] . en Meuviro genoemd.

1.De zaak in het kort

Partijen hebben met elkaar een aannemingsovereenkomst gesloten. Het geschil gaat over de inhoud en omvang van de overeenkomst, de oplevering van het werk, de betaling van het restant van de aanneemsom en de betaling van het meerwerk.

2.Het geding in hoger beroep[appellanten] . zijn bij dagvaarding van 22 november 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 24 augustus 2022 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Meuviro als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en [appellanten] . als gedaagden in conventie tevens eisers in reconventie (hierna: het bestreden vonnis).Op 21 maart 2023 vond een mondelinge behandeling na aanbrengen plaats. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Er is geen minnelijke regeling tussen partijen tot stand gekomen.Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellanten] . hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van Meuviro in conventie volledig zal afwijzen en de vorderingen in reconventie van [appellanten] . alsnog zal toewijzen. Verder hebben zij gevorderd dat Meuviro al hetgeen dat is voldaan ter uitvoering van het bestreden vonnis zal terugbetalen, met rente. Dit alles met veroordeling van Meuviro in de kosten van het geding in beide instanties, waaronder de nakosten.
Meuviro heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met veroordeling van [appellanten] . in de kosten van het geding in hoger beroep, waaronder de nakosten en met rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De rechtbank heeft in onderdeel 2. van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat.
3.1
Meuviro houdt zich bezig met het ontwerpen, vervaardigen en installeren/plaatsen van op maat gemaakt interieur. Bestuurder en (indirect) aandeelhouder van Meuviro is [naam 1] (hierna: Van [naam 1] ).
3.2
[appellant 1] (hierna: [appellant 1] ) is oprichter van Borealis Hotel Groep en houdt zich onder meer bezig met de ontwikkeling, exploitatie van en het investeren in vastgoed voor de hotelmarkt. Voor de ontwikkeling van hotels in zowel binnen- als buitenland heeft [appellant 1] vanaf 2012 geregeld zaken gedaan met Meuviro.
3.3
In 2018 heeft [appellant 1] Meuviro benaderd voor de realisatie van het interieur voor zijn woonhuis in [plaats] (hierna: de woning). [appellanten] . en Meuviro hebben daartoe een overeenkomst van aanneming gesloten tot het vervaardigen van op maat gemaakt interieur en het plaatsen daarvan in de woning (hierna: het project).
3.4
Van de kant van Meuviro werd het project aangestuurd door de bij haar werkzame projectleider [naam 2] (hierna: [naam 2] ).
3.5
Van de kant van [appellanten] . waren de volgende personen betrokken bij het project:
- [naam 3] (hierna: [naam 3] ), werkzaam bij [bedrijf] . (hierna: [bedrijf] ). [naam 3] werd door [appellant 1] ingeschakeld voor het ontwerp van het interieur;
- [naam 4] (hierna: [naam 4] ), werkzaam bij het projectbureau Cerius Projects B.V. [naam 4] werd door [appellant 1] ingeschakeld als projectleider voor de realisatie van de woning en het project;
- [naam 5] (hierna: [naam 5] ), werkzaam voor een van de bedrijven van [appellant 1] , werd ingeschakeld als coördinator van alle werkzaamheden.
3.6
Op 4 mei 2018 heeft Meuviro een eerste ‘blanco’ offerte uitgebracht. Nadien is er tussen (de personen ingeschakeld door) [appellanten] . en Meuviro veelvuldig gecommuniceerd en gecorrespondeerd over de op deze offerte aanvullende wensen van [appellanten] . met betrekking tot het te ontwikkelen interieur. Meuviro heeft op basis van deze aanvullende wensen, die in een separaat overzicht werden bijgehouden, en aan de hand van ontwerptekeningen van [bedrijf] op achtereenvolgens 23 oktober 2018, 4 december 2018, 11 februari 2019 en 14 februari 2019 (aangepaste) offertes opgesteld.
3.7
Per e-mail van 18 februari 2019 heeft Van [naam 1] aan [naam 4] de volgende documenten toegestuurd: de op naam van [appellanten] . gestelde offerte van 14 februari 2019, de Algemene offerte-, leverings- en betalingsvoorwaarden van de leden van de sectie interieurbouw van Koninklijke CBM van 4 september 2018 (hierna: de Algemene Voorwaarden) en een factuur voor de eerste betalingstermijn.
3.8
Bij e-mail van 18 februari 2019 heeft [naam 4] , in reactie op de e-mail van Van [naam 1] , geschreven dat hij de offerte van 14 februari 2019 ter ondertekening aan [appellant 1] zal aanbieden en dat de facturen in het vervolg rechtstreeks aan [appellant 1] moeten worden gestuurd.
3.9
Bij e-mail van dezelfde dag heeft Van [naam 1] richting [naam 4] gereageerd en aangegeven: “Ik begrijp dat we de laatste offerte als contractstuk zullen hanteren en zie de getekende versie graag retour”.
3.1
Hierna is er wederom tussen (de personen ingeschakeld door) [appellanten] . en Meuviro gecommuniceerd en gecorrespondeerd over de aanvullende wensen van [appellanten] . op de offerte van 14 februari 2019. Meuviro heeft naar aanleiding van deze aanvullende wensen werktekeningen opgesteld, die zij eind maart 2019 ter goedkeuring aan [naam 4] heeft verzonden. Op het overzicht van de aanvullende wensen stonden op dat moment 66 aanvullende wensen genoteerd.
