Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.DROMORE B.V.
[appellant],
EREZ TRUST MANAGEMENT B,V.,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
grief IIheeft Dromore betoogd dat niet is aangetoond dat [Naam 1] in de periode 4 november 2013 tot 19 november 2014 werkzaam was voor Erez. De grief richt zich tegen rechtsoverweging 4.4, maar de rechtbank heeft dit onder 2.7 ook als feit vastgesteld. Het hof zal dit weglaten bij de feitenvaststelling en er zo nodig later op terugkomen. Voor het overige is in hoger beroep niet in geschil dat de feiten door de rechtbank juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat, met dien verstande dat in 3.2 de datum van oprichting van de daar vermelde vennootschap en in 3.18 het vermelde bedrag aan proceskosten zijn verbeterd. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen de feiten neer op het volgende.
Founders and Owners Loan Agreement’ ondertekend (hierna: de aandeelhoudersovereenkomst). De aandeelhoudersovereenkomst is opgesteld door de Israëlische advocaten van [appellant] . In de aandeelhoudersovereenkomst wordt [Naam 1] aangeduid als ‘
stakeholder’. [Naam 1] heeft de aandeelhoudersovereenkomst in drie hoedanigheden ondertekend: als gemachtigde van Dromore, als bestuurder van Precision I en in persoon. In de aandeelhoudersovereenkomst staat een arbitrageclausule en een rechtskeuze voor Israëlisch recht.
Management Agreement’ ondertekend (hierna: de managementovereenkomst). Ingevolge die overeenkomst treedt Erez op als directeur van Dromore en voert zij het bestuur over de vennootschap overeenkomstig de door de aandeelhoudersvergadering te bepalen richtlijnen.
6. Indemnity
affiliates and employees” omvat.
share purchase agreement(hierna: de verkoopovereenkomst). [Naam 1] heeft de verkoopovereenkomst zowel namens Precision I als namens Dromore getekend. De verkoopprijs was € 13.875.000, waarvan Corendon € 4.000.000 als voorschot heeft betaald waarmee de hypotheek kon worden afgelost.
Preface):
The central argument by the Plaintiffs[Dromore c.s., toevoeging hof]
(who were the holders of 50% of the Dutch Corporation[Precision II, toevoeging hof]
that was the holder of the Property[het pand, toevoeging hof])
is that the sale transaction was executed without the consent of Plaintiff 2[ [appellant] , toevoeging hof]
and contrary to his position for a low consideration that does not reflect the true value of the Property, while concealing information and making a misleading presentation. The main remedy argued by the Plaintiffs is for their relative share (50%) in the difference between the price for which the Property was sold and its appropriate value.”
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
grief Ikeren Dromore c.s. zich tegen rechtsoverweging 4.1 waarin de rechtbank het beroep van Dromore c.s. op niet-ontvankelijkheid van Erez in haar vorderingen heeft verworpen. Gedagvaard is door Erez Trust Management B.V., een handelsnaam van Erez Holding B.V. De rechtbank heeft overwogen dat gesteld noch gebleken is dat Dromore c.s. hierdoor in verwarring zijn geraakt over wie hun wederpartij is en daardoor in hun verweer zijn geschaad. Dromore c.s. voeren aan dat het aan een procespartij is om te verzoeken haar partijnaam in overeenstemming met de werkelijkheid te wijzigen – wat Erez niet heeft gedaan – en dat de rechtbank dit niet ambtshalve mocht doen.
