ECLI:NL:HR:2023:344

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
22/02175
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie in het belang der wet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van het begrip ‘kosten van een raadsman’ in het Wetboek van Strafvordering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatie in het belang van de wet, met zaaknummer 22/02175. De zaak betreft de uitleg van het begrip 'kosten van een raadsman' zoals opgenomen in artikel 530 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, geboren in 1981, had een vergoeding aangevraagd voor kosten die hij had gemaakt in verband met een strafzaak, waarbij hij zich had laten bijstaan door een juridisch adviseur die geen advocaat was. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had deze kosten toegewezen, maar de procureur-generaal heeft cassatie ingesteld, omdat het hof ten onrechte had geoordeeld dat de kosten van een niet-advocaat onder de kosten van een raadsman kunnen vallen.

De Hoge Raad oordeelt dat het begrip 'raadsman' in artikel 530 lid 2 Sv geen andere betekenis heeft dan in artikel 37 Sv. Dit betekent dat alleen kosten gemaakt door een advocaat die is ingeschreven op het tableau van de Nederlandse orde van advocaten, of die overeenkomstig artikel 37 lid 2 Sv als raadsman is toegelaten, onder de kosten van een raadsman vallen. De Hoge Raad concludeert dat de kosten van de juridisch adviseur niet onder deze regeling vallen, omdat deze niet als raadsman kan worden aangemerkt. Het hof had dus onterecht geoordeeld dat de kosten van de juridisch adviseur voor vergoeding in aanmerking kwamen.

De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het hof in het belang van de wet, waarmee de eerdere toewijzing van de kosten aan de verzoeker wordt teruggedraaid. Dit arrest benadrukt de noodzaak van juridische waarborgen en de rol van advocaten in het strafrecht, en bevestigt dat alleen kosten van erkende advocaten voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02175 CW
Datum7 maart 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 mei 2021, AV-nummer 000051-21, in de vordering tot cassatie in het belang van de wet
tegen
[de verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verzoeker.

1.De beschikking van het hof

Bij de beschikking van het hof is aan de verzoeker een vergoeding toegekend ten laste van de Staat voor de kosten die als gevolg van een strafzaak tegen de verzoeker zijn gemaakt.

2.Het cassatieberoep

De procureur-generaal F.W. Bleichrodt heeft beroep in cassatie in het belang van de wet ingesteld. De voordracht tot cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De vordering strekt tot vernietiging van de beschikking van het hof.

