ECLI:NL:GHAMS:2024:1631

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
23-003133-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake toegang verschaffen, bezit en verspreiden van kinderporno met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 11 november 2021. De verdachte, geboren in 1972, was eerder veroordeeld voor het bezit en de verspreiding van kinderporno. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar de strafoplegging gewijzigd. De rechtbank had de verdachte een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 9 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft uiteindelijk een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd met een proeftijd van 5 jaren, waarbij bijzondere voorwaarden zijn vastgesteld.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het zich toegang verschaffen tot, het bezit en het verspreiden van kinderporno, met in totaal 44 afbeeldingen. Het hof heeft in zijn overwegingen de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsook de persoonlijke situatie van de verdachte in aanmerking genomen. De verdachte heeft een complexe psychische problematiek, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis en een stemmingsstoornis, en heeft een geschiedenis van middelenmisbruik. De psycholoog die de verdachte heeft onderzocht, concludeert dat de kans op recidive op korte termijn klein is, maar dat zonder behandeling de kans op terugval aanzienlijk is.

Het hof heeft de adviezen van de psycholoog en de reclassering overgenomen en is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend zou zijn, gezien de huidige behandeling en begeleiding van de verdachte. De bijzondere voorwaarden zijn gericht op het voorkomen van recidive en het waarborgen van de maatschappelijke veiligheid. De proeftijd vangt aan met ingang van de datum van het vonnis van de rechtbank, waardoor een deel van de proeftijd reeds is verstreken. Het hof heeft ook de schending van de redelijke termijn in de procedure meegewogen in zijn beslissing.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003133-21
datum uitspraak: 11 juni 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 11 november 2021 in de strafzaak onder de parketnummers 15-185091-19 en 23-000441-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 mei 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het zich toegang verschaffen tot kinderporno alsmede het bezit en het verspreiden van kinderporno, te weten 44 afbeeldingen. Dit is uiterst verwerpelijk, omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd, met alle voor hen emotionele en lichamelijke schadelijke gevolgen van dien. De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de vraag naar kinderporno en daarmee de instandhouding van dat misbruik en die exploitatie van minderjarigen. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het daarom noodzakelijk om niet alleen degenen te bestraffen die kinderporno vervaardigen, maar ook degenen die zich de toegang daartoe verschaffen of kinderporno verspreiden en in bezit hebben. Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal, door een filmopname te maken van reeds bestaand en aan hem toegestuurd kinderpornografisch beeldmateriaal en daarbij seksuele handelingen bij zichzelf te verrichten. Hij heeft daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het zeer jonge slachtoffer op de beelden.
Uit het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 15 mei 2024, blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van het bezit en het verspreiden van kinderpornografisch materiaal onherroepelijk tot een voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf is veroordeeld.
Het hof acht hetgeen hierboven beschreven in beginsel voldoende reden om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Echter, het hof is van oordeel dat in de onderhavige zaak een voorwaardelijke gevangenisstraf passender is, hetgeen hierna nader zal worden toegelicht.
Het hof heeft kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van 24 mei 2023, opgemaakt door [psycholoog] (psycholoog). In deze rapportage wordt benoemd dat de verdachte in samenhang met een borderline persoonlijkheidsstoornis, een stemmingsstoornis heeft ontwikkeld, die geclassificeerd kan worden als een cyclothyme stoornis (met angstige spanning) met talrijke perioden met lichte manische symptomen (verhoogde, expansieve of prikkelbare stemming, verhoogde energie, roekeloos, (seksueel) grensoverschrijdend gedrag, verminderde slaapbehoefte en opgeblazen gevoel van eigenwaarde) en talrijke perioden met depressieve symptomen (sombere stemming, verminderde interessen en plezier, gevoelens van waardeloosheid, rusteloosheid, concentratieproblemen, recidiverende doods- en zelfmoordgedachten). In samenhang met de borderline persoonlijkheidsstoornis en de cyclothyme stoornis heeft zich tevens een ernstige middelenproblematiek ontwikkeld, die geclassificeerd kan worden als een matige tot ernstige stoornis in het gebruik van een stimulantium (cocaïne). Het excessief gebruik van cocaïne kan daarbij worden opgevat als een vorm van zelfmedicatie met als doel de massale onlustgevoelens te sussen en zijn stemming kunstmatig te verhogen. Psycholoog [psycholoog] concludeert dat er geen gronden zijn om een (autonome) stoornis op het vlak van de seksualiteit in de vorm van pedofilie te diagnosticeren, gegeven de nauwe samenhang tussen excessief gebruik van cocaïne in het kader van de middelenproblematiek en het seksueel grensoverschrijdend gedrag dat hij heeft vertoond, dat bovendien past in een patroon van impulsief roekeloos, zelfdestructief gedrag dat samenhangt met de borderline persoonlijkheidsstoornis en de stemmingsstoornis.