3.11
Vervolgens heeft er tussen (de personen ingeschakeld door) [appellanten] . en Meuviro e-mailcorrespondentie plaatsgevonden over de planning van de productie en oplevering van het project. Nadat partijen hierover overeenstemming bereikten, heeft Meuviro op 11 april 2019 haar werktekeningen definitief gemaakt. De werktekeningen zijn door [appellant 1] voor akkoord ondertekend.
3.12
Op basis van de definitieve werktekeningen heeft Meuviro een kostenoverzicht gedateerd op 5 juni 2019 gemaakt, dat zij per e-mail van 5 juni 2019 aan [appellant 1] , [naam 4] en [naam 5] heeft toegestuurd. Naar aanleiding van dit kostenoverzicht hebben partijen gediscussieerd. [appellanten] . waren het niet eens met het door Meuviro opgestelde kostenoverzicht. Uiteindelijk hebben Meuviro en [appellanten] . op 24 juni 2019 overeenstemming bereikt over een bedrag van € 1.050.000,- exclusief btw (€ 1.270.500,- inclusief btw) voor de realisatie van het project.
3.13
Tijdens voornoemde onderhandelingen was Meuviro al gestart met de uitvoering van het project. Gedurende de uitvoering hebben Meuviro en (de personen ingeschakeld door) [appellanten] . veelvuldig discussie gevoerd over de (achterstand in de) betaling van de termijnen, de gevolgen hiervan voor het aanschaffen van de benodigde materialen en de planning en voortgang van het project.
3.14
Op 3 december 2019 heeft de vooroplevering plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig [naam 2] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 3] . [naam 2] heeft van de eerste vooroplevering een overzicht van de openstaande en door Meuviro uit te voeren werkzaamheden bijgehouden en heeft dit overzicht op 4 december 2019 aan [naam 4] , [naam 5] en [bedrijf] toegestuurd.
3.15
Bij e-mail van 18 december 2019 heeft [appellant 1] het volgende geschreven aan [naam 2] :
“(…)
Ik had ook toegezegd even per mail te bevestigen dat we de overeengekomen bedragen zullen overmaken. Het is na terugkomst uit het buitenland gisternacht en de oplevering vandaag gewoon even zo hectisch geworden dat ik even overloop.
Ondanks de tegenslagen die we in dit project gekend hebben moet ik nu echt toch nogmaals danken voor het bijzonder mooie resultaat. Het is erg goed gelukt! Geweldig!
Ik hoop je snel weer te zien en dan drinken we drankje, eten een hapje en gaan we fijn de toekomst weer in. (…)”
3.16
Bij e-mail van 14 januari 2020 heeft [naam 4] Meuviro verzocht een afspraak te maken om een rondgang door de woning te maken en de vooropnamelijst te bespreken.
3.17
Op 17 januari 2020 is Meuviro in de woning geweest.
3.18
Op 28 januari 2020 heeft Meuviro aan [naam 4] een lijst met nog af te werken punten toegestuurd. Daarbij is ook een overzicht van het meerwerk gevoegd.
3.19
Bij e-mail van 7 februari 2020 heeft [naam 4] de meerwerkfactuur betwist en voorts aan [naam 2] gevraagd: “Wanneer zijn ALLE werkzaamheden gereed? Dan kan er een datum worden gepland voor opleveren”. Daarop heeft [naam 2] dezelfde dag per e-mail geantwoord: “Zodra we alles afgewerkt hebben kunnen we deze plannen, als het aan mij ligt zo spoedig mogelijk!”
3.2
Bij e-mail van 5 juli 2020 heeft Meuviro het volgende geschreven aan [naam 3] :
“(…) Het lukt ons niet om de werkzaamheden voor onze vakantie uit te voeren, we hebben te weinig tijd om het nu goed voor te bereiden, ook omdat er nog wat onduidelijkheden zijn die vooraf nog dienen te worden besproken. De geplande oplevering van 21 juli zal dan ook niet doorgaan en hier zullen we een nieuwe datum voor moeten plannen zodra bekend is wanneer alle werkzaamheden zijn afgerond. (…)”
3.21
Op 21 september 2020 is Meuviro in de woning geweest om werkzaamheden te verrichten. Zij heeft toen ook schilderijen in de woning opgehangen.
3.22
Vervolgens is er tussen Meuviro en [appellanten] . gecorrespondeerd over de uitvoering van de laatste werkzaamheden. Bij brief van 6 juni 2021 heeft Meuviro aan [appellanten] . geschreven dat zij de laatste werkzaamheden wenst uit te voeren en dat zij graag betaling van de openstaande bedragen ontvangt, zijnde het restant van de aanneemsom van € 76.949,99 en een bedrag van € 74.108,87 (inclusief btw) voor het uitgevoerd meerwerk.
3.23 Bij e-mail van dezelfde dag heeft [appellant 1] aan Meuviro geschreven – kort samengevat – dat de door Meuviro genoemde bedragen niet kloppen, er geen meerwerk bekend is, er veel werk uitstaat dat afgemaakt moet worden, Meuviro herhaaldelijk in gebreke is gebleven en dat [appellant 1] de schade op Meuviro zal verhalen.
