ECLI:NL:GHAMS:2024:1398

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
23-002226-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een Mercedes en gewoontewitwassen van contante geldbedragen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het witwassen van een Mercedes Benz E63 AMG S4Matic Limousine en gewoontewitwassen van contante geldbedragen. De verdachte, geboren in 1989, werd beschuldigd van het verwerven en voorhanden hebben van de Mercedes, die afkomstig was van een doodgeschoten vriend, en het storten van in totaal € 34.610,00 op haar bankrekening over een periode van 18 maanden. Het hof oordeelde dat de verdachte de Mercedes had verworven en voorhanden had gehad, maar sprak haar vrij van het verhullen van de herkomst van de auto. De verdachte werd schuldig bevonden aan gewoontewitwassen van de contante stortingen, omdat deze niet in verhouding stonden tot haar legale inkomsten. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 9 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Het hof matigde de straf tot 7 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Mercedes werd verbeurd verklaard, terwijl andere in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte werden teruggegeven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002226-20
datum uitspraak: 1 mei 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 september 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-845210-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres 1] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 april 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.

1-OPV
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 07 juli 2017 tot en met 06 november 2017 te Amsterdam en/of Ibiza en/of Marbella en/of Malaga, althans in Nederland en/of Spanje,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) (van) een of meer voorwerp(en), te weten (onder meer):
- een Mercedes Benz E63 AMG S4Matic Limousine, met chassisnummer [nummer] met tijdelijk (export)kenteken [kenteken 1] ,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op voornoemde voorwerp(en) is/zijn en/of wie voornoemde voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben
en/of
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt,
terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - geheel of gedeeltelijk (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

2.2. primair

4-OPV
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 april 2016 tot en met 06 november 2017 te Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) (van) een of meer voorwerp(en) en/of een of meer geldbedrag(en), te weten (onder meer):
  • een of meer contante storting(en) voor een totaalbedrag van (ongeveer) 34.610,- euro op ING betaalrekening met nummer [rekeningnummer] op naam van haar, verdachte [verdachte] (AMB-017, AMB-027 en AMB-027a), althans een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 11.806,67 euro aan bestedingen aan luxe aankopen en/of een of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 886,98 euro en/of 1.030,91 euro aan bestedingen aan vliegtickets en/of een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 743,52 euro aan bestedingen verband houdende met de huur van voertuigen bij [bedrijf 1] en/of
  • een (groot) contant geldbedrag van in totaal (ongeveer) 12.000,- euro (0-AMB-028b),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op voornoemde voorwerp(en) is/zijn en/of wie voornoemde voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben
en/of
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt,
terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - geheel of gedeeltelijk (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

2.subsidiair

zij op of omstreeks 06 november 2017, te Amsterdam, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een (groot) contant geldbedrag van in totaal (ongeveer) 12.000,- euro, heeft verworven en/of voorhanden gehad, terwijl zij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.
Standpunten van partijen inzake het bewijs
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 en feit 2 primair wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van feit 1 kan worden bewezen dat de verdachte de Mercedes Benz met (export)kenteken [kenteken 1] heeft witgewassen door deze auto voorhanden te hebben, over te dragen en de vindplaats ervan te verhullen door de auto aan het zicht te onttrekken. Deze auto was afkomstig uit enig misdrijf en de verdachte wist dit. Bij het witwassen van deze auto was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , zodat medeplegen kan worden bewezen. Niet kan worden bewezen dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 primair kan worden bewezen dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van geldbedragen. De verdachte heeft onder meer een geldbedrag van € 12.000,00 voorhanden gehad; dit geldbedrag is bij een doorzoeking aangetroffen samen met een ‘ [bedrijf 1] express card’ op naam van de verdachte in een schoenendoos in een kast op de woonverdieping van de verdachte. De verdachte heeft ook een contant geldbedrag van in totaal € 34.610,00 voorhanden gehad en omgezet door dit te storten op haar bankrekening. De verklaring van de verdachte dat dit geldbedrag afkomstig is van sparen en schenkingen, is niet concreet, niet verifieerbaar en op voorhand hoogst onwaarschijnlijk, zodat het gerechtvaardigd vermoeden van witwassen niet is ontzenuwd en een criminele herkomst van het geld als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 kan niet worden bewezen dat de verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, witwashandelingen heeft verricht met betrekking tot de Mercedes Benz met (export)kenteken [kenteken 1] . De verdachte heeft enkel de garage op Ibiza waar de auto stond aan [naam 1] (hierna ook: [naam 1] ) aangewezen en [naam 1] heeft deze auto vervolgens daar opgehaald. De verdachte wilde enkel dat de auto in het bezit kwam van de erfgenamen van de kort daarvoor overleden eigenaar van de auto, [naam 2] . Bovendien lag haar tas er nog in. De verdachte heeft de auto dus niet verworven, voorhanden gehad of ervan gebruikgemaakt en zij heeft geen verhullingshandeling(en) verricht met betrekking tot deze auto. Ook kan wetenschap van de verdachte inzake de criminele herkomst van de Mercedes Benz niet worden bewezen. Zij had geen reden te vermoeden dat [naam 2] zich in criminele kringen begaf. De online krantenartikelen die kort na de dood van [naam 2] op de laptop van de verdachte zijn bezocht, heeft niet zijzelf maar haar moeder geopend en gelezen. Bovendien blijkt uit deze artikelen niet dat [naam 2] zijn geld verdiende met criminele activiteiten.
