ECLI:NL:GHAMS:2024:1613
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van beklag ex. art. 12 Sv wegens smaad en laster, geen vervolging opportuun na civielrechtelijke uitspraak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 juni 2024 uitspraak gedaan in een beklagprocedure ex. art. 12 Sv, ingediend door klager, geboren in 1955, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.P. Plasman. Klager had aangifte gedaan van smaad en laster door de beklaagden, die op 13 april 2022 in een uitzending van hun online programma uitlatingen deden over klager en zijn familie. Klager stelde dat deze uitingen onjuist en schadelijk waren voor hem en zijn zakelijke activiteiten. Na een civielrechtelijke procedure, waarin de rechtbank Midden-Nederland op 14 juni 2023 oordeelde dat de beklaagden onrechtmatig hadden gehandeld, werd hen een schadevergoeding van € 5.000,- opgelegd.
Het hof heeft in deze beklagprocedure beoordeeld of er voldoende grond was voor strafvervolging van de beklaagden. Hoewel het hof van mening was dat de strafrechter tot een veroordeling zou kunnen komen, oordeelde het hof dat vervolging niet opportuun was, gezien de reeds afgeronde civielrechtelijke procedure. Het hof concludeerde dat de belangen van klager in die procedure waren behartigd en dat de beklaagden hun schadevergoeding al hadden voldaan. Het hof zag geen reden voor strafvervolging enkel voor afschrikwekkende doeleinden, zoals door de gemachtigde van klager was aangevoerd. Daarom werd het beklag ongegrond verklaard en afgewezen.
De beslissing van het hof werd genomen in raadkamer, waarbij de advocaat-generaal aanwezig was. De beschikking is gegeven door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier in tegenwoordigheid van de oudste raadsheer.