Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.de vennootschap onder firma FIRMA [appellant 1 ] EN ZONEN,
[appellant 2],
[appellant 3],
1.de commanditaire vennootschap [appellant 4] ,
1.De zaak in het kort
2.Het verloop van de procedure in hoger beroep
3.Feiten
4.De procedure bij de rechtbank
5.De beoordeling in hoger beroep
partijenin deze procedure professioneel of zakelijk kende en tegenover hen niet vrij stond zoals is bedoeld in de Leidraad deskundigen in civiele zaken. Dit werd niet anders doordat [Persoon 1] - naar [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. stellen - gedurende de uitvoering van het deskundigenonderzoek erachter kwam dat Tulpenadvies B.V. in de persoon van [Persoon 2] teeltadvies gaf aan [geïntimeerde] . Dat [Persoon 1] de adviseur van een van de partijen kende, bracht niet mee dat hij zich in dit geval diende terug te trekken als deskundige in de procedure. Ook heeft [Persoon 1] door samen met [Persoon 2] publicaties te verzorgen in het Vakblad niet de schijn gewekt dat hij in deze zaak partijdig zou zijn. De omstandigheden die [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. hebben aangevoerd, zijn onvoldoende om, objectief beschouwd, twijfel te kunnen rechtvaardigen aan de onpartijdigheid van de deskundige. De eerste grief in beide zaken is vergeefs voorgesteld.
De deskundige heeft in het deskundigenbericht de verschillende vragen beantwoord die hem door de rechtbank zijn gesteld. Hem is niet gevraagd een eigen beschrijving van het schadebeeld te geven. Op p. 3 van het deskundigenbericht heeft de deskundige volstaan met een verwijzing naar overgelegde stukken waarin het schadebeeld is beschreven en de foto’s waarop de stand van het gewas en de schade zichtbaar is. Dat de deskundige in zijn rapportage geen eigen beschrijving van het schadebeeld heeft gegeven, maakt in dit geval niet dat zijn conclusies niet kunnen worden gevolgd. Op dit punt faalt grief 2 van [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s.
- [appellanten 2] heeft op 12 januari 2018 en op 7 en 12 april 2018 drie locaties in een bepaalde volgorde bespoten. Op de eerste twee bespoten percelen werden tulpenbollen van [geïntimeerde] geteeld en op de derde locatie tulpenbollen van [appellant 1 ] zelf.
- In januari 2018 heeft [appellanten 2] de bespuiting verdeeld over drie tanks. Na de bespuiting van het eerste perceel is de tank opnieuw gevuld en is begonnen met de bespuiting van het tweede perceel. In april 2018 zijn de percelen met één tank bespoten.
- Aan de tulpen/tulpenbollen van het eerste perceel is ernstige schade ontstaan. Bij het tweede perceel is alleen aan het begin schade, daarna neemt de schade snel af en op de derde locatie is geen of nauwelijks schade.
- Het schadebeeld op de percelen bestond uit onvoldoende gestrekte (gegroeide) tulpen die in hun ontwikkeling waren gestagneerd en krimpsporen vertoonden. Het gewas was bleek, dat is minder groen dan gebruikelijk. De bollen waren misvormd, gekrompen en rimpelig en er zaten voze bollen tussen.
- Op de foto’s zijn zichtbaar de regels (bloembedden) en spuitpaden (de paden waar de wielen van de spuitmachine overheen rijden). Op de foto’s is te zien dat op enkele plekken het schadebeeld ontbreekt. Eén van de regels van perceel 1 wijkt af van de rest. In deze regel zijn de tulpen wel uitgegroeid en in deze regel staat onkruid. Verder zijn op de foto’s van het eerste perceel drie driehoeken in de beplanting zichtbaar waar het gewas er beter (groener) bijstaat dan de rest.