Ten aanzien van feit 2 kan niet worden bewezen dat het op de bankrekening van de verdachte gestorte
contante geldbedrag van € 34.610,00 afkomstig is uit enig misdrijf. Het geld was (deels) afkomstig van haar moeder en stiefvader. Ook ontving zij terugbetalingen van vrienden en familieleden vanwege het voorschieten van geld. Daarnaast ontving zij vanaf april 2017 een WW-uitkering en heeft zij in totaal ruim € 28.000,00 van haar toenmalige vriend ontvangen die een goed lopend restaurant had. Wat betreft het bij de doorzoeking aangetroffen geldbedrag van € 12.000,00 kan niet worden bewezen dat de verdachte dit bedrag, zo begrijpt het hof, voorhanden heeft gehad, omdat zij zich niet bewust was van de aanwezigheid van het geld en daar geen beschikkingsmacht over had. Ook anderen hadden toegang tot de niet afgesloten gangkast op de derde verdieping van het pand waar het geldbedrag is aangetroffen.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat, ten aanzien van feit 2, hooguit bewezen kan worden verklaard dat de verdachte genoemd geldbedrag van ruim € 28.000,00 heeft witgewassen.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het voorwaardelijk verzoek gedaan om – indien het hof tot een bewezenverklaring komt van feit 1 – de garagehouder op Ibiza en [naam 3] te horen als getuigen. De garagehouder kan bevestigen dat de verdachte op 23 juli 2017 met een man ( [naam 1] ) bij de garage kwam, dat de Mercedes aan die man is meegegeven en dat die man met de Mercedes is weggereden. Ook kan hij verklaren dat zijn eerdere, summiere verklaring dat de auto op
23 juli 2017 door de levenspartner van [naam 2] is opgehaald, niet juist is. [naam 3] kan bevestigen dat hij de verdachte naar het vliegveld in Malaga heeft gebracht en dat hij niet met haar naar Marbella is geweest. Ook kan hij verklaren over wat hij, na het afzetten van de verdachte in Malaga, met de Mercedes heeft gedaan.
Bewijs
Feiten en omstandigheden
Het hof stelt op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
Uit de politieregistratiesystemen volgt dat [naam 2] vanaf 2011 contacten had met vele personen die crimineel actief zijn (geweest). Sommige van deze personen zijn een gewelddadige dood gestorven. Ook is regelmatig sprake geweest van doodsbedreigingen van [naam 2] . Op 26 juni 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de politie en [naam 2] waarin werd meegedeeld dat er een dreiging op zijn leven was. Op 9 april 2017 heeft [naam 2] de politiemeldkamer gebeld vanwege een verdachte situatie waarbij hij aangaf dat hem eerder door de recherche verteld was dat er een dreiging op zijn leven was en hij mogelijk geliquideerd ging worden. [2] [naam 2] komt voor in 38 rechercheonderzoeken, waaronder liquidatie-onderzoeken. [3] Voor zijn overlijden was er een onderzoek terzake van witwassen op hem gestart en uit dat onderzoek is de verdenking ontstaan dat hij zich bezig heeft gehouden met het plegen van diverse misdrijven waar hij kennelijk (veel) geld mee verdiende. [4] Bij onderzoek naar de bankrekening van [naam 2] zijn geen transacties gevonden die duiden op een inkomen. [5] [naam 2] is veroordeeld voor onder meer wederrechtelijke vrijheidsberoving, openlijke geweldpleging, overtreding van de Wet wapens en munitie, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, oplichting en witwassen. [6]
Op 7 juli 2017 is [naam 2] doodgeschoten op een parkeerplaats in Breukelen. De gewelddadige wijze waarop [naam 2] om het leven is gebracht, doet vermoeden dat sprake is geweest van een afrekening in het criminele milieu. In diverse media werd melding gemaakt van de liquidatie van de “Amsterdamse beroepscrimineel” [naam 2] . [7]
Tijdens het onderzoek naar de ‘afhandeling’ van de erfenis van [naam 2] is onder andere de verdachte, een vriendin van [naam 2] , in beeld gekomen. [8] Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte is een Apple Macbook inbeslaggenomen. Uit onderzoek naar de browserhistorie is gebleken dat op 8 juli 2017 – enkele uren na de dood van [naam 2] – de volgende artikelen zijn bekeken:
( i) [website 1] ;
(ii) [website 2] ;
(iii) [website 3] ;
(iv) [website 4] .