3.Beoordeling van het cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat onder het begrip ‘de kosten van een raadsman’ als bedoeld in artikel 530 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) ook moeten worden begrepen de kosten van door een derde, niet zijnde een advocaat, beroepsmatig verleende bijstand in een procedure bij de kantonrechter.
3.2
Het hof heeft aan de verzoeker een vergoeding als bedoeld in artikel 530 lid 2 Sv toegekend. De beschikking van het hof houdt daarover onder meer het volgende in:
“Beoordeling van het verzoek
Uit het onderzoek in openbare raadkamer is – voor zover hier van belang – het navolgende gebleken:
- bij onherroepelijk vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen van 4 maart 2020, parketnummer 96-200407-19, is de strafzaak tegen verzoeker geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel;
- verzoeker heeft zich in de strafzaak laten bijstaan door [betrokkene 1] van [A] Rechtspraktijk.
- verzoeker heeft het verzoek op de voorgeschreven wijze en tijdig ingediend;
- verzoeker heeft aangevoerd dat hij ten gevolge van de strafzaak kosten heeft gemaakt, te weten:
o kosten rechtsbijstand 7.7 uur x € 150,00 : € 1.155,00
(…)
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de kosten van rechtsbijstand niet kunnen worden toegewezen. Verzoeker heeft zich in de strafzaak laten bijstaan door een juridisch adviseur, te weten [betrokkene 1] van [A] Rechtspraktijk. Nu de rechtsbijstand niet is verleend door een op het tableau ingeschreven advocaat, is geen sprake van kosten van een raadsman als bedoeld in artikel 530 Sv. Om diezelfde reden is er geen grond voor vergoeding van de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. Tot slot is de officier van justitie van mening dat bij gebreke van onderbouwing de verzochte verletkosten evenmin kunnen worden toegewezen.
De advocaat-generaal heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat de kosten voor rechtsbijstand op gronden van billijkheid kunnen worden toegewezen. De inspanningen van de juridisch adviseur hebben het belang van het onderzoek bij de kantonrechter gediend. Er is voldoende verband om - naar analogie van artikel 529 Sv - tot toewijzing van de kosten over te gaan. Verder komen de kosten voor het indienen van het verzoekschrift en de reis- en verletkosten van verzoeker voor het bijwonen van de zitting van de kantonrechter op 4 december 2019 voor vergoeding in aanmerking, de verletkosten tot een bedrag van € 150,-.
Een redelijke uitleg van het begrip “de kosten van een raadsman” in artikel 530, tweede lid, Sv brengt naar het oordeel van het hof mee dat daaronder ook moet worden begrepen de kosten van door een derde, niet zijnde een advocaat, beroepsmatig verleende rechtsbijstand in een procedure bij de kantonrechter. De wetgever heeft in een dergelijke procedure niet voorgeschreven dat rechtsbijstand alleen kan plaatsvinden door een op het tableau ingeschreven advocaat.
Het hof is van oordeel dat de kosten van rechtsbijstand, waarvan hier vergoeding wordt verzocht, voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. [betrokkene 1] treedt veelvuldig op als juridisch adviseur in kantonprocedures. Rechtsbijstandverlening vormt voor [betrokkene 1] een vast onderdeel van een duurzame op het vergaren van inkomsten gerichte taakuitoefening. Hij is als rechtsbijstandverlener voldoende juridisch geschoold voor procedures als deze. De kosten voor rechtsbijstand zullen daarom op de voet van artikel 530, tweede lid, Sv worden toegewezen zoals verzocht.”
3.3.1
Het juridisch kader is weergegeven in de conclusie van de procureur-generaal onder 13. Daarvan zijn in het bijzonder de volgende bepalingen van belang:
- artikel 530 lid 2 Sv:
“Indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht kan aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij tengevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens voor zover artikel 44a van de Wet op de rechtsbijstand van toepassing is, in de kosten van een raadsman. Een vergoeding voor de kosten van een raadsman gedurende de verzekering en de voorlopige hechtenis is hierin begrepen. Een vergoeding voor deze kosten kan voorts worden toegekend in het geval dat de zaak eindigt met oplegging van straf of maatregel op grond van een feit, waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten.”
- artikel 28 leden 1 en 2 Sv:
“1. De verdachte heeft het recht om zich, overeenkomstig de bepalingen van dit wetboek, te doen bijstaan door een raadsman.
2. Aan de verdachte wordt overeenkomstig de wijze bij de wet bepaald door een aangewezen of gekozen raadsman rechtsbijstand verleend.”
- artikel 37 Sv:
“1. Als raadslieden worden toegelaten in Nederland op het tableau van de Nederlandse orde van advocaten ingeschreven advocaten.
2. Voorts worden toegelaten de personen bedoeld in artikel 16b dan wel 16h van de Advocatenwet, indien zij samenwerken met een in Nederland ingeschreven advocaat overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 16e respectievelijk 16j van de Advocatenwet ”
- artikel 38 lid 1 Sv:
“De verdachte is te allen tijde bevoegd een of meer raadslieden te kiezen.”
- artikel 398, aanhef en onder 2°, Sv:
“Op het rechtsgeding bij de kantonrechter zijn overigens de Vijfde Titel en de Zesde Titel van dit Boek van overeenkomstige toepassing, behoudens de navolgende uitzonderingen:
2. De verdachte kan, tenzij hij vervolgd wordt ter zake van misdrijf of de kantonrechter beveelt dat hij in persoon zal verschijnen, zich op de terechtzitting doen vertegenwoordigen door een advocaat, indien deze aldaar verklaart daartoe bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn, of wel door een daartoe bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde.”
3.4
Als een zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan op grond van artikel 530 lid 2 Sv aan de gewezen verdachte uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de kosten van een raadsman.
3.5.1
Aan het begrip ‘raadsman’ in artikel 530 lid 2 Sv komt geen andere betekenis toe dan dat begrip heeft in artikel 37 Sv. Onder de in artikel 530 lid 2 Sv bedoelde kosten van een raadsman kunnen daarom alleen worden begrepen de kosten die zijn gemaakt door een advocaat die is ingeschreven op het tableau van de Nederlandse orde van advocaten, of die overeenkomstig artikel 37 lid 2 Sv als raadsman is toegelaten. Deze regeling hangt ermee samen dat in strafzaken de verlening van rechtsbijstand plaatsvindt door een advocaat (vgl. artikel 28 Sv), waarbij die rechtsbijstandverlening is omgeven met waarborgen die er in het bijzonder in bestaan dat een advocaat is gebonden aan de wet- en regelgeving die op het optreden als advocaat van toepassing zijn en is onderworpen aan het tuchtrecht.
3.5.2
Hieruit volgt dat onder de kosten van een raadsman als bedoeld in artikel 530 lid 2 Sv ook niet kunnen worden begrepen de kosten van degene die op grond van artikel 398, aanhef en onder 2°, Sv de verdachte vertegenwoordigt op de terechtzitting in de strafzaak bij de kantonrechter. De in die bepaling genoemde vertegenwoordiging door een gemachtigde kan immers niet worden gelijkgesteld met het verlenen van rechtsbijstand door een raadsman (vgl. HR 14 november 1932, ECLI:NL:HR:1932:258).
3.6
Het oordeel van het hof dat “de kosten van door een derde, niet zijnde een advocaat, beroepsmatig verleende rechtsbijstand in een procedure bij de kantonrechter” kunnen worden begrepen onder de kosten van een raadsman als bedoeld in artikel 530 lid 2 Sv, is – gelet op wat onder 3.5 is vooropgesteld – onjuist. Het cassatiemiddel is daarom terecht voorgesteld.

4.Beslissing

De Hoge Raad vernietigt in het belang van de wet de beschikking van het hof.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 maart 2023.