Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Inleidende overweging in alle zaken
2.De omvang van het hoger beroep
Z.R.zal het hof nader ingaan op het wettelijk systeem van het voortbouwend hoger beroep.
M.R.75en
Z.R.als laatste bespreken, nu in die zaken tussen de advocaat-generaal en de verdediging verschil van inzicht bestaat over de omvang van het hoger beroep.
- zaak A feit 1 (deelneming aan een criminele organisatie), zaak A feit 5 primair voor zover dit ziet op Scekic, slachtoffer 1 en slachtoffer 2 (medeplegen van voorbereiding van moord op deze personen) en
- zaak B (medeplegen van voorbereiding van het teweegbrengen van een ontploffing in de spyshop aan de [adres] in [plaats]).
- zaak A feit 2 (betrokkenheid bij de moord op Erraghib),
- zaak A feit 3 (betrokkenheid bij de voorbereiding van moord op Erraghib en slachtoffer 3),
- zaak A feit 4 (betrokkenheid bij de moord op Erraghib),
- zaak A feit 5 primair voor zover dit ziet op Buzhu en
- zaak A feit 6 (betrokkenheid bij de moord op Bakker).
Vrijspraak feiten 3 en 4
- zaak A feit 1 : deelneming aan een criminele organisatie, inclusief de verdenking dat hij
- zaak A feit 3 : betrokkenheid bij de voorbereiding van moord op Erraghib en slachtoffer 3
- zaak A feit 4 : betrokkenheid bij de moord op Scekic (
- zaak A feit 5 : betrokkenheid bij de voorbereiding van moord op Scekic, slachtoffer 1 en
- zaak A feit 6 : betrokkenheid bij de moord op Bakker (
- zaak B : betrokkenheid bij de voorbereiding van het teweegbrengen van een
- feit 2 primair voor zover dit ziet op Scekic, slachtoffer 1 en slachtoffer 2 (medeplegen van voorbereiding van moord op deze personen) en
- feit 3 (deelneming aan een criminele organisatie).
“niet kan worden uitgesloten dat tijdens de behandeling van de feiten in hoger beroep feiten en omstandigheden naar voren zullen komen die een ander licht zullen werpen op het verwijt dat verdachte is gemaakt”. Bij gelegenheid van de voordracht van de zaak, ter terechtzitting van 1 juli 2024, heeft de advocaat-generaal dit herhaald. In eerdergenoemd bericht van 3 juli 2024 – in antwoord op een bericht van de voorzitter van het hof – heeft de advocaat-generaal naar voren gebracht dat voor het bepalen van de omvang van het hoger beroep de appelakte leidend is en dat er in de visie van het Openbaar Ministerie, belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, een rechtens te respecteren belang is bij de behandeling van feit 1 in hoger beroep.
“Wij zouden het niet uit kunnen leggen wanneer aan nieuwe feiten en omstandigheden in hoger beroep geen gevolgen meer kunnen worden verbonden”, aldus de advocaat-generaal.
In dit opzicht komt noch aan de schriftuur houdende grieven noch aan hetgeen de verdachte en het openbaar ministerie ter terechtzitting in hoger beroep daaromtrent verklaren, betekenis toe.Wel kan de rechter de behandeling in hoger beroep concentreren op de door de procespartijen ingebrachte bezwaren en bestaat voor hem de in art. 416 Sv geschapen mogelijkheid de afdoening daarop toe te snijden.”
- feit 1 : betrokkenheid bij de moord op Scekic (
- feit 2 : betrokkenheid bij de voorbereiding van moord op Scekic, slachtoffer 1 en slachtoffer
Kreta)
140 Sr)
De verzoeken die in het bijzonder zijn gedaan in de zaken tegen de gebroeders M.R., S.R. en R.T.
“Betrokkene is bij beschikking, door mij, tot persona non grata verklaard en uitgezet naar het land waarvan hij de nationaliteit bezit”, aldus dit schrijven. De beslissing van de Surinaamse Minister van Justitie en Politie van 28 mei 2019 tot uitzetting van M.R.75, op basis van de Surinaamse Vreemdelingenwet, bevindt zich bij de stukken van het dossier. Deze beslissing houdt in:
“Betrokkene is bij beschikking, door mij, tot persona non grata verklaard en uitgezet naar het land waarvan hij de nationaliteit bezit”, aldus dit schrijven.
ARTIKEL DRIE:De verzoekende Staat te waarschuwendat de uitgeleverde onderdaan niet mag worden berecht voor een eerdere en andere daad dan die welke aan het uitleveringsverzoek ten grondslag ligt, en evenmin mag worden onderworpen aan gedwongen verdwijning, foltering, wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, verbanning, levenslange gevangenisstraf of confiscatie, overeenkomstig de bepalingen van artikel 494 van wet 906 van 2004.”