In het artikel in Het Parool stond onder andere over [naam 2] dat hij was gewaarschuwd dat hij gevaar liep te worden vermoord, dat hij onlangs – samen met andere in Amsterdam actieve criminelen – een partij van ongeveer 400 kilogram cocaïne zou hebben ‘geript’ (gestolen) en dat hij vermoedelijk betrokken was bij een poging de leider van motorclub [club] te liquideren. [9] Verder blijkt dat de verdachte op 9 juli 2017 chatcontact had met een goede vriendin van haar, [naam 4] . Het gaat over de speech die de verdachte eventueel zou houden op de begrafenis van [naam 2] . [naam 4] zegt tegen de verdachte: “
Zeg ook dat je hem dankbaar bent dat hij je in vertrouwen nam want dat is hetgeen wat een vriendschap maakt”. [10] Verder heeft de verdachte op 10 juli 2017 chatcontact met haar moeder,
[naam 5] , over [naam 2] . Haar moeder schrijft: “
[naam 6] , hij is veilig nu. Nu pas kan niemand hem ooit nog kwaad doen”. De verdachte schrijft: “
Hij zag er de laatste paar maanden ook heel ongelukkig uit”. Haar moeder schrijft: “
Dat was angst”. De verdachte schrijft: “
In Spanje werd hij ook een beetje emo toen ik hem vroeg”. Haar moeder schrijft: “
Maar hij deed stoer”. [11]
Op 7 juli 2017 is de woning van [naam 2] aan de [adres 2] doorzocht. Tijdens deze doorzoeking is onder andere een factuur met bijlagen aangetroffen die betrekking heeft op de aankoop van een Mercedes. [12] De factuur met betrekking tot de Mercedes is gericht aan [naam 2] en dateert van 17 mei 2017. Het gaat om een witte Mercedes Benz E63 AMG S4Matic Limousine, met chassisnummer [nummer] (hierna: de Mercedes). [13] De aanschafwaarde van de Mercedes is € 122.000,00. [14] Uit een uitdraai van 10 juli 2017 van een zoekopdracht in verschillende registers volgt dat de Mercedes tijdelijk het Duitse kenteken [kenteken 1] had en dat [naam 2] de kentekenhouder was. [15] De Spaanse autoriteiten hebben de Mercedes in Cadiz aangetroffen voorzien van valse kentekenplaten, [16] dit betreft het kenteken [kenteken 2] . [17]
Tijdens onderzoek naar de telefoon van [naam 2] is een berichtenwisseling aangetroffen over het parkeren van een auto in een garage op Ibiza (Spanje). De auto zou geparkeerd worden van 29 juni 2017 tot
24 juli 2017. Op het adres dat ‘Ibiza Garage’ aan [naam 2] heeft gestuurd, is autoverhuurbedrijf [bedrijf 2] gevestigd. [18] Uit de historische vluchtgegevens van Transavia volgt dat de verdachte op
27 juni 2017 van Nederland naar Ibiza is gevlogen. Op 29 juni 2017 is zij op dezelfde vlucht als [naam 2] terug naar Nederland gevlogen. Verder is gebleken dat zij op 23 juli 2017 wederom naar Ibiza is gevlogen. Volgens de vluchtgegevens zou zij om 08.35 uur landen op Ibiza. Op 24 juli 2017 is de verdachte om 10.15 uur van Malaga naar Tanger gevlogen. [19]
[naam 1] heeft als getuige tegenover de raadsheer-commissaris verklaard dat hij van [medeverdachte 1] (
het hof begrijpt steeds: [medeverdachte 1] ; de weduwe van [naam 2]) heeft gehoord dat [naam 2] (
het hof begrijpt steeds: [naam 2]) en [verdachte] (
het hof begrijpt steeds: de verdachte) samen de Mercedes hebben geparkeerd bij een parkeergarage in de buurt van de luchthaven (op Ibiza). Na het overlijden van [naam 2] begreep [naam 1] van [medeverdachte 1] dat zij de auto naar het Spaanse vasteland gebracht wilde hebben, maar dat zij de auto niet meekreeg. De eigenaar van de garage wilde de auto alleen meegeven aan degene die er het laatst met [naam 2] bij was en dat was de verdachte. Op 23 juli 2017 was [naam 1] al op Ibiza toen de verdachte hem vroeg haar te vergezellen bij het ophalen van de Mercedes. [naam 1] wist niet waar deze auto stond. De verdachte kreeg de auto mee nadat zij in gesprek was geweest met de man van de garage en haar telefoon aan hem liet zien. De verdachte en [naam 1] zijn vervolgens samen met de ferry naar het vasteland van Spanje gereisd. [naam 1] weet niet meer zeker of [verdachte] de overtocht heeft betaald. [naam 1] is samen met de verdachte naar zijn huis in [plaats] gereden en heeft het merendeel van deze rit voor zijn rekening genomen (als bestuurder). De broer van [naam 1] heeft samen met de verdachte de auto naar het vliegveld van Malaga gereden. [20]
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer in gebruik bij de verdachte volgt dat zij na de dood van [naam 2] meermalen contact heeft gehad met een telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 2] , een goede vriend van [naam 2] . Vooral op 21 en 22 juli 2017 hebben zij veel contact. Ook is gebleken dat de verdachte op 22 juli 2017 omstreeks 13.37 uur gebeld werd door een telefoonnummer in gebruik bij [bedrijf 2] . Dat gesprek duurde 328 seconden. Meteen daarna, omstreeks 13.43 uur, heeft de verdachte het telefoonnummer van [medeverdachte 2] gebeld. [21] Ook zijn op de telefoon van de verdachte foto’s en afbeeldingen aangetroffen van Google Maps, gemaakt op 23 en 24 juli 2017 tussen 21.04 uur en
03.25 uur. De afbeeldingen geven de route [route] aan. Die route gaat langs de oostkust van Spanje. [22] [naam 1] heeft bevestigd dat een vriend van [medeverdachte 1] in telefonisch contact stond met de verdachte om te vertellen wat zij moest doen. [23]