Gegeven de samenhang tussen de persoonlijkheidspathologie, stemmingspathologie en middelenpathologie, wordt in het rapport geconcludeerd dat deze meervoudige pathologie in aanzienlijke mate heeft doorgewerkt in het tenlastegelegde, indien bewezen. Het advies van [psycholoog] luidt derhalve het tenlastegelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep het voorgaande herkend in de wijze waarop de verdachte zijn handelen duidt, waarbij het hof overweegt het aannemelijk te achten dat de verdachte gedurende voornoemde episodes ook op andere manieren grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond, dat voortkwam uit zelfdestructieve motieven.
[psycholoog] beoordeelt de kans op recidive op korte termijn als klein. De meervoudige pathologie is structureel van aard en wordt momenteel (medicamenteus) behandeld. De verdachte walgt van het tenlastegelegde en om die reden nog eens extra van zichzelf en is zeer gemotiveerd om de huidige behandeling/begeleiding voor te zetten om recidive te voorkomen. Hij is zich ook goed bewust van de risico’s van een terugval in excessief gebruik van cocaïne, zijnde een belangrijke schakel in de delictketen. [psycholoog] zet daartegen over dat indien iedere vorm van begeleiding en behandeling zou wegvallen, dan zeer te betwijfelen valt of de verdachte op eigen kracht in staat is de vereiste behandeling en begeleiding te organiseren en vol te houden, en abstinent te blijven van cocaïne. De kans is dan vrij groot dat hij zich opnieuw zo verloren en verlaten en somber zal gaan voelen dat hij de verleiding om de onlustgevoelens te dempen met cocaïne niet zal kunnen weerstaan, met alle risico’s van impulsief, roekeloos, zelfdestructief (pedo)seksueel grensoverschrijdend handelen van dien. Op basis van voorgaande overwegingen wordt door [psycholoog] geconcludeerd dat de kans op recidive op korte termijn klein is, en zonder begeleiding en behandeling op langere termijn kan oplopen naar
matig tot hoog.
Het advies van [psycholoog] luidt dat ter voorkoming van recidive het van belang is dat de verdachte behandeld wordt voor zijn meervoudige pathologie en dat de huidige behandeling en (woon)begeleiding voortgezet worden. Geadviseerd wordt om de huidige behandeling en (woon)begeleiding voort te zetten in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf, in combinatie met toezicht van de reclassering. Een dergelijke behandeling in dit juridisch kader biedt, mede gelet op de motivatie en bereidheid van de verdachte om zich aan voorwaarden te houden, voldoende mogelijkheden om hem effectief te behandelen en voldoende waarborgen voor de maatschappelijke veiligheid.
Het hof heeft tevens kennis genomen van het door de heer [naam] opgestelde Reclasseringsadvies van 22 mei 2024 van Reclassering Nederland, waarin geadviseerd wordt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de huidige (stabiele) basis van de woonbegeleiding en hulpverlening zal doorkruisen. De reclassering geeft aan dat de verdachte dan mogelijk zijn huisvesting, inkomen en baan kwijtraakt, maar ook dat hij dan wellicht een terugval kan krijgen in zijn zelfdestructieve gedrag en somberheid. Daarbij is hij reeds twee jaar abstinent van drugs en houdt hij zich goed aan de regels en voorwaarden van het opgelegde toezicht om recidive te voorkomen.
De verdachte heeft er ter terechtzitting blijk van gegeven in te zien hoe kwalijk zijn gedrag is geweest en welke ernstige gevolgen dergelijk gedrag voor de slachtoffers heeft. De verdachte komt oprecht over en spreekt met berouw en walging over zijn gedrag. De verdachte spaart zichzelf niet.. Het hof merkt op dat de verdachte zich thans in een strak kader met diverse waarborgen bevindt en dat dit hem op de goede weg heeft gezet. Het hof is dan ook van oordeel dat er een reële kans bestaat dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dit proces zou kunnen verstoren.
Het hof verenigt zich met de conclusies uit het Pro Justitia rapport en met het advies van de Reclassering, en neemt deze over. Dat betekent dat voor het hof vast staat dat bij de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens bestond en dat deze hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de handelwijze van de verdachte. Het hof rekent de bewezenverklaarde feiten daarom in verminderde mate toe.
Het hof zal een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Bij de overwegingen hieromtrent heeft het hof tevens betrokken dat de ten laste gelegde feiten dateren uit 2018 en 2019, waardoor het om relatief oude feiten gaat en dat ook de redelijke termijn zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is geschonden, met in totaal een overschrijding van 10 maanden. Deze vertraging is niet toe te schrijven aan de verdachte. Het hof concludeert dat mede gezien de ouderdom van de feiten en de schending van de redelijke termijn dit heeft bijgedragen aan de beslissing om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van 5 jaren passend en geboden.
Het hof neemt de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport over, met dien verstande dat de voorwaarde dat verdachte geen contact mag opnemen met minderjarigen niet wordt overgenomen. Daarnaast luidt het advies van de reclassering om de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden te bevelen, zodat het kader van de verdachte in stand blijft. Het hof zal dit eveneens overnemen, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zonder voortzetting van het toezicht en de behandeling opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De proeftijd vangt aan met ingang van de datum van het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, gelet op artikel 6:1:18 van het Wetboek van Strafvordering. Aangezien het vonnis van de rechtbank dateert van 11 november 2021, is een deel van de proeftijd van vijf jaren reeds verstreken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 22 november 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de uur van 165 dagen met een proeftijd van 2 jaren.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Gelet op het hiervoor overwogene zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van hierna te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
5 (vijf) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 5 (vijf) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- veroordeelde zich binnen zeven dagen na het onherroepelijk worden van dit arrest meldt bij Reclassering Nederland in zijn woonplaats, dan wel een door de reclassering te bepalen locatie, waarna veroordeelde zich moet blijven melden, zo vaak en zolang de reclassering dit nodig acht.
- veroordeelde meewerkt aan diagnostiek en zich (ambulant) laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling sluit aan bij de diagnostiek en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
- veroordeelde verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten een instelling te bepalen door de reclassering zo lang de reclassering dit gedurende de proeftijd nodig vindt en zich zo nodig houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
- veroordeelde geen drugs gebruikt en meewerkt aan urinecontrole op het verbod op drugsgebruik, zolang de reclassering dit nodig acht.
- veroordeelde geen alcohol gebruikt en meewerkt aan controle op het verbod op alcoholgebruik, zolang de reclassering dit nodig acht.
- veroordeelde vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt.
- veroordeelde zich onthoudt op welke wijze dan ook van:
  • het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
  • het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
  • het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
Veroordeelde bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen.
- Veroordeelde werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. Veroordeelde verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. Veroordeelde verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of veroordeelde kinderpornografisch materiaal vermijdt. Een controle zal verricht kunnen worden met behulp van softwarematige tools waarbij op basis van bestandsvergelijking wordt gecontroleerd of op de gegevensdragers sporen aanwezig zijn van gedrag dat ingevolge de voorwaarden vermeden dient te worden. Een controle zal ook kunnen bestaan uit het handmatig en visueel onderzoeken van die gegevensdragers, teneinde te controleren of op de gegevensdragers sporen aanwezig zijn van dergelijk gedrag. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van veroordeelde. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat voormelde voorwaarden en uit te oefenen reclasseringstoezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Ten aanzien van parketnummer 23-000441-17
Gelast, in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 165 dagen (opgelegd bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 22 november 2018 met parketnummer 23-000441-17), een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen, indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. M.J.A. Duker en mr. D. Greven, in tegenwoordigheid van mr. E.C. van Eijck van Heslinga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 juni 2024.
mr. D. Greven is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.