ECLI:NL:GHAMS:2024:1870
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering in strafzaak wegens witwassen met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie tegen de betrokkene, die eerder was veroordeeld voor witwassen. De politierechter had op 16 november 2023 vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel had verkregen ter hoogte van € 34.242,14 en had hem verplicht dit bedrag aan de Staat te betalen. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat er geen bewijs is dat de betrokkene daadwerkelijk een geldelijke beloning heeft ontvangen of dat er sprake is geweest van een waardevermeerdering. Het hof heeft daarbij verwezen naar eerdere rechtspraak van de Hoge Raad, waarin is benadrukt dat het enkele feit dat een goed het voorwerp is van witwassen, niet automatisch betekent dat er wederrechtelijk voordeel is genoten. Het hof concludeert dat er geen aannemelijke grond is om te veronderstellen dat de betrokkene voordeel heeft verkregen uit andere strafbare feiten.
Uiteindelijk heeft het hof de vordering tot ontneming afgewezen en het vonnis van de politierechter vernietigd. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters B.E. Dijkers, K.J. Veenstra en A. Dantuma-Hieronymus aanwezig waren. De uitspraak is gedaan in het openbaar en de griffier was mr. S. den Hartog.