Dat bepaalde driehoeken in het perceel zijn gemist bij de bespuitingen, is volgens [geïntimeerde] het gevolg van de vorm van het perceel. De regels lopen niet haaks op de kop van het perceel. Als de spuiter bij het einde van het perceel komt, wordt de spuitarm uitgeschakeld en daardoor wordt een deel van de regels gemist bij het spuiten. Vervolgens wordt langs de kop gespoten, maar wordt op kruisende gedeelten een aantal driehoekjes gemist. Naast de afwezigheid van schade aan de tulpen wijst de aanwezigheid van onkruid in de gemiste delen van het perceel erop dat deze delen van het perceel niet zijn bespoten, aldus [geïntimeerde] .
[appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. zijn niet gemotiveerd ingegaan op de hiervoor weergegeven uiteenzetting van [geïntimeerde] dat naast de drie spuitpaden een regel niet is bespoten en zich in de beplanting de genoemde driehoeken bevonden waarvan moet worden aangenomen dat die onbespoten zijn gebleven, zodat het hof van de juistheid van dat uitgangspunt zal uitgaan.
Als de rechter de zienswijze van de door hem aangewezen deskundige volgt, zal de rechter zijn beslissing in het algemeen niet verder behoeven te motiveren dan door aan te geven dat de door deze deskundige gebezigde motivering - zeker als deze vooral is gebaseerd op bijzondere kennis, ervaring en/of intuïtie - hem overtuigend voorkomt. De rechter zal op specifieke bezwaren van partijen tegen de zienswijze van de door hem aangewezen deskundige moeten ingaan, als deze bezwaren een voldoende gemotiveerde betwisting inhouden van de juistheid van deze zienswijze. (HR 5 december 2003 ECLI:NL:HR:2003:AN8478 en HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2921). Het rapport van deskundige [Persoon 1] is opgesteld door een op de geëigende wijze door de rechtbank benoemde deskundige van wie de deskundigheid niet ter discussie staat. De bevindingen heeft de deskundige toegelicht en onderbouwd. Hij heeft de hem gestelde vragen beantwoord. Omtrent de totstandkoming van het rapport zijn geen onregelmatigheden gesteld of gebleken. Dit alles betekent dat het hof de juistheid van het rapport in beginsel tot uitgangspunt neemt.
De mogelijkheid dat de schade is ontstaan door de bespuitingen op 7 en/of 12 april 2018 baseert de deskundige op de concentraties stoffen die zijn gevonden in de monstername van 25 april 2018 en het moment waarop voor het eerst duidelijk werd dat er schade was aan het gewas. Op 17 april 2018 is schade waargenomen en dat was recent na de bespuitingen die op 7 en 12 april 2018 plaatsvonden.
Ook voeren [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. aan dat de rechtbank heeft miskend dat de deskundige niet heeft vastgesteld dat onjuiste middelen zijn gebruikt of dat een dubbele bespuiting heeft plaatsgevonden. Zij voeren in dit verband aan dat het niet vreemd is dat in de genomen monsters van 25 april 2018 sporen van Tebuconazool zijn aangetroffen. Blijkens het spuitboekje is op diezelfde dag nog gespoten met het middel
Folicur scdat als bestanddeel Tebuconazool heeft. Het schadebeeld is echter al vóór 25 april 2018 aangetroffen en de fabrikant van Tebuconazool heeft nooit vergelijkbare schadebeelden waargenomen als gevolg van het gebruik van dit middel. Verder wordt bestreden dat de aangetroffen concentratie Chloorprofam wijst op een doseerfout van het middel
Certis Chloor IPCdat als bestanddeel Chloorprofam heeft. Er is een minimale concentratie aangetroffen die goed te verklaren is vanwege een - correct gedoseerde - bespuiting op 12 april 2018. Daar komt bij dat de fabrikant van het laatstgenoemde middel niet bekend was met het geconstateerde schadebeeld. Ook is van belang dat uit de grond- en gewasmonsters van 25 april 2018 juist niet is gebleken van verdachte gewasbeschermingsmiddelen.
Op grond van al deze redenen zijn [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. van mening dat de verwijzing van de deskundige naar de aangetroffen Tebuconazool en Chloorprofam elke relevantie mist, maar vooral dat daaruit niet kan worden geconcludeerd dat de genoemde middelen waren overgedoseerd, laat staan dat een fout van [appellanten 2] tot de schade heeft geleid.