3.24
Bij brief van 22 juni 2021 heeft de gemachtigde van Meuviro [appellanten] . gesommeerd tot betaling van onder meer de openstaande facturen over te gaan. Bij brief van 5 juli 2021 heeft de gemachtigde van [appellanten] . hierop gereageerd.

4.4. BeoordelingDe procedure bij de rechtbank

4.1
Meuviro heeft in eerste aanleg in conventie, samengevat, gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- [appellanten] . hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 151.058,87 aan Meuviro, met contractuele rente, althans wettelijke rente;
- [appellanten] . hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.285,59 aan buitengerechtelijke incassokosten, met wettelijke rente;
- voor recht te verklaren dat de tussen Meuviro en [appellanten] . geldende overeenkomst is ontbonden voor het gedeelte waaruit verplichtingen voortvloeien voor Meuviro, althans de overeenkomst te ontbinden voor het gedeelte waaronder Meuviro thans enige verplichting heeft;
- voor recht te verklaren dat het door Meuviro opgeleverde werk eigendom is van Meuviro tot het moment van algehele voldoening van € 151.058,87;
- [appellanten] . hoofdelijk te veroordelen tot afgifte van het gedeelte van het door Meuviro opgeleverde werk dat op de vijfde dag na betekening van het vonnis de executiewaarde vertegenwoordigt van het op dat moment openstaande bedrag waartoe [appellanten] . tot betaling zijn veroordeeld, onder verbeurte van een dwangsom;
- [appellanten] . hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, met wettelijke rente.
Meuviro baseert haar betalingsvordering op nakoming van de overeenkomst van aanneming en verricht meerwerk. [appellanten] . hebben in totaal een bedrag van € 151.058,87 onbetaald gelaten. Totdat dit bedrag is betaald is Meuviro, op grond van haar Algemene Voorwaarden, eigenaar van het opgeleverde werk. Daarnaast heeft Meuviro getracht om na oplevering van het werk de laatste opleverpunten uit te voeren, maar zij werd daartoe niet meer in staat gesteld door [appellanten] . Volgens Meuviro is de overeenkomst van aanneming daarom gedeeltelijk ontbonden althans zij vordert ontbinding daarvan.
4.2
[appellanten] . hebben hiertegen verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van de vorderingen. In reconventie hebben zij, samengevat, gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
- Meuviro te veroordelen tot nakoming van de overeenkomst met [appellanten] . overeenkomstig het kostenoverzicht van 5 juni 2019, binnen een redelijke termijn en in de kwaliteit die [appellanten] . daarvan mogen verwachten in verband met de daarvoor overeengekomen prijs;
- voor recht te verklaren dat de tussen [appellanten] . en Meuviro geldende overeenkomst partieel is ontbonden en Meuviro te veroordelen tot terugbetaling aan [appellanten] . van een bedrag van € 181.431,03, met wettelijke rente;
- Meuviro te veroordelen in de proceskosten, waaronder nakosten, met wettelijke rente.
Subsidiairhebben [appellanten] . gevorderd, eveneens uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht te verklaren dat de tussen [appellanten] . en Meuviro geldende overeenkomst partieel is ontbonden en Meuviro te veroordelen tot terugbetaling aan [appellanten] . van een bedrag van € 760.308,92, met wettelijke rente;
- Meuviro te veroordelen in de proceskosten, waaronder nakosten, met wettelijke rente.
Volgens [appellanten] . heeft Meuviro het werk niet afgemaakt en schiet zij tekort in haar verplichtingen.
Zij vorderen primair aanpassing of herstel van verschillende, in de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie opgesomde, opleverings- en garantiepunten. Ten aanzien van enkele andere onderdelen van het werk die niet goed zijn uitgevoerd, vorderen [appellanten] . partiële ontbinding van de overeenkomst. Zij verwachten niet dat Meuviro deze onderdelen naar tevredenheid zal aanpassen en Meuviro heeft daarvoor ook geen passende oplossing aangeboden. [appellanten] . vorderen daarom de door Meuviro voor deze onderdelen in rekening gebracht bedragen terug.
4.3
Na verweer hiertegen van Meuviro heeft de rechtbank de vorderingen van Meuviro in conventie grotendeels toegewezen. [appellanten] . zijn veroordeeld tot betaling van het restant van de aanneemsom voor een bedrag van € 76.949,99 (inclusief btw) en het verrichte meerwerk voor een bedrag van € 74.108,87 (inclusief btw), vermeerderd met contractuele rente . Daarnaast zijn de verklaringen voor recht toegewezen dat i) Meuviro het eigendom heeft van het door haar opgeleverde werk tot het moment van betaling van de genoemde bedragen en ii) de tussen partijen geldende overeenkomst is ontbonden voor het gedeelte waaruit verplichtingen voortvloeien voor Meuviro.
De rechtbank heeft de vorderingen in reconventie afgewezen.
[appellanten] . zijn veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, waaronder de nakosten.
De procedure bij het hof
4.4
Tegen de beslissingen uit het bestreden vonnis en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen [appellanten] . in hoger beroep op met zeven grieven. Deze grieven lenen zich deels voor gezamenlijke behandeling en worden hierna besproken.