Op 24 juli 2017 is heimelijk een gesprek opgenomen dat werd gevoerd door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in een broodjeszaak in Amsterdam. In dat gesprek heeft [medeverdachte 2] onder meer het volgende gezegd: “
Ik heb nog geen prijs… hij heeft mij gezegd… Ik vertrouw die gasten niet, laat die waggie gewoon naar Marbella komen, dan geef je gewoon wat die waggie kost, dan geef je gewoon wat die waard is. Snap je.. Dan zeggen hun allemaal nee, dit.. we willen die waggie verkopen nu… (…) Die waggie is nu naar Marbella, met een hoop geklaag, maar ze zeggen ze willen helpen. Die waggie moest op de boot. Weet je wie die 300 heeft betaald? [verdachte] . (…) “Ik heb geen geld bij me. Betaal jij even.” Dan weet je toch al met wat voor intentie hij komt. “Jij komt met die intentie dat je die auto voor een prikje wilt.” Je hebt die auto gezien toch, je was daar? (…) Hij komt echt alsof hij die auto voor een prikkie wilt. Ik ben die auto met hem gaan halen in..ntv… begrijp je. (…) Ik zeg tegen [verdachte] , ze moeten met mij praten, niet met jou. Ze moeten niet bij jou klagen, ze moeten bij mij klagen. (…) Ze moeten ook mij hebben. Hij weet dat hij die auto gaat krijgen. Ik heb een afspraak met hem gemaakt. Jullie willen helpen, verplaats die auto voor mij (…) Is goed, verplaats die auto maar. Jij bepaalt niet waar. Ik zeg je naar waar die auto naar toe gaat. (…) Die waggie is al verkocht. Het is naar [route] (fon) gegaan. (…) Ja maar het staat niet op [naam 2] zijn naam. Het staat op zijn naam. Eén of andere bedrijfsnaam ofzo… Het staat niet op zijn naam. (…) Als jij die auto gewoon verkoopt en die auto is 125 waard. (…) [verdachte] heeft die auto meegekregen omdat die man d’r herkende, snap je. (…) Je kan nu rekenen op minimaal nog een ton, van die waggie, toch? (…) Maar ik zei wel tegen [verdachte] , ik zeg, je weet toch, respect voor je dat je zo vroeg bent gegaan. Ze zegt ja schat, ik heb het gedaan voor [naam 2] en zijn gezin ik heb het voor [medeverdachte 1] en de kids gedaan (…) Ik zei haar ook, het is goed dat je bent gegaan, want je bent de enige die kon gaan.” [24]
Een aantal maanden later, op 6 november 2017, is een deel van het pand aan de [adres 3] , waar de verdachte op dat moment een van de bewoners was, doorzocht. Tijdens deze doorzoeking werd in een gangkast op de centrale overloop op de derde etage een zilverkleurige schoenendoos van het merk “Tiffi” aangetroffen, waar een linnen afsluitbaar zakje en een ‘ [bedrijf 1] express-card’ ten name van de verdachte in zaten. In het linnen zakje bevond zich een contant geldbedrag van € 12.000,00, dat bestond uit 600 coupures van € 20,00 biljetten. De bankafschriften van ING betaalrekening met nummer [rekeningnummer] op naam van de verdachte zijn opgevraagd over de periode van 1 januari 2016 tot en met 9 november 2017. Hieruit blijkt dat op deze Nederlandse bankrekening in de periode van 19 april 2016 tot en met 1 november 2017 in totaal 25 contante stortingen zijn gedaan voor een totaalbedrag van € 34.610,00. De stortingen zijn gedaan mede met 66 biljetten van € 100,00, 2 biljetten van € 200,00 en 2 biljetten van € 500,00. [25] Uit informatie van Infobox Crimineel Vermogen (iCOV) bleek onder meer het volgende: de verdachte heeft in 2014 een nettoloon ontvangen van € 17.851,00; in 2015 een nettoloon van € 16.639,00 en zorgtoeslag van € 903,00; in 2016 een nettoloon van € 17.703,00 en zorgtoeslag van € 903,00; en in 2017 een nettoloon van € 6.261,00 en zorgtoeslag van € 1.022,00. Het eindsaldo op voornoemde bankrekening van de verdachte was op
31 december 2016 € 676,00. Er zijn geen gegevens gevonden met betrekking tot bezittingen en schulden, erfenissen en/of ontvangen schenkingen. [26] Ook is gebleken dat er geen gegevens zijn met betrekking tot winst uit onderneming en dat de verdachte geen bedrijf op naam heeft staan. [27]
De verdachte heeft verklaard dat [naam 2] al vier jaar haar beste vriend was. [28] Verder heeft zij verklaard
dat zij op Ibiza met [naam 2] in de Mercedes heeft gereden en dat zij haar tas daarin heeft laten liggen toen zij met [naam 2] de Mercedes naar de garage bracht. [29] Omdat zij wist waar de garage (
het hof begrijpt: [bedrijf 2]) was en omdat haar tas nog in de Mercedes lag, is zij naar Ibiza gevlogen en heeft zij de dag daarvoor telefonisch contact gehad met de garagehouder. Ook heeft zij verklaard dat zij de kosten van de overtocht van de auto naar het vasteland van Spanje heeft betaald en dat zij in de Mercedes een lift kreeg naar Malaga. Zij heeft de genoemde contante stortingen op haar bankrekening (totaal € 34.610,00) zelf gedaan. [30] De verdachte heeft met betrekking tot feit 1 ontkend dat zij de persoon was die de auto mee zou kunnen krijgen – zij heeft buiten de garage op [naam 1] gewacht, heeft niet met de garagehouder gesproken en niet als bestuurder in de auto gereden. Zij wist niet dat [naam 2] zich in het criminele milieu begaf en dacht dat hij zijn geld verdiende met het organiseren van feesten. De verdachte heeft met betrekking tot feit 2 verklaard dat de op haar bankrekening gestorte bedragen afkomstig zijn van haar toenmalige vriend, ouders en andere familieleden. Zij heeft verder verklaard dat het contante geldbedrag van € 12.000,00 is aangetroffen op de derde etage van het pand aan de [adres 3] , terwijl zij zelf woonde op de vierde etage.
