ECLI:NL:GHAMS:2024:1407
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis met vervangende bewijsoverweging en toevoeging strafbaarheid dader in zaak van pogingen tot diefstal in vereniging
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 25 januari 2024 was gewezen. De verdachte, geboren in 1998 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor pogingen tot diefstal in vereniging. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 9 maanden geëist, met aftrek van voorarrest.
Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, maar verving de bewijsoverweging en voegde een overweging toe over de strafbaarheid van de dader. De verdediging had vrijspraak bepleit voor de tenlastegelegde feiten, met het argument dat er onvoldoende bewijs was voor feit 2 en dat er geen sprake was van een begin van uitvoering van de diefstal. Het hof oordeelde echter dat de gedragingen van de verdachten, zoals het uitkiezen van slachtoffers en het proberen spullen weg te nemen, voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een begin van uitvoering.
Ten aanzien van de vrijwillige terugtred van de verdachte bij feit 3 oordeelde het hof dat deze niet als vrijwillig kon worden aangemerkt, aangezien de terugtred plaatsvond op het moment dat de aangever merkte dat er iets uit zijn zak werd weggenomen. Het hof verwierp daarom het verweer van de raadsman en achtte alle drie de pogingen tot diefstal in vereniging wettig en overtuigend bewezen. De beslissing van het hof was om het vonnis waarvan beroep te bevestigen, met inachtneming van de nieuwe overwegingen.