grief VIIIhebben Dromore c.s. aangekondigd dat zij in Israël [Naam 1] en Erez (opnieuw) in rechte hebben betrokken om vastgesteld te krijgen dat het hen niet vrij staat de reeds in het kader van de arbitrageprocedure gevorderde en grotendeels afgewezen factuurbedragen nogmaals in Nederland te vorderen. Dromore c.s. verzoeken om redenen van proceseconomie aanhouding van de zaak om de uitkomst van die procedure af te wachten. Nu Dromore c.s. alleen een onvertaald stuk in de Hebreeuwse taal in het geding hebben gebracht waarvan zij stellen dat dit de dagvaarding betreft en Erez heeft betwist dat dit document conform het Haags Betekeningsverdrag aan haar is betekend, kan er niet vanuit worden gegaan dat een procedure in Israël aanhangig is en is het verzoek reeds daarom niet toewijsbaar, nog daargelaten de vraag naar de betekenis van een dergelijke procedure voor de onderhavige zaak. Het hof zal het hoger beroep derhalve thans inhoudelijk beoordelen.
grieven II tot en met VIIIlenen zich voor gezamenlijke bespreking. Met deze grieven keren Dromore c.s. zich tegen de rechtsoverwegingen 4.4 tot en met 4.8. van het bestreden vonnis. Dromore c.s. betogen, kort gezegd, het volgende.
gross negligence or willful misconduct” aan haar kant. Voor zover de arbitrageprocedure de uitoefening van de managementtaken betreft, vallen de daarmee verbonden kosten derhalve onder dit beding.
Erez Trust Management”. De diensten die Erez als bestuurder van Dromore diende te leveren zijn omschreven in de artikel 2 van de managementovereenkomst. Artikel 2 heeft een algemene strekking en houdt, kort gezegd, in (artikel 2.1) dat Erez zich naar beste kunnen zal inspannen de
day-to-day businessvan Dromore uit te voeren, alle verplichtingen te vervullen die in redelijkheid van haar als bestuurder van een Nederlandse besloten vennootschap verwacht kunnen worden en zich te onthouden van handelingen die in strijd zijn met het belang van de vennootschap. Daarbij (artikel 2.2) heeft Erez zich te houden aan de Nederlandse wet, de statuten van de vennootschap en de
general guidelines and policiesdie de aandeelhoudersvergadering van tijd tot tijd zal vaststellen. In artikel 2.3 staan dan een aantal aanvullende, deels administratieve, diensten vermeld die Erez dient te verrichten, zoals het voorzien in een domicilie, het openen en onderhouden van bankrekeningen, het
up to datehouden van de
corporate filesen het voorbereiden en deponeren van de jaarstukken, het bijeenroepen van een jaarlijkse vergadering van aandeelhouders en het verzorgen van de belastingaangiften.
gross negligence or willful misconduct” in de zin van artikel 6 van de managementovereenkomst. Dat dit ook de visie van Erez is geweest, volgt uit de omstandigheid dat zij op de uitkomst van die procedure heeft gewacht alvorens beslag te leggen. Voor zover Dromore c.s. zich in de onderhavige procedure nog op het standpunt stellen dat Erez zich met het verstrekken van de volmacht op grond waarvan de verkoop aan Corendom is geeffectueerd schuldig heeft gemaakt aan “
gross negligence or willful misconduct”, verwerpt het hof deze stelling. Volstaan kan worden met de constatering dat in de door Erez overgelegde onderdelen van het arbitrale vonnis, waarnaar zij verwijst, uitvoerig gemotiveerd wordt ingegaan op de houding en gedragingen van [appellant] met als conclusie dat [appellant] geen bezwaar heeft gemaakt tegen het doorgaan van de transactie, nog los van het feit dat zijn toestemming niet was vereist (zie ook hiervoor onder 3.17). Hiertegenover hebben Dromore c.s. onvoldoende toegelicht waarom het handelen van Erez dan toch als “
gross negligence or willful misconduct” kan worden gekwalificeerd.
grief IXkeren Dromore c.s. zich tegen de beslissing van de rechtbank [appellant] persoonlijk aansprakelijk te achten voor de door Erez geleden schade omdat hem er persoonlijk een ernstig verwijt van kan worden gemaakt dat Dromore niet meer aan haar betalingsverplichting jegens Erez kan voldoen en geen verhaal meer biedt.