Beoordeling
Feit 1: medeplegen van witwassen van de Mercedes
Witwashandelingen
Het hof is van oordeel dat bewezen is dat de verdachte de Mercedes heeft verworven, voorhanden heeft gehad en daarvan gebruik heeft gemaakt.
De termen “verwerven” en “voorhanden hebben” veronderstellen feitelijke zeggenschap ten aanzien van het voorwerp, waarbij niet is vereist dat het voorwerp zich in de fysieke nabijheid bevindt. Bij “gebruikmaken” gaat het om het op een of andere wijze aanwenden van het betrokken voorwerp ten behoeve van de witwasser zelf of ten behoeve van derden.
Het hof stelt op basis van de voorgaande feiten en omstandigheden het volgende vast.
  • De verdachte heeft de Mercedes op 29 juni 2017 samen met [naam 2] in de garage van [bedrijf 2] geparkeerd.
  • Op 22 juli 2017 heeft de verdachte telefonisch contact gehad met deze garage.
  • Op 23 juli 2017 is de verdachte naar Ibiza gevlogen en heeft toen [bedrijf 2] aan [naam 1] aangewezen en is met [naam 1] in de Mercedes weggereden, met [naam 1] als bestuurder.
  • Vervolgens heeft de verdachte, deels samen met [naam 1] , op 23 en 24 juli 2017 met de Mercedes een route afgelegd langs de oostkust van Spanje en is de verdachte op 24 juli 2017 van Malaga naar Tanger gevlogen.
Het hof legt de verklaring van de verdachte, dat zij buiten de garage op [naam 1] heeft gewacht en niet met de garagehouder heeft gesproken, als ongeloofwaardig terzijde. Daartoe is het volgende redengevend. De fysieke aanwezigheid van de verdachte op 23 juli 2017 was noodzakelijk om de Mercedes van de garagehouder mee te krijgen, omdat de verdachte, naast [naam 2] , als enige aanwezig was bij het parkeren van de Mercedes in [bedrijf 2] . Zij was dus niet – of niet alleen – met [naam 1] mee om de garage aan te wijzen en haar tas te pakken. De verdachte was vooral ter plaatse om haar gezicht te laten zien. Dit blijkt onder meer uit wat [medeverdachte 2] op 24 juli 2017 tegen [medeverdachte 1] heeft gezegd: “
[verdachte][het hof begrijpt: de verdachte]
heeft die auto meegekregen omdat die man d’r herkende” en “
Ik zei haar ook, het is goed dat je bent gegaan, want je bent de enige die kon gaan”. In diezelfde lijn heeft [naam 1] verklaard dat de eigenaar van de garage de auto alleen wilde meegeven aan degene die er het laatst met [naam 2] bij was, te weten de verdachte.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte feitelijke zeggenschap heeft gehad ten aanzien van de Mercedes en deze auto aldus heeft verworven én voorhanden heeft gehad. Dat zij niet de rechthebbende op de auto was, doet daar niet aan af. Ook is het hof van oordeel dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van de Mercedes door (zich) erin te (laten) rijden van de garage op Ibiza naar het vliegveld bij Malaga. Of de verdachte (een deel van) deze rit zelf heeft gereden of enkel bijrijder was, is daarbij niet relevant. Het hof verwerpt dan ook het verweer van de raadsman dat de verdachte geen enkele witwashandeling ten aanzien van de Mercedes heeft verricht.
Anders dan de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte met het opzet handelde om de Mercedes aan het zicht van politie en justitie te onttrekken en/of te verhullen wie de rechthebbende op de auto was, nu niet onaannemelijk is dat de verdachte handelde met het enkele doel de Mercedes terug te brengen naar de weduwe en kinderen van [naam 2] . De verdachte zal daarom van het tenlastegelegde verhullen/verbergen worden vrijgesproken.
Wetenschap verdachte van criminele herkomst van de Mercedes
In deze zaak is geen sprake van direct bewijs dat de Mercedes afkomstig is uit een concreet gronddelict. Niettemin kan worden bewezen dat de Mercedes afkomstig is uit enig misdrijf. Uit de politieregistratiesystemen volgt dat [naam 2] vanaf 2011 contacten had met vele personen die crimineel actief zijn (geweest). Sommige van deze personen zijn een gewelddadige dood gestorven. Het feit dat door [naam 2] veel contacten werden onderhouden met personen met criminele antecedenten, levert, in samenhang met zijn eigen criminele antecedenten, een witwastypologie op. Na onderzoek naar de bankrekening van [naam 2] is gebleken dat er geen transacties zichtbaar waren die duiden op een inkomen waarmee de aankoop van de Mercedes van € 122.000,00 kan worden verklaard. Het ontbreken van inkomen en de afwezigheid van (ander) legaal vermogen levert eveneens een witwastypologie op.