Hebben de Colombiaanse autoriteiten het besluit tot uitlevering van 18 augustus 2021 (bekrachtigd in beroep op 27 oktober 2021) gekoppeld aan de voorwaarde dat de verdachte, de heer S.R., niet tot levenslang wordt veroordeeld?
Indien het antwoord op de vorige vraag ontkennend luidt, hoe verhoudt zich dit
En verder verzoekt de verdediging om het verhoor als getuigen van:
“Uiteraard blijft staan de bij appelschriftuur opgegeven onderzoekswensen, ervan uitgaande dat dit voorlopig alle onderzoekswensen zijn. Cliënt R.T. benadrukt dat deze én alle eerder opgegeven onderzoekswensen van mr. Weski in eerste aanleg tot op heden onverkort blijven gehandhaafd.”
alleverzoeken die in de zaken van de gelijktijdig terechtstaande verdachten ter (regie)terechtzittingen zijn gedaan. Desgevraagd heeft de verdediging erkend dat een dergelijke wijze van het doen van verzoeken in elk geval onderscheidend vermogen ontbeert, nog daargelaten of de gekozen vorm en inhoud een rechterlijke responsieplicht meebrengt. De verdediging - die meer dan eens heeft benadrukt dat ook de verdachte R.T. hecht aan een voortvarende behandeling van het hoger beroep in zijn zaak - heeft zich met zoveel woorden gerefereerd aan het oordeel van het hof, waar het gaat om het onderkennen van het belang dat de verdediging bij een verzoek wordt verondersteld te hebben.
verzoek tot het horen van getuigendoor de verdediging te worden gemotiveerd. [6] Deze motiveringsplicht houdt in dat de verdediging ten aanzien van iedere door haar opgegeven getuige heeft toe te lichten waarom het horen van deze getuige van belang is voor enige in de strafzaak op grond van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. Aan dit motiveringsvereiste ligt ten grondslag dat de rechter in staat wordt gesteld de relevantie van het verzoek te beoordelen, mede in het licht van de onderzoeksbevindingen zoals deze zich op het moment van het verzoek in het dossier bevinden. Als het verzoek tot het horen van getuigen wordt gedaan met het oog op de onderbouwing van een verweer dat betrekking heeft op de rechtmatigheid van het voorbereidend onderzoek en strekt tot toepassing van artikel 359a Sv, wordt van de verdediging gevergd dat zij gemotiveerd uiteenzet waarom daartoe getuigen moeten worden gehoord.
aanvullen van het dossier met schriftelijke bescheidenheeft te gelden dat de verdediging voor de rechter op inzichtelijke wijze uiteenzet dat en waarom de noodzaak daartoe moet worden aangenomen.
de vormwaarin de verzoeken zijn gegoten en gedaan, gemotiveerd en onderbouwd niet ook impliceert dat het hof als de rechter aan wie de verzoeken zijn gedaan - voordat het aan de inhoudelijke beoordeling daarvan kan toekomen - zich gesteld ziet voor het oplossen van zoekplaatjes, waarvan de uitkomst op voorhand ongewis en voor betwisting vatbaar lijkt.
zal het hof de verzoeken die in andere zaken zijn gedaan en die betrekking hebben op de hiervoor onder a. (de kroongetuige) en b. (PGP-bewijs) vermelde onderwerpen, aanmerken als verzoeken die ook in de zaak tegen R.T. door middel van het zoeken van aansluiting daarbij zijn gedaan, en zal het hof daarop hierna terugkomen.
4.Verzoeken PGP-bewijs
houdt de beslissingen op alle verzoeken in alle zaken die betrekking hebben op het onderwerp PGP-bewijsvanwege de omvang daarvan
aan tot een nader te bepalen datum. De inschatting van het hof is dat die beslissingen zullen worden gegeven op een nader te terechtzitting (tweede regieronde) die is voorzien in de tweede helft van de maand september 2024.
5.Verzoeken kroongetuige
voornemen van de advocaat-generaalom gebruik te maken van de eigen bevoegdheid tot oproeping van
N.B.met het oog op zijn verhoor als getuige
in alle onder de noemer Marengo bij het hof aanhangige strafzaken(vanzelfsprekend met uitzondering van de zaak tegen hemzelf). Het hof
verstaatdat de advocaat-generaal ter agendering van de verhoren te zijner tijd nadere voorstellen aan het hof zal doen. De verdachten die om zijn verhoor hebben verzocht — hebben gelet op dat voornemen geen belang bij bespreking van en beslissing op de tot zijn verhoor strekkende verzoeken.
eerste duiding van de onderwerpen en kwestiesgoed te kunnen worden gemaakt. Het hof nodigt de advocaat-generaal en de verdediging in alle zaken uit om aan te geven waarover N.B. als getuige gehoord zou moeten worden, uiterlijk op 1 november 2024.
houdt de beslissingen op alle verzoeken in alle zaken die betrekking hebben op het onderwerp kroongetuigevanwege de omvang daarvan
aan tot een nader te bepalen datum. De inschatting van het hof is dat die beslissingen zullen worden gegeven op een nader te terechtzitting (tweede regieronde) die is voorzien in de tweede helft van de maand september 2024
Verzoeken tot nieuwe beoordeling van de noodzaak tot (permanente) onthouding van stukken in de zaken tegen M.R., S.R. en Z.H.
M.R. en S.R.hebben – met het oog op kunnen hebben van inzage daarin – om een herbeoordeling door de rechter-commissaris dan wel de raadsheer-commissaris verzocht van de noodzaak tot het (permanent) onthouden van kennisneming van de inhoud van (delen van) stukken.
- de berichten die – voor zover daarvan nog sprake is – worden onthouden uit de inbeslaggenomen iPhone 5 van N.B. en/of andere door N.B. gebruikte (PGP-) telefoons;
- de stukken, waarvan de kennisneming wordt onthouden in het kader van het BOB-dossier.
S.R.is bovendien verzocht een dergelijke herbeoordeling te doen plaatsvinden met betrekking tot:
Z.H.heeft zich op de terechtzitting van 11 juli 2024 bij deze verzoeken aangesloten.
- de beslissing van 8 oktober 2020 met betrekking tot de iPhone 5;
- de beslissing van 3 mei 2021 met betrekking tot de iPhone 5;
- twee beslissingen van 24 juni 2021, beide met betrekking tot de iPhone 5;
- de beslissing van 8 maart 2022 met betrekking tot het BOB-dossier dat ziet op de opsporing van onder andere S.R. (onderzoek 26CapeCoral).
verstaat het hofdat een herbeoordeling van de noodzaak tot het onthouden van stukken (thans) niet noodzakelijk is, nog daargelaten het antwoord op de vraag naar de relevantie daarvan in de zaak tegen M.R..
wijst daarom de verzoeken af.
7.Overige verzoeken
, ambtshalve te bepalendat deze getuige ook dient te worden gehoord in de zaken van die andere verdachte(n).
overzicht per verdachte. Voor zover met een verzoek (anders dan verzoeken tot het horen van getuigen) beoogd was meer of anders te verzoeken dan hieronder wordt beslist, geldt dat dit meer of anders verzochte, wegens ontoereikende onderbouwing en derhalve bij gebrek aan gebleken noodzaak, wordt
afgewezen.
overzicht per getuige.
beslist dat getuigen zullen worden gehoord, heeft te gelden dat die verhoren ter terechtzitting plaatshebbenen wordt mitsdien
hun oproeping bevolen,
tenzijhierna anders is beslist. Waar het gaat om
dag en uurwaartegen de getuigen opgeroepen dienen te worden zal de agendering daarvan nader door het hof worden vastgesteld en bekend worden gemaakt.
het doen van (aanvullende) verzoeken c.q. vorderingenop de na te noemen terechtzitting(en). Ook aan die (regie)terechtzitting gaat een
schriftelijke voorbereidingvooraf. Het hof herhaalt gemakshalve op deze plaats de wijze waarop aan die voorbereiding vorm en inhoud kan worden gegeven:
uiterlijk 2 september 2024: aankondigen van nadere verzoeken en de onderbouwing daarvan per e-mail aan de griffiers (cc Openbaar Ministerie);
uiterlijk 16 september 2024: schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie daarop (cc raadslieden die het betreft);
weken van 23 september en 30 september(nadere invulling volgt zodra bekend): tweede ronde van regiezittingen: gelegenheid tot het doen van de nadere aangekondigde verzoeken en reactie daarop van het Openbaar Ministerie, voortbouwend op de schriftelijke ronde;
- het hof
- het onderzoek ter terechtzitting in alle zaken wordt
- het hof
- het hof beveelt de
- gelet op wat op die aanstaande (regie)terechtzittingen vanaf 23 september 2024 staat te gebeuren, de aanwezigheid ter terechtzitting van verdachten niet geboden lijkt te zijn.