De opschorting van de betaling van het restant van de aanneemsom
4.5
Met
grief Ikomen [appellanten] . op tegen de vaststelling van de rechtbank dat zij betaling van het laatste deel van de aanneemsom hebben opgeschort vanwege de omstandigheid dat Meuviro het werk niet goed heeft uitgevoerd en het werk niet heeft afgerond. Zij wijzen ter onderbouwing van deze grief op de e-mail van Meuviro ( [naam 2] ) aan [naam 5] van 4 december 2019 waarin Meuviro uitdrukkelijk zou hebben voorgesteld om een bedrag van € 70.000,- achter te houden ‘totdat alles is afgewerkt naar wens en volgens afspraak’. Volgens [appellanten] . hebben zij - uitsluitend vanwege dit voorstel - dit deel van de betaling terecht opgeschort.
4.6
Het hof is van oordeel dat [appellanten] . in hun redenering ten onrechte de context van deze e-mail buiten beschouwing laten. Meuviro geeft in de e-mail namelijk het financiële overzicht weer en noemt een bedrag van € 231.150,08 (exclusief meerwerk) dat nog moet worden voldaan. Voorgesteld wordt om dit bedrag vóór 17 december 2019 te voldoen. Daarnaast noemt Meuviro een bedrag van
€ 70.000,- voor verwacht meerwerk. Voorgesteld wordt dit bedrag achter te houden totdat alles is afgewerkt. Meuviro heeft dus niet voorgesteld dat [appellanten] . de betaling van een deel van de aanneemsom achterhouden. Overigens is de precieze aanleiding voor opschorting niet van belang; vast staat
dat[appellanten] . betaling van het restant van de aanneemsom hebben opgeschort. Voor de uitkomst van de zaak is in de eerste plaats van belang of Meuviro is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Of opschorting al dan niet terecht was, hangt af van beantwoording van die vraag. De grief faalt.
Inhoud overeenkomst van aanneming
4.7
[appellanten] . stellen met
grief IIde exacte inhoud van de overeenkomst van aanneming tussen hen en Meuviro ter discussie. Zij herhalen hierbij hun stellingen uit de eerste aanleg.
Het hof oordeelt als volgt. De rechtbank is in het bestreden vonnis uitvoerig ingegaan op het overleg tussen partijen vanaf halverwege 2018 tot, uiteindelijk, het moment waarop de definitieve aanneemsom tussen partijen is vastgesteld, op 24 juni 2019. De rechtbank concludeerde op basis daarvan dat de overeenkomst van aanneming wordt gevormd door de offerte van 14 februari 2019, de daarbij gevoegde Algemene Voorwaarden, de kostencalculatie van 5 juni 2019 en de prijsafspraak van 24 juni 2019. Tegen deze weergegeven gang van zaken als zodanig hebben [appellanten] . geen bezwaar gemaakt. Zij komen uitsluitend op tegen de conclusie van de rechtbank dat de offerte van 14 februari 2019 en de daarbij gevoegde Algemene Voorwaarden onderdeel zijn van de tussen partijen gesloten overeenkomst. De offerte van 14 februari 2019 is de laatste offerte van een reeks herziene offertes die is gewisseld tussen partijen en deze lag mede aan de basis van de kostencalculatie van 5 juni 2019, waarbij ook de op de offerte aanvullende wensen van [appellanten] . zijn meegenomen. Vervolgens is tussen partijen nog verder over de prijs onderhandeld en dit heeft weer geresulteerd in de prijsafspraak van 24 juni 2019. Deze is, nog steeds, mede gebaseerd op de genoemde offerte. Verder schrijft Meuviro (Van [naam 1] ) in een e-mail van 18 februari 2019 aan [naam 4] “
Ik begrijp dat we de laatste offerte als contractstuk zullen hanteren en zie de getekende versie graag retour” (zie feit 3.9).
Uit het dossier blijkt niet dat [appellanten] . hiertegen bezwaar hebben gemaakt. Ook de bij de offerte gevoegde eerste factuur is betaald. Dat [appellanten] . de offerte nooit ondertekend hebben geretourneerd kan aan het voorgaande niet afdoen, reeds omdat uit het voorgaande blijkt dat partijen bij de verdere onderhandelingen ook steeds zijn uitgegaan van de offerte van 14 februari 2019.
Voor zover [appellanten] . nog betogen dat de overeenkomst van aanneming ook bestaat uit ‘de overige toezegging[en] die door Meuviro zijn gedaan teneinde [appellanten] . te overtuigen de opdracht aan Meuviro te gunnen’, is de grief te vaag en voldoet daarom niet aan de daaraan te stellen eisen. Op de door [appellanten] . in dit verband wel concreet genoemde ‘communicatie en afstemming van meerwerk’ zal het hof bij de bespreking van grief VII ingaan.
De grief faalt.
Is het werk opgeleverd op 3 maart 2020?4.8 Met
grief IIIkomen [appellanten] . op tegen het oordeel van de rechtbank dat het werk op 3 maart 2020 grotendeels als opgeleverd moet worden beschouwd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het op grond van artikel 7:758 lid 1 BW aan de opdrachtgever is ( [appellanten] .) om het werk binnen een redelijke termijn te keuren en al dan niet onder aanwijzing van gebreken te weigeren. Niet gesteld of gebleken is dat dit is gebeurd, aldus de rechtbank, terwijl [appellanten] . de woning, en daarmee het werk van Meuviro, eind december 2019 wel feitelijk in gebruik hebben genomen. Daarbij komt dat [appellant 1] blijkens de e-mail van
18 december 2019 heel enthousiast was over het werk. Meuviro heeft, onbetwist, gesteld dat partijen op 3 maart 2020 tot afronding van de opleverlijst en daarmee tot een eindoplevering wensten te komen. [appellanten] . hebben bovendien niet geprotesteerd tegen de op 3 maart 2020 door Meuviro toegestuurde opleverlijst, die nog slechts vijf punten vermeldde, aldus nog steeds de rechtbank.
