ECLI:NL:GHAMS:2024:1853

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
23-001562-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanvullende bewijsoverweging in hoger beroep inzake actuele bedreiging voor fundamenteel belang van de samenleving

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, waarop het openbaar ministerie hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met een aanvulling op de bewijsoverwegingen. Het hof heeft onderzocht of er ten tijde van het tenlastegelegde feit sprake was van een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving.

De advocaat-generaal stelde dat het gedrag van de verdachte een dergelijke bedreiging vormde. Het hof heeft echter geconcludeerd dat uit het onderzoek onvoldoende bewijs naar voren is gekomen dat deze bedreiging daadwerkelijk aanwezig was. Het hof heeft daarbij gekeken naar eerdere uitspraken en het gedrag van de verdachte in andere zaken, maar kwam tot de conclusie dat er geen voldoende ernstige bedreiging was die een veroordeling rechtvaardigde. De beslissing van de politierechter werd dan ook in stand gehouden.

Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak werd gedaan op een openbare terechtzitting, waarbij de griffier niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001562-23
datum uitspraak: 30 mei 2024
TEGENSPRAAK(gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 mei 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-116881-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1984,
adres: zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 mei 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte is in eerste aanleg van het tenlastegelegde vrijgesproken.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de bewijsoverwegingen aanvult met de navolgende overweging.

Overweging ten aanzien van de bewijsvraag

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen en daartoe aangevoerd dat het gedrag van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormde.
Het hof overweegt als volgt.
In een andere zaak tegen de verdachte heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 september 2022 (ECLI:NL:GHAMS:2022:2723) geoordeeld dat ten tijde van het tenlastegelegde in die zaak, op 16 september 2021, sprake was van een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving, op grond waarvan het hof tot een veroordeling wegens schending van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht is gekomen.
Uit het ten behoeve van de zitting in hoger beroep door de politie opgemaakte proces-verbaal van 3 mei 2024 blijkt dat de verdachte sinds 16 september 2021 nog twee keer is aangehouden voor diefstal, waar hij niet voor vervolgd is. Dit was in het najaar van 2021. Het feit van 7 mei 2023, waarover het in de onderhavige zaak gaat, is het eerste feit nadien waarvoor de verdachte is aangehouden en daadwerkelijk is vervolgd. Van andere omstandigheden die bij de beoordeling van de hier bedoelde bedreiging van de samenleving van belang zijn is het hof niet gebleken. Het hof heeft daarbij naast het genoemde proces-verbaal van 3 mei 2024 gelet op de aanvulling op het sfeerverbaal van de Dienst Terugkeer en Vertrek van 8 april 2014. Het hof merkt daarbij op dat de omstandigheid dat de verdachte na 7 mei 2023 wegens overlast gevende feiten met de politie in aanraking is gekomen niet meeweegt in de beoordeling.
Naar het oordeel van het hof blijkt uit het vorenstaande onvoldoende dat ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving, zodat het hof tot dezelfde beslissing komt als de politierechter.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. M.L.M. van der Voet en mr. M. Jeltes, in tegenwoordigheid van mr. I. Peetoom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 mei 2024.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.