Uit het voorgaande volgt dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Dit betekent dat van de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring mag worden verlangd dat de Mercedes niet van misdrijf afkomstig is. De verdachte heeft een dergelijke verklaring niet gegeven. Zij heeft evenwel betoogd dat zij niet wist dat de Mercedes afkomstig was uit enig misdrijf. Het hof acht in dit verband het navolgende van belang.
De wijze waarop [naam 2] om het leven is gebracht, doet vermoeden dat sprake is geweest van een liquidatie. In diverse media werd melding gemaakt van de liquidatie van de “Amsterdamse beroepscrimineel” [naam 2] . Anders dan de raadsman heeft betoogd, kan uit de berichten die zijn verschenen in de media worden begrepen dat [naam 2] zijn geld verdiende met criminele activiteiten. Uit een chatgesprek tussen de verdachte en haar moeder op 10 juli 2017 volgt dat de verdachte wist – of door haar moeder erop werd gewezen – dat [naam 2] tot zijn dood gevaar liep en in angst leefde. Voorts acht het hof van belang dat de verdachte heeft verklaard dat [naam 2] al vier jaar haar beste vriend was en dat [naam 4] in een chatgesprek met de verdachte op 9 juli 2017 heeft geschreven dat [naam 2] de verdachte in vertrouwen nam. Bovendien is uit onderzoek naar de browserhistorie van de Apple Macbook van de verdachte gebleken dat op 8 juli 2017 – enkele uren na de dood van [naam 2] – artikelen zijn geopend die erop duiden dat [naam 2] zich bewoog in het criminele milieu; hierin ging het over levensgevaar, cocaïne en poging tot liquidatie. Ook indien deze artikelen niet door de verdachte zelf maar door haar moeder zouden zijn geopend en gelezen, is het hoogst onaannemelijk dat de strekking daarvan niet op 8 juli 2017 of kort daarna met de verdachte – die [naam 2] al enige jaren beschouwde als beste vriend – is gedeeld en dat zij ook niet anderszins met de criminele activiteiten van [naam 2] is geconfronteerd.
Het hof stelt aldus vast dat de verdachte in ieder geval vanaf of kort na het overlijden van [naam 2] op
7 juli 2017 moet hebben beseft dat hij zich in criminele kringen had bevonden en dat zijn vermogen, waaronder zijn Mercedes, meer dan vermoedelijk een criminele herkomst had. Haar verklaring dat zij dacht dat [naam 2] zijn geld verdiende met het organiseren van feesten acht het hof, in het licht van de in het voorgaande vastgestelde feiten en omstandigheden, ongeloofwaardig. Dientengevolge heeft de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de Mercedes geheel of gedeeltelijk afkomstig was uit enig misdrijf.
Medeplegen
Het hof is van oordeel dat bewezen is dat de verdachte de Mercedes tezamen en in vereniging met
anderen heeft witgewassen.
Het criterium voor medeplegen is een bewuste en nauwe samenwerking. De vraag of sprake is van een zodanige samenwerking, hangt sterk af van de feiten en omstandigheden van het concrete geval. Er is sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tussen zowel de verdachte en [medeverdachte 2] , als tussen de verdachte en [naam 1] . Uit de telefoongegevens van de verdachte en het heimelijk opgenomen gesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] volgt dat de verdachte omstreeks het tijdstip van het ophalen van de Mercedes uit de garage op Ibiza veelvuldig contact had met [medeverdachte 2] in Nederland. [naam 1] heeft bevestigd dat een vriend van [medeverdachte 1] telefonisch contact had met de verdachte om te vertellen wat zij moest doen. Verder heeft [naam 1] verklaard dat de verdachte hem vroeg haar te vergezellen bij het ophalen van de Mercedes op Ibiza. [naam 1] heeft verklaard dat de verdachte de Mercedes uit deze garage heeft meegekregen, dat hij niet meer zeker weet of [verdachte] de overtocht heeft betaald en dat hijzelf het merendeel van de rit naar [plaats] voor zijn rekening heeft genomen. De verdachte heeft bevestigd de overtocht van de Mercedes naar het vasteland van Spanje te hebben betaald. Ook tussen [naam 1] en de verdachte was dus sprake van een bewuste en nauwe samenwerking.
Geen gewoonte
Het hof is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van de Mercedes. Vermelding van één geval van witwassen met de toevoeging dat de verdachte daarvan een gewoonte maakte – zoals in de onderhavige tenlastelegging het geval is – is niet voldoende. De verdachte zal daarom van deze strafverzwarende omstandigheid worden vrijgesproken.
Feit 2: gewoontewitwassen van geldbedragen
Contante stortingen voor een totaalbedrag van € 34.610,00
Het hof heeft hiervoor vastgesteld dat de verdachte in de periode van 19 april 2016 tot en met
1 november 2017 op haar Nederlandse ING betaalrekening met nummer [rekeningnummer] in totaal 25 contante stortingen heeft gedaan voor een totaalbedrag van € 34.610,00. Zij heeft dit contante geldbedrag dus voorhanden gehad en vervolgens omgezet door dit te storten op haar bankrekening. Dit is door de verdachte ook niet betwist.
