In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 9 juli 2024 een beschikking gegeven inzake een verzoek van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] B.V. om machtiging te verlenen voor het doen van mededelingen uit het conceptverslag van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de verweerster, Ergo Buildings B.V. Het verzoek is gedaan in het kader van een eerder bevolen onderzoek naar de gang van zaken van Ergo Buildings B.V. over de periode vanaf 1 januari 2018. De onderzoeker, mr. R.G. Roeffen, had op 19 maart 2024 het conceptverslag aan de partijen toegestuurd, waarna partijen om uitstel vroegen om een minnelijke regeling te beproeven. Dit uitstel werd verleend, maar partijen konden geen regeling treffen.
De voorzitter van de Ondernemingskamer heeft overwogen dat het in artikel 2:351 lid 4 BW neergelegde verbod om mededelingen te doen uit het conceptverslag niet alleen ter bescherming van de rechtspersoon is, maar ook van de personen die in het verslag worden genoemd. Het doel van het verbod is om onjuiste bevindingen te voorkomen en de zorgvuldigheid van het onderzoek te waarborgen. De voorzitter heeft geconcludeerd dat er in dit geval geen aanleiding is om van het verbod af te wijken, aangezien de bevindingen in het conceptverslag voorlopig zijn en alle partijen zich daar nog over mogen uitlaten. Het verzoek van [A] om mededelingen te doen uit het conceptverslag is daarom afgewezen.
De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.