4.9
Het hof oordeelt anders. Uit het over en weer gestelde maakt het hof op dat er op 3 december 2019 een door partijen ‘vooroplevering’ genoemde bijeenkomst heeft plaatsgevonden. Daarvan is een opleverlijst opgemaakt en deze is per e-mail van
4 december 2019 aan [naam 4] gezonden. Meuviro sprak daarbij de verwachting uit dat deze punten vóór 20 december 2019 zouden zijn weggewerkt en uitgevoerd. Per
e-mail van 28 januari 2020 is een geactualiseerde lijst aan [naam 4] gezonden. Dit is, zo blijkt uit deze e-mail, een combinatie van de lijst van 4 december 2019 en 20 januari 2020. Kennelijk is er op of kort voor 20 januari 2020 wederom een rondgang langs het werk geweest, hiervan zijn echter geen stukken overgelegd. Vervolgens heeft Meuviro op 3 maart 2020 opnieuw een lijst met resterende punten verzonden aan [naam 4] . Het betreft nog vijf punten. Meuviro heeft de wens uitgesproken deze werkzaamheden op woensdag 12 maart 2020 uit te voeren. Vervolgens is er pas op 25 juni 2020 weer een bespreking tussen partijen geweest. In een e-mail van 26 juni 2020 worden de afspraken die zijn gemaakt namens [appellanten] . bevestigd, waaronder de afspraak dat de actiepunten zullen worden opgelost voor de bouwvak zuid (24 juli) en tevens:
“Op maandag 20 juli vanaf 17.00 uur zal [bedrijf] zijn controleronde doen voor de oplevering van dinsdag 21 juli. Dan staat om 9.00 uur de meeting gepland.”Op 5 juli 2020 (zie feit 3.20) heeft Meuviro vervolgens geschreven dat de geplande oplevering van 21 juli 2020 niet door zal gaan en dat er een nieuwe datum moet worden gepland zodra bekend is wanneer
alle(onderstreping hof) werkzaamheden zijn afgerond. Nadien (tot bijna één jaar na dato; zie feit 3.22) is er nog verder tussen partijen gecorrespondeerd over het uitvoeren van de (laatste) werkzaamheden.
4.1
Het voorgaande leidt tot de vaststelling van het hof dat er geen (eind)oplevering heeft plaatsgevonden, laat staan dat deze op 3 maart 2020 plaatsvond. Er zijn sinds december 2019 wel diverse momenten geweest waarop delen van het werk zijn opgeleverd (partijen spreken ook wel van ‘vooroplevering’) maar tot een oplevering zoals bedoeld in artikel 7:758 BW is het niet gekomen. Het werk is immers nooit in zijn geheel voltooid en Meuviro heeft ook nimmer uitdrukkelijk te kennen gegeven dat het werk klaar zou zijn om te worden opgeleverd. Sterker nog, Meuviro heeft zelf de geplande oplevering van 21 juli 2020 afgezegd omdat nog niet alle werkzaamheden waren afgerond. De redelijke termijn waarbinnen [appellanten] . het geheel voltooide werk hadden moeten keuren en al dan niet hadden moeten weigeren, is dan ook nooit aangevangen. Dat [appellanten] . in de woning zijn getrokken, gebruik zijn gaan maken van het werk en hun tevredenheid hierover hebben geuit brengt dus niet met zich dat zij het (niet voltooide) werk stilzwijgend hebben aanvaard. De grief slaagt.
De uitvoering van de resterende werkzaamheden en de gevolgen voor de overeenkomst
4.11
Nu vaststaat dat het werk niet is opgeleverd, is de volgende vraag die moet worden beantwoord of het aan Meuviro is te wijten dat de resterende werkzaamheden uiteindelijk niet zijn uitgevoerd. Met
grief IVkomen [appellanten] . op tegen het oordeel van de rechtbank dat zij Meuviro niet in de gelegenheid zouden hebben gesteld om de werkzaamheden uit te voeren. Met
grief Vkomen [appellanten] . op tegen het oordeel van de rechtbank dat het op de weg van [appellanten] . had gelegen om aan Meuviro kenbaar te maken dat de aangedragen oplossingen niet voldeden, en dat zij aan Meuviro hadden moeten laten weten wat ze wel van Meuviro verwachtten.
Grief VIziet op het oordeel van de rechtbank dat de overeenkomst van aanneming, voor wat betreft de verplichtingen van Meuviro, is ontbonden. Deze grieven zullen hierna gezamenlijk worden behandeld.