In deze zaak is geen sprake van direct bewijs dat het contant gestorte geldbedrag van in totaal € 34.610,00 afkomstig is uit een concreet gronddelict. Niettemin kan worden bewezen dat dit geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf.
Het totaalbedrag bestaat mede uit 66 biljetten van € 100,00, 2 biljetten van € 200,00 en 2 biljetten van € 500,00. Het is een feit van algemene bekendheid dat coupures van € 100,00 en € 200,00 niet bij geldautomaten gepind kunnen worden. Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat coupures van € 500,00 bijna uitsluitend worden gebruikt in het criminele circuit. Verder is gebleken dat de verdachte in de periode januari 2016 tot en met december 2017 in totaal € 23.964,00 aan nettoloon verdiende en in diezelfde periode in totaal € 1.925,00 aan zorgtoeslag op haar bankrekening ontving. Er zijn geen gegevens gevonden met betrekking tot bezittingen en schulden, erfenissen, ontvangen schenkingen en/of winst uit onderneming. Als de transacties – in dit geval: de contante stortingen – niet in verhouding staan tot de inkomsten, levert dat een witwastypologie op. Uit het voorgaande volgt dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.
Dit betekent dat van de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring mag worden verlangd dat het contant gestorte geldbedrag van in totaal
€ 34.610,00 niet van misdrijf afkomstig is.
De verdachte heeft verklaard dat het geld afkomstig is van haar toenmalige vriend, ouders (
het hof begrijpt: moeder en stiefvader) en andere familieleden. Deze verklaring is onvoldoende concreet en niet min of meer verifieerbaar. Ten aanzien van haar toenmalige vriend en andere familieleden heeft de verdachte geen namen genoemd van de personen die het betreft. Dit maakt nader onderzoek naar de herkomst van het geld onmogelijk. Ten aanzien van de moeder en stiefvader van de verdachte is wel duidelijk om wie het gaat, maar de verdachte heeft niet geconcretiseerd om welke bedragen het daarbij ging en wanneer die aan haar zijn betaald, ondanks dat zij daar ter terechtzitting in hoger beroep nog nadrukkelijk toe is uitgenodigd. De verklaring die de moeder van de verdachte als getuige tegenover de raadsheer-commissaris heeft afgelegd, biedt evenmin voldoende aanknopingspunten voor nader onderzoek door het openbaar ministerie, nu zij heeft verklaard dat zij haar kinderen vaak geld gaf, maar dat zij hen “
nooit in een keer duizenden euro’s” heeft gegeven. Giften van de moeder van de verdachte kunnen de stortingen dus niet in substantiële mate verklaren.
Het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende
aanleiding tot een nader onderzoek door het openbaar ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het contant gestorte geldbedrag van in totaal € 34.610,00 onmiddellijk of middellijk (mede) afkomstig is uit enig misdrijf. Uit het voorgaande volgt ook dat de verdachte dit wist.
Het hof is van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het
storten van contante geldbedragen op haar bankrekening, omdat het gaat om frequente (te weten: 25)
contante stortingen die over een langere periode van ruim 18 maanden zijn gedaan. Niet kan worden bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en) een gewoonte heeft gemaakt van witwassen. De verdachte zal daarom van het medeplegen (van gewoontewitwassen) worden vrijgesproken.
Contant geldbedrag van € 12.000,00
Het hof heeft hiervoor vastgesteld dat op 6 november 2017, tijdens de doorzoeking van het pand aan de [adres 3] , in de gangkast op de centrale overloop op de derde etage een contant geldbedrag van € 12.000,00 is aangetroffen in een linnen zakje in een schoenendoos.
Het hof is met de raadsman, en anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte wetenschap had van dat geldbedrag van € 12.000,00 en dat aldus voorhanden heeft gehad. De gangkast bevond zich in een vrij toegankelijke ruimte in het pand en stond open, waardoor ook andere bewoners van het pand en anderen die daar kwamen toegang hadden tot de gangkast. Deze gangkast werd ook daadwerkelijk door andere bewoners van het pand gebruikt, gezien de spullen van verschillende personen en familieleden die daar lagen. Ook de schoenendoos met daarin het geldbedrag was niet afgesloten. De enkele omstandigheid dat in deze schoenendoos óók een ‘ [bedrijf 1] express-card’ ten name van de verdachte zat, is in het licht van het voorgaande onvoldoende om tot een andere conclusie te komen. De verdachte zal daarom van het witwassen van het contante geldbedrag van € 12.000,00 worden vrijgesproken.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft een (voorwaardelijk) verzoek gedaan tot het horen als getuige van de garagehouder op Ibiza en [naam 3] , als het hof tot een bewezenverklaring komt van feit 1.
