ECLI:NL:GHAMS:2024:1534
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van kosten rechtsbijstand in strafzaken en ontnemingszaken
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 juni 2024 uitspraak gedaan over een verzoekschrift tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand in het kader van strafzaken en ontnemingszaken. Het verzoekschrift is op 1 december 2023 ingediend en betreft kosten die zijn gemaakt voor juridische bijstand in zowel de strafzaak als de ontnemingszaak, met specifieke bedragen die door de verzoeker zijn opgegeven. De advocaat-generaal heeft op 19 april 2024 zijn standpunt kenbaar gemaakt, waarna het hof op 23 april 2024 de betrokken partijen heeft gehoord in raadkamer. De verzoeker is niet verschenen tijdens deze zitting.
Het hof heeft vastgesteld dat de kosten die zijn gemaakt voor de rechtsbijstand in de strafzaak en ontnemingszaak, zoals gespecificeerd in het verzoekschrift, het belang van het onderzoek hebben gediend. De kosten die zijn gemaakt voor de advocaat H.I. Cekeneci, die niet is ingeschreven op het tableau van de Nederlandse orde van advocaten, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Echter, het hof heeft geconstateerd dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor de toekenning van een vergoeding voor de overige kosten van rechtsbijstand, die in totaal € 126.631,11 bedragen, evenals een vergoeding van € 680,00 voor de kosten in de verzoekschriftprocedure.
De beslissing van het hof houdt in dat verzoeker een totale vergoeding van € 142.021,11 wordt toegekend, bestaande uit verschillende onderdelen, waaronder een vergoeding voor de ondergane verzekering van € 390,00. Het hof heeft de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker bevolen en de tenuitvoerlegging van de beschikking geregeld.