4.12
Uit het procesdossier blijkt dat het contact tussen partijen over de afronding van de werkzaamheden steeds moeizamer is gaan verlopen. Nadat de geplande oplevering van 21 juli 2020 geen doorgang heeft kunnen vinden vervolgen partijen hun correspondentie. Op 21 augustus 2020 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen Meuviro en [bedrijf] waarin is afgesproken dat Meuviro voor de nog uit te voeren werkzaamheden al dan niet werktekeningen gaat maken en zaken vooraf presenteert. Begin september 2020 heeft Meuviro de eerste ‘binder’ met oplossingen (tekeningen en voorstellen) naar [bedrijf] gestuurd. Op 21 september 2020 maakt Meuviro een aanvang met een aantal nog te verrichten (service)werkzaamheden. Op 23 september 2020 heeft [bedrijf] aan Meuviro laten weten dat hij de ‘binder’ aan [appellanten] . zal voorleggen. Meuviro heeft hierop laten weten dat de verdere werkzaamheden pas kunnen worden gepland als duidelijk is welke keuzes [appellanten] . zullen maken. Vervolgens is een voorgenomen bespreking tussen [bedrijf] en [appellanten] . niet door gegaan vanwege nieuwe coronamaatregelen. Dit heeft [bedrijf] op 29 september 2020 aan Meuviro laten weten. Tevens heeft [bedrijf] meegedeeld dat zij en [appellanten] . op een passend moment terug zullen komen met antwoorden op de openstaande punten. Nadien heeft er vrijwel alleen nog e-mailcorrespondentie plaatsgevonden tussen [bedrijf] en Meuviro, waaruit steeds blijkt dat er, ondanks de verzoeken daartoe van Meuviro, geen uitsluitsel komt van de zijde van [appellanten] . over de gedane voorstellen en Meuviro ook niet in de gelegenheid wordt gesteld om de werkzaamheden af te ronden.
4.13
Uit het voorgaande blijkt dat [appellanten] . sinds eind september 2020 het voor Meuviro onmogelijk hebben gemaakt om de resterende werkzaamheden af te ronden. Ook kwam er van de zijde van [appellanten] . geen reactie op voorstellen voor een oplossing, terwijl dat wel op hun weg had gelegen als zij van mening waren dat de door Meuviro aangedragen oplossingen niet zouden voldoen. Meuviro heeft hier ook enkele malen expliciet naar gevraagd. Het hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank op deze punten. De grieven IV en V falen.
4.14
Meuviro heeft de overeenkomst van aanneming dus niet volledig kunnen nakomen ondanks haar bereidheid daartoe en de vele initiatieven die zij hiertoe genomen heeft. [appellanten] . hadden Meuviro hiertoe in de gelegenheid moeten stellen en dat hebben zij niet gedaan. Ook toen de coronamaatregelen geen beletsel meer vormden voor afronding van de werkzaamheden is Meuviro hiertoe niet in staat gesteld. Nu [appellanten] . door hun houding Meuviro hebben laten blijken niet bereid te zijn haar het werk te laten afronden is, vóór de oplevering, waarschijnlijk geworden dat [appellanten] . niet behoorlijk aan hun verplichtingen als opdrachtgevers zouden voldoen althans dat Meuviro de overeenkomst niet zou kunnen uitvoeren ten gevolge van een omstandigheid die haar niet kan worden toegerekend. Op deze grond zal het hof op de voet van artikel 7:756 lid 2 BW de overeenkomst van aanneming gedeeltelijk ontbinden voor zover deze nog niet is nagekomen. Op grond van het voorgaande is Meuviro van haar resterende verbintenissen (het uitvoeren van de resterende werkzaamheden) bevrijd.
Dit laat echter onverlet dat eventuele garantieverplichtingen die op Meuviro rusten wel in stand blijven. In die zin is de verklaring voor recht in 5.3 van het bestreden vonnis onvoldoende duidelijk. Deze luidt immers:
“verklaart voor recht dat de tussen Meuviro en [appellanten] . geldende overeenkomst is ontbonden voor het gedeelte waaruitverplichtingenvoortvloeien voor Meuviro [onderstreping hof]”. Het gaat hierbij echter enkel om
opleveringsverplichtingen (het uitvoeren van de resterende werkzaamheden). In zoverre slaagt grief VI.
4.15
Grief VI slaagt dus ten dele, met dien verstande dat de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst een andere grondslag heeft en dat eventuele garantieverplichtingen in stand blijven.
Het meerwerk
4.16
Met
grief VIIkomen [appellanten] . op tegen het oordeel van de rechtbank dat zij het door Meuviro in rekening gebrachte bedrag voor meerwerk moeten betalen, met rente vanaf 3 maart 2020.
4.17
Ter onderbouwing van deze grief herhalen [appellanten] . de stellingen die zij ook in eerste aanleg naar voren hebben gebracht, te weten dat Meuviro nimmer kenbaar heeft gemaakt dat doorgevoerde toevoegingen / veranderingen in het werk vóór de prijsafspraak op 24 juni 2019 een meerprijs tot gevolg zouden hebben. Die werkzaamheden behoorden immers tot de opdracht. Daarbij komt dat Meuviro, aldus [appellanten] ., zich niet heeft gehouden aan de toezegging dat meerwerkposten voorafgaand aan de uitvoering aan [appellanten] . zouden worden gecommuniceerd en afgestemd. Deze verplichting vloeit ook voort uit artikel 7:755 BW. Omdat Meuviro hieraan niet heeft voldaan, kunnen de meerwerkposten niet in rekening worden gebracht.
