ECLI:NL:GHAMS:2024:1404
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte voor invoer van cocaïne na onderzoek naar omstandigheden van de zaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1986 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland op 23 september 2023 te Schiphol. De verdachte had eten meegenomen voor zijn nicht vanuit Suriname, en het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de invoer van cocaïne. De verdachte verklaarde dat hij de vissen, waarin de cocaïne was aangetroffen, van zijn nicht had gekregen en dat hij niets ongewoons had opgemerkt aan de voedingsmiddelen. Het hof concludeerde dat de uiterlijke kenmerken van de vissen geen argwaan bij de verdachte hadden moeten opwekken en dat er bijzondere omstandigheden waren die zijn verklaring geloofwaardig maakten. De advocaat-generaal en de raadsvrouw stelden dat de verdachte vrijgesproken moest worden, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet. Het hof volgde dit standpunt en sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd en de voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven.