ECLI:NL:GHAMS:2024:1403

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
23-002841-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing naar de rechtbank wegens niet verzonden dagvaarding naar opgegeven adres

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1989 en thans zonder vaste woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 8 maart 2023. De zaak betreft meerdere tenlasteleggingen, waaronder diefstal, bedreiging en belediging van ambtenaren. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 mei 2024 heeft de raadsman aangevoerd dat de zaak teruggeworpen moet worden naar de rechtbank, omdat de verdachte niet in staat was om zijn aanwezigheidsrecht uit te oefenen. Dit was het gevolg van het feit dat hij gedetineerd was in Zwitserland en er geen gemachtigd raadsman aanwezig was in de eerste aanleg.

Het hof heeft vastgesteld dat de dagvaarding niet op de juiste wijze was verzonden naar het door de verdachte opgegeven adres. Volgens artikel 36g lid 1 sub a van het Wetboek van Strafvordering dient een afschrift van de dagvaarding te worden verzonden naar het laatst opgegeven adres van de verdachte. De verdachte had tijdens zijn politieverhoor een adres opgegeven, maar er is geen bewijs dat de dagvaarding naar dit adres is verzonden. Het hof concludeert dat de rechtbank had moeten schorsen om de verdachte in de gelegenheid te stellen aanwezig te zijn bij de zitting. Aangezien de verdachte niet op de juiste wijze op de hoogte is gebracht van de zitting, heeft het hof besloten de zaak terug te wijzen naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, zodat deze opnieuw recht kan doen met inachtneming van het arrest.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002841-23
datum uitspraak: 22 mei 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 maart 2023 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-195714-20 (zaak A) en 13-072886-22 (zaak B), alsmede 23-000826-19 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1989,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats,
postadres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 mei 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
In zaak A:
1.
hij in of omstreeks de periode van 29 juni 2020 tot en met 30 juni 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg (te weten Nieuwezijds Voorburgwal) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (onder meer) een koffer met inhoud (te weten meerdere stukken (merk)kleding en/of schoenen) en/of een (Yeti) koelbox en/of AirPods en/of een of meer zonnebril(len), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen (uit een geparkeerde personenauto met kenteken [kenteken]) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
In zaak B (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 22 maart 2022 te Diemen, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Als je mij aanraakt schiet ik je eerst door je hart en daarna in je been en daarna in je ballen." en/of "Ik ga je familie neerschieten." en/of "Ik heb een mes bij me die heb ik in mijn [bedrijf] tas zitten. Deze ga ik pakken en dan steek ik je neer.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 22 maart 2022 te Diemen, althans in Nederland, een fiets, te weten een Super 73 Moon Rock, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op of omstreeks 22 maart 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3], Arrestantenzorg, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling en/of door feitelijkheden heeft beledigd door haar de woorden toe te voegen: "Jullie kankermoeders, kankerhoeren", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of door in/tegen het gezicht, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] te spugen;
4.
hij op of omstreeks 22 maart 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk een of meer ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 4], brigadier bij de Eenheid Amsterdam en/of [slachtoffer 5], hoofdagent bij de Eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: "Jullie kankermoeder' en/of "Ik ga jullie moeder neuken" , althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
5.
hij op of omstreeks 22 maart 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, [slachtoffer 4], brigadier bij de Eenheid Amsterdam en/of [slachtoffer 5], hoofdagent bij de Eenheid Amsterdam, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga zorgen dat jullie gehandicapt worden" en/of "Ik ga jullie benen breken" en/of "Ik ga er 8 jaar voor zitten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de zaak teruggewezen moet worden naar de rechtbank Amsterdam. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte ten tijde van de zitting bij de politierechter gedetineerd zat in Zwitserland, waardoor hij zijn aanwezigheidsrecht niet heeft kunnen uitoefenen. Bovendien was er geen gemachtigd raadsman in eerste aanleg.
Het hof overweegt als volgt.
Op 7 februari 2023 is de akte met de dagvaarding van de verdachte voor de zitting van de politierechter betekend aan het Openbaar Ministerie. Aangezien uit de SKDB blijkt dat de verdachte sinds november 2021 niet meer stond ingeschreven in de BRP, en zijn laatst (te weten op 15 juni 2022) opgegeven adres “zonder vaste woon- of verblijfplaats” was, heeft die betekening op de juiste wijze plaatsgevonden
Echter volgt uit artikel 36g lid 1 sub a Wetboek van Strafvordering (Sv) dat een afschrift van de dagvaarding dient te worden verzonden aan het door de verdachte laatst opgegeven adres, indien de verdachte bij zijn eerste verhoor in de desbetreffende strafzaak aan de verhorende ambtenaar een adres in Nederland heeft opgegeven waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden. De verdachte heeft tijdens zijn politieverhoor op 23 maart 2022 in zaak B [adres] als adres opgegeven. Dit was dus na zijn uitschrijving uit de BRP van datzelfde adres. Het feit van algemene bekendheid dat dit een postadres is, ontsloeg het Openbaar Ministerie niet van de verplichting om een afschrift van de dagvaarding naar het in deze strafzaak door de verdachte in zaak B opgegeven adres te sturen.
Uit de SKDB blijkt het laatst opgegeven adres van 15 juni 2022 “zonder vaste woon- of verblijfplaats” te zijn. Uit een zich in het dossier bevindende verhoor van diezelfde datum (betreffende een andere strafzaak) blijkt dat de verdachte, gevraagd naar waar hij woonde, heeft verklaard dakloos te zijn. Het hof gaat ervan uit dat de “laatst opgegeven woon- of verblijfplaats” in de SKDB-informatiestaat betrekking heeft op de opgave in dit verhoor. Dat neemt niet weg dat hij het hiervoor opgegeven adres [adres] kennelijk als postadres hanteert en heeft opgegeven bij zijn politieverhoor in zaak B.
Nu niet uit de stukken blijkt dat een afschrift van de dagvaarding voor de terechtzitting op 8 maart 2023 is verzonden aan het door de verdachte in zaak B opgegeven adres, en niet is gebleken dat die verzending ingevolge art. 36g lid 3 Sv achterwege kon blijven, had de rechtbank tot schorsing van het onderzoek ter terechtzitting moeten overgaan om de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek op de terechtzitting aanwezig te zijn. Nu de verdachte niet op de bij de wet voorgeschreven wijze op de hoogte is gebracht van de zitting, is de verzochte terugwijzing naar de rechtbank op zijn plaats.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst de zaak terug naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. B.E. Dijkers en mr. C. Laukens, in tegenwoordigheid van mr. R. Bleumers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 mei 2024.
mr. B.E. Dijkers en mr. C. Laukens zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.