Subsidiair, voor het geval [appellanten] . toch bedragen voor meerwerk aan Meuviro verschuldigd zouden zijn, is Meuviro gehouden een redelijke prijs te berekenen (artikel 7:752 lid 1 BW). Dat is nu niet het geval volgens [appellanten] . Ten slotte menen [appellanten] . dat de rechtbank ten onrechte alle meerwerkposten als een grote meerwerkpost heeft beoordeeld. Onder verwijzing naar haar stellingen in eerste aanleg had de rechtbank elke meerwerkpost afzonderlijk moeten beoordelen. Vervolgens bespreken [appellanten] . in dit verband in de memorie van grieven een drietal specifieke posten:
- het aanpassen van de bovenkasten;
- de vernieuwde garderobekast van [appellant 1] ;
- het te verrekenen minderwerk: de afgekeurde inlegbladen van de wastafels (16 stuks).
4.18
Allereerst moet het hof de vraag beantwoorden of de verrichte werkzaamheden (door de rechtbank opgenomen in rechtsoverweging 4.15) deel uitmaken van de tussen partijen geldende overeenkomst van aanneming (zie overweging 4.7 hiervoor). Volgens [appellanten] . is dit het geval, althans als alle tussen partijen daarbij gemaakte afspraken worden betrokken. Welke afspraken dit (precies) zijn werken [appellanten] . niet uit. Wel onderbouwen zij hun stelling met een schets van de gang van zaken rondom de garderobekast voor de kamer van [appellant 1] . Het hof deelt de visie van [appellanten] . niet. Uit de stukken blijkt namelijk dat de oorspronkelijk geïnstalleerde garderobekast, die Meuviro overeenkomstig de door [appellanten] . geaccordeerde werktekeningen had gemaakt, niet naar de wens was van [appellanten] . (geen ‘porro-kwaliteit’). Daarop heeft Meuviro, op hun verzoek, de kast verwijderd. [naam 3] heeft vervolgens in september 2019 een nieuw ontwerp gemaakt voor de kast, dit ontwerp is geaccordeerd door [appellanten] ., en daarna door Meuviro in productie genomen en geïnstalleerd.
Hieruit blijkt dat het gaat om een aanpassing / wens van [appellanten] . nadat partijen het met elkaar eens waren geworden over de inhoud van de overeenkomst. Deze aanpassing is daarom juist wèl te kwalificeren als meerwerk.
4.19
Vervolgens is de vraag aan de orde of Meuviro (voldoende) kenbaar heeft gemaakt dat doorgevoerde toevoegingen / veranderingen een meerprijs tot gevolg zouden hebben, en of deze meerprijs is gecommuniceerd en met [appellanten] . is afgestemd. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend.
Uit het dossier blijkt dat Meuviro erop heeft gewezen dat aanvullende wensen tot aanvullende kosten zouden leiden. Zo was er in de eerdere offerte van 11 februari 2019 een stelpost van € 100.000,- opgenomen voor additionele wensen. Deze post is er op verzoek van [appellanten] . weer uit gehaald. In een e-mail van 4 november 2019 noemde Meuviro een bedrag van circa € 70.000,- (“post meer-minderwerk nu nog niet geheel bekend”). Dit bedrag wordt herhaald in een e-mail van 4 december 2019, waarna op 17 januari 2020 een bedrag van € 71.779,62 aan meerwerk wordt doorgegeven. Uiteindelijk is op 4 juni 2021 een definitief meerwerkbedrag in rekening gebracht van € 74.108,87. In de loop der tijd is [appellanten] . dus wel degelijk op de hoogte gehouden van de ontwikkeling in de meerprijs naar aanleiding van de nadere wensen en verzoeken tot aanpassingen van hun zijde. Daarbij komt dat [appellanten] ., voor zover [appellanten] al niet ter zake deskundig is, zich liet omringen door een team van deskundigen, onder wie de architect [naam 3] en [naam 4] (zie feit 3.5). Zij hadden, gelet daarop, ook los van deze mededelingen van de zijde van Meuviro, zelf moeten begrijpen dat hun (vele) aanvullende wensen en aanpassingen tot een meerprijs zouden leiden. Dat [appellanten] . in een vroeg stadium het meerwerk al hebben betwist is niet gebleken. Sterker nog, op 13 juli 2020 verzoekt [naam 3] Meuviro de ‘eventuele meerwerk posities’ uit te rekenen.
4.2
Zoals gezegd heeft de rechtbank in rechtsoverweging 4.15 de werkzaamheden / posten weergegeven. In hun grief betogen [appellanten] . subsidiair dat de rechtbank per post had moeten beoordelen of 1) Meuviro een redelijke prijs in rekening heeft gebracht en 2) of die kosten aan hen konden worden doorberekend. [appellanten] . hebben hun eerste stelling over een redelijke prijs in het geheel niet toegelicht, zodat het hof hieraan voorbij gaat. Ter onderbouwing van hun tweede stelling verwijzen zij naar hun conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie. Gezien de uitvoerige betwisting van deze stellingen in de conclusie van antwoord in reconventie door Meuviro had het op de weg van [appellanten] . gelegen om hier ter onderbouwing van hun grief nader op in te gaan. Dit laten zij achterwege en daarmee voldoen zij ook op dit punt niet aan hun stelplicht. Het hof zal deze posten dan ook niet bespreken. [appellanten] . gaan uitsluitend in op, kort gezegd, de bovenkasten, de garderobekast en de inlegbladen van de wastafels. Het hof zal deze posten hierna wel bespreken.
