Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.1. [appellant 1] ,
advocaat: mr. N.E.P. Gustings te Rijswijk,
1.[geïntimeerde 1] ,
1.1. De zaak in het kort
2.2. Het geding in hoger beroep
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
[appellanten] . hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van [geïntimeerden] alsnog zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van beide instanties.
3.De feiten
4.De beoordeling
- een veroordeling om de door hen gehuurde woonruimte geschikt en gereed te maken voor hun terugkeer, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- een verbod om [geïntimeerden] uit de wisselwoning te zetten en deze woning te ontruimen;
- een hoofdelijke veroordeling tot betaling van een voorschot op een verhuiskostenvergoeding en;
- hoofdelijke veroordeling tot vergoeding van de proceskosten.
[geïntimeerden] hebben hiertoe onder meer aangevoerd dat hun relatie zich laat typeren als die van buren en hun huidige verblijfplaats, de wisselwoning in [plaats 2] , waarin zij al ruim een jaar verblijven, aan hen niet de privacy geeft die zij in de woonruimte in het pand ieder op hun eigen etage wel genoten.
4.3 De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis de gedaagden veroordeeld om de woonruimte van [geïntimeerden] binnen zestig dagen na betekening van het vonnis geschikt en gereed te maken voor bewoning, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 50.000,00 per persoon. Daarnaast heeft de kantonrechter bepaald dat [geïntimeerden] niet uit de wisselwoning mogen worden gezet, zolang zij niet zijn teruggekeerd in hun eigen woning of zijn verhuisd naar een andere passende woonruimte. Ook zijn de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een voorschot op een bijdrage in de verhuiskosten van € 2.500,00 aan [geïntimeerden] Ten slotte zijn zij ook in de proceskosten veroordeeld.
grief 1is aangevoerd dat [appellant 1] sinds 20 december 2023 geen eigenaar van het pand meer is en daarom ook niet meer kan gelden als verhuurder van de woonruimte in het pand. Zoals uit de feiten blijkt zijn alleen [appellant 2] en Great Peninsula Services eigenaren en dus verhuurders. De vorderingen van [geïntimeerden] zijn dan ook ten onrechte jegens [appellant 1] toegewezen, aldus [appellanten] .
grief 2is betoogd dat [appellanten] . in eerste aanleg onvoldoende mogelijkheid hebben gekregen om zich te verweren en daarmee jegens hen het recht op hoor en wederhoor is geschonden. Kort voor de zitting bij de kantonrechter heeft de eerdere advocaat van [appellanten] . zich onttrokken. [appellant 1] is daarom alleen naar de zitting gegaan. Hij is echter de Nederlandse taal onvoldoende machtig waardoor hij de vragen van de kantonrechter onvoldoende heeft begrepen en beantwoord. Ook zijn geen processtukken van de zijde van [appellanten] . ingediend.
grieven 3 tot en met 7 en 9zijn gestoeld op de volgende stellingen van [appellanten] . Vanwege een aantal incidenten met [geïntimeerden] (diefstal uit het café op de begane grond van het pand) is besloten tot verbouwing van de bedrijfsruimte op de begane grond van het pand. De gezamenlijke entree is daarbij gesloten en er zijn twee aparte ingangen gemaakt, zodat de bedrijfsruimte niet meer toegankelijk was voor [geïntimeerden] De complexe en verouderde constructie van het pand maakte dat dit een kostbare aangelegenheid was. Naar aanleiding van het advies van een architect daartoe ontstond vervolgens de wens het gehele pand aan te pakken. De woonruimte was sterk verouderd en bevond zich in erbarmelijke staat. [geïntimeerden] hadden ook meermalen geklaagd over gebreken. Met [geïntimeerden] is gesproken over verschillende mogelijkheden, waaronder vertrek naar een andere huurwoning of terugkeer naar de woonruimte in het pand tegen een veel hogere huurprijs. Tot duidelijke afspraken hierover is het echter niet gekomen. Aanvankelijk zou het geheel aan renovatiewerkzaamheden een bedrag van € 220.000,00 kosten. Dit bedrag is op € 20.000,00 na gefinancierd met een hypothecaire geldlening bovenop de hypotheek van € 400.000,00 die al op het pand rustte. Pas na de verhuizing naar de wisselwoning hebben [geïntimeerden] toestemming gegeven de woonruimte in het pand te renoveren. Hoewel [geïntimeerden] niet direct hebben ingestemd met de verlangde hogere huur, wisten zij dat met de renovatie, waarbij van de woonruimte twee zelfstandige woningen zouden worden gemaakt, die huurverhoging naar € 1.650,00 per appartement per maand is aangezegd. Al snel na de start van de werkzaamheden is men geconfronteerd met gestegen bouwkosten, die de renovatie ongeveer € 100.000,00 duurder maakten. Tegelijkertijd deden zich diverse onverwachte complicaties voor; het pand bleek in veel slechtere staat dan verwacht. De verbouwing kon daardoor ook niet worden voltooid met het uiteindelijk beschikbare bedrag van € 320.650,00. Er was aanvullend nog een bedrag van minimaal € 150.000,00 nodig. Ook zijn de bouwkosten vervolgens nogmaals omhoog gegaan. Ondanks een naarstige zoektocht naar financiering, wordt tot op heden bij banken en andere financiers steeds bot gevangen. Die achten de huurinkomsten dusdanig laag dat zij menen dat de renovatie niet rendabel zal zijn. Door het gebrek aan financiële middelen is de verbouwing stil komen te liggen. Jarenlang is getracht overeenstemming te bereiken met [geïntimeerden] over de huurprijs na renovatie. Veelvuldig is geprobeerd afspraken te maken over een redelijke huur na renovatie zoals bedoeld in artikel 7:220 lid 2 BW. [geïntimeerden] hebben halsstarrig vastgehouden aan onredelijke eisen op dit vlak. Indien de situatie voortduurt, zal jegens de kredietverstrekker niet langer kunnen worden voldaan aan de financiële verplichtingen uit het pand en zal het pand door middel van een executieverkoop worden verkocht, waarna een torenhoge schuld zal resteren voor de eigenaren. De betrokken aannemers hebben inmiddels andere opdrachten aangenomen. Terugkeer naar het pand is in elk geval voorlopig dus geen optie voor [geïntimeerden] [appellant 1] , die tijdelijk bij een vriend verblijft zodat de woning aan [straat 2] in [plaats 2] kan worden aangepast ten behoeve van zijn echtgenote, heeft [geïntimeerden] deze woning als wisselwoning aangeboden voor de duur van de verbouwing tegen dezelfde huurprijs als de woonruimte in het pand. De wisselwoning biedt aanzienlijk meer woongenot. [appellanten] . hebben het verschil met de hogere daadwerkelijke huur die € 2.870,00 per maand bedraagt, steeds bijgelegd. Vervolgens is [geïntimeerden] aangeboden om definitief te verhuizen naar een appartement aan [straat 3] te [plaats 2] tegen de huidige huurprijs voor een periode van zes maanden. [geïntimeerden] hebben dit geweigerd. Onder al deze omstandigheden kon de kantonrechter volgens [appellanten] . niet tot de beslissing komen dat de woonruimte in het pand weer geschikt en gereed diende te worden gemaakt voor terugkeer. Het feit dat de oorspronkelijke woonruimte niet langer geschikt was voor bewoning maakte volgens [appellanten] . dat de huurovereenkomst gerechtvaardigd is ontbonden op de voet van artikel 7:210 jo 7:206 BW. Het verhelpen van de gebreken aan de woonruimte kan niet langer worden gevergd door [geïntimeerden] , aldus [appellanten] . Vanwege de bestaande feitelijke onmacht om de verbouwing te voltooien kon aan deze veroordeling ook geen dwangsom worden verbonden. Aangezien de vordering een onmogelijkheid betreft, kan evenmin een spoedeisend belang worden vastgesteld. [appellanten] . hebben ter zitting in hoger beroep voor het geval de veroordeling tot het gereed en geschikt maken van de woonruimte in het pand wordt bekrachtigd en daarbij de dwangsom wordt gehandhaafd, verzocht de daaraan verbonden termijn te verlengen met drie maanden.
5. De beslissing
- [appellant 1] is veroordeeld tot het geschikt en gereed maken van de woonruimte in het pand aan de [straat 1] te [plaats 1] ;
- [appellanten] . daartoe een dwangsom is opgelegd ingaande op zestig dagen na betekening van het bestreden vonnis en;