De bovenkasten
4.21
[appellanten] . stellen dat de wijzigingen van deze kasten na de totstandkoming van de definitieve werktekeningen en voorafgaand aan de definitieve prijsafspraak op 24 juni 2019 zijn afgesproken tussen partijen. Meuviro wijst er echter terecht op dat zij in haar e-mail van 28 mei 2019 heeft laten weten dat er werktekeningen waren gemaakt die ter goedkeuring waren voorgelegd waarop de productie in gang is gezet. Inmiddels waren de betreffende kasten gezaagd en was het kastwerk gemaakt volgens de kleuren- en materialenlijst. Indien dit zou moeten worden gewijzigd moest nieuw materiaal worden besteld en moest opnieuw worden gezaagd. Ten slotte werd aangekondigd dat bijkomende kosten zouden worden doorbelast, wat ook is gebeurd.
De vernieuwde garderobekast4.22 Deze post is hiervoor, onder 4.18 reeds besproken.
De inlegbladen van de wastafels4.23 Partijen verschillen van mening over de reden waarom de inlegbladen van de wastafels niet zijn geplaatst. In de conclusie van antwoord in reconventie heeft Meuviro gesteld dat, nadat de eerste wastafel inclusief bodemplaat was geïnstalleerd, [appellanten] . hebben laten weten dat zij de bodemplaten niet in de wastafels wilden plaatsen omdat ze dit niet mooi vonden. Volgens [appellanten] . heeft Meuviro de inlegbladen van de wastafels niet geleverd omdat ze verkeerd gemaakt zijn. Als gevolg van deze productiefout van Meuviro moeten de kosten in mindering worden gebracht, aldus [appellanten] . Tegenover de betwisting door Meuviro hebben [appellanten] . hun stelling onvoldoende onderbouwd. Als de lezing van [appellanten] . al juist zou zijn, ontbreekt bovendien een ingebrekestelling en een termijn voor herstel.
Conclusie meerwerk
4.24
De conclusie van het voorgaande is dat [appellanten] . gehouden zijn de meerwerkkosten te betalen. De meerwerkfactuur zoals deze laatstelijk is opgesteld door Meuviro komt voor vergoeding in aanmerking. Deze factuur dateert van 4 juni 2021 en bevat een betaaltermijn van 8 dagen. Met [appellanten] . is het hof van oordeel dat het bedrag niet eerder dan 12 juni 2021 opeisbaar was. In zoverre slaagt de grief, voor het overige faalt deze.
De gevorderde contractuele rente
4.25
Meuviro heeft vergoeding van de contractuele rente gevorderd over het restant van de aanneemsom en het meerwerk, die de rechtbank heeft toegewezen. Deze rente bedraagt 1% per maand. Het hof zal ambtshalve beoordelen of het rentebeding, opgenomen in artikel 11 lid 5 van de Algemene Voorwaarden, een oneerlijk beding is in de zin van de Richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (93/13/EG, hierna: de Richtlijn). Daarbij geldt het volgende. Meuviro handelt in het kader van haar bedrijfs- of beroepsactiviteit in de zin van de Richtlijn. [appellanten] . kunnen worden gezien als consument in de zin van de Richtlijn. Volgens artikel 3, lid 1, van de Richtlijn wordt een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
De contractuele rente volgens het beding bedraagt 1% per maand. Jaarlijks is dat een contractuele rente van 12%, en dat is aanmerkelijk hoger dan de wettelijke rente die op dit moment is vastgesteld op 7% voor niet-handelstransacties. Het hof is van oordeel dat dit rentebeding onredelijk bezwarend is en daarom moet worden vernietigd. Ook de subsidiair gevorderde wettelijke rente zal worden afgewezen omdat uit het arrest van het HvJ EU van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) volgt dat de eisende partij, na vernietiging van een oneerlijk beding, geen aanspraak kan maken op de in een bepaling van aanvullend nationaal recht vastgestelde wettelijke schadevergoeding die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest.
Bewijsaanbod
4.26
Partijen hebben geen concrete stellingen te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot andere beslissingen kunnen leiden. Hun bewijsaanbiedingen worden daarom van de hand gewezen.
Conclusies
4.27
Uit het voorgaande volgt dat de grieven III, VI (deels) en VII (deels) slagen. Dit betekent dat het bestreden vonnis gedeeltelijk zal worden vernietigd en voor het overige zal worden bekrachtigd. Voorts zal de overeenkomst tussen [appellanten] . en Meuviro worden ontbonden voor het gedeelte waaruit opleveringsverplichtingen voortvloeien voor Meuviro.
[appellanten] . zullen worden veroordeeld in de proceskosten nu zij grotendeels in het ongelijk worden gesteld.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover [appellanten] . hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling van de contractuele rente vanaf 3 maart 2020 tot aan de voldoening en voor zover voor recht is verklaard dat de tussen Meuviro en [appellanten] . geldende overeenkomst is ontbonden voor het gedeelte waaruit verplichtingen voortvloeien voor Meuviro,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst de door Meuviro gevorderde rente over de hoofdsom af;
verklaart voor recht dat de tussen Meuviro en [appellanten] . geldende overeenkomst is ontbonden voor het gedeelte waaruit opleveringsverplichtingen voortvloeien voor Meuviro;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt [appellanten] . in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Meuviro vastgesteld op € 1.911,18 aan verschotten en € 8.856,- voor salaris en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Toorman, E.J. Bellaart en I. de Greef en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024.