Nu aan de gestelde voorwaarde is voldaan, komt het hof toe aan beoordeling van dit verzoek. Het hof
wijst het voorwaardelijk verzoek van de raadsman tot het horen van de garagehouder af. Het horen van
de garagehouder is niet noodzakelijk, omdat het hof zijn verklaring niet voor het bewijs gebruikt. Het hof wijst ook het voorwaardelijk verzoek van de raadsman tot het horen van [naam 3] af. Uit de gegeven toelichting blijkt dat de verdediging het van belang acht dat [naam 3] kan verklaren over hetgeen met de Mercedes is gebeurd tussen Malaga, waar hij de verdachte op het vliegveld heeft afgezet, en Marbella. Het daarmee mogelijk ontkrachten van de verdenking dat daarbij de Mercedes aan het zicht van politie en justitie is onttrokken, is evenwel niet noodzakelijk omdat het hof de verdachte (partieel) vrijspreekt van het onder feit 1 tenlastegelegde verhullen/verbergen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

zij in de periode van 7 juli 2017 tot en met 24 juli 2017 in Nederland en Spanje,
tezamen en in vereniging met anderen een voorwerp, te weten:
- een Mercedes Benz E63 AMG S4Matic Limousine, met chassisnummer [nummer] met tijdelijk kenteken [kenteken 1] ,
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij en haar mededaders wisten dat dat voorwerp – onmiddellijk of middellijk – geheel of gedeeltelijk (mede) afkomstig was uit enig misdrijf;

2.primair

zij in de periode van 19 april 2016 tot en met 1 november 2017 in Nederland,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft zij, verdachte, geldbedragen, te weten:
- contante stortingen voor een totaalbedrag van € 34.610,00 op ING betaalrekening met nummer [rekeningnummer] op naam van haar, verdachte [verdachte]
voorhanden gehad en omgezet,
terwijl zij wist dat die geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – geheel of gedeeltelijk (mede) afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1 en 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 primair
bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van witwassen.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan
3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft verzocht de verdachte, indien het hof tot een bewezenverklaring komt van het witwassen van een geldbedrag van ruim € 28.000,00, een taakstraf op te leggen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de vervolging van de verdachte getuigt van willekeur omdat het openbaar ministerie andere personen die bij de Mercedes waren betrokken niet heeft vervolgd. Ook heeft hij benadrukt dat de dagwaarde van de Mercedes op 23 juli 2017 veel lager was dan de aanschafwaarde van € 122.000,00 en dat deze waarde voor een niet-kenner als de verdachte niet te bepalen was. De verdachte heeft door het witwassen van de Mercedes geen eigen voordeel verkregen. Er is bovendien sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. Tot slot zou oplegging van een gevangenisstraf betekenen dat zij haar huurhuis en werk kwijtraakt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de
omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van de Mercedes van een doodgeschoten vriend door te helpen deze terug te brengen naar zijn nabestaanden. De aanschafprijs van de Mercedes bedroeg € 122.000,00. Het hof gaat deels mee in het verweer van de raadsman dat de Mercedes ten tijde van de witwashandelingen van de verdachte eind juli 2017 een lagere waarde had dan bij de aankoop ervan. Echter, nu de Mercedes betrekkelijk kort voor de witwashandelingen door [naam 2] was aangeschaft (namelijk op 17 mei 2017), zal de auto nog een aanzienlijke waarde hebben gehad. De schatting die [medeverdachte 2] op 24 juli 2017 doet – “
Je kan nu rekenen op minimaal nog een ton, van die waggie, toch?” – komt het hof redelijk voor. De verdachte heeft zich daarnaast ook schuldig gemaakt aan het gewoontewitwassen van een totaalbedrag van € 34.610,00 door over een periode van ruim
18 maanden op 25 afzonderlijke momenten contante geldbedragen op haar bankrekening te storten. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en kan een ontwrichtende werking hebben op de samenleving. Het kan niet anders dan dat de verdachte zich – in ieder geval wat betreft de contante stortingen op haar bankrekening – heeft laten drijven door winstbejag, zulks ten koste van de samenleving.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het hof gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het oriëntatiepunt voor fraudezaken met een benadelingsbedrag van € 125.000,00 tot € 250.000,00 is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 tot 12 maanden. Het hof neemt dit als uitgangspunt bij het bepalen van de op te leggen straf.
Het hof weegt strafverzwarend mee dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen de Mercedes heeft witgewassen en dat zij van het voorhanden hebben en omzetten van contante geldbedragen een gewoonte heeft gemaakt. Ook weegt in het nadeel van de verdachte dat zij ter terechtzitting in hoger beroep geen enkel inzicht in het laakbare van haar handelen heeft getoond. Zij heeft enkel verklaard dat zij er spijt van heeft dat zij de contante geldbedragen op haar bankrekening heeft gestort, waardoor – vult het hof aan – de geldbedragen voor politie en justitie inzichtelijk zijn geworden. Daar staat – in strafverminderende zin – tegenover dat de verdachte wat betreft het witwassen van de Mercedes wordt vrijgesproken van het verhullen/verbergen ervan en dat zij door de door haar wel gepleegde witwashandelingen met betrekking tot die auto – voor zover het hof kan beoordelen – geen (financieel) voordeel heeft verkregen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 april 2024 is zij niet
eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat een ieder recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke
termijn. Deze in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) neergelegde waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte onnodig lang onder de dreiging van een strafvervolging moet leven.
De overschrijding van de redelijke termijn leidt, ook wanneer deze zeer aanzienlijk is, volgens vaste rechtspraak in de regel niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging. Vermindering van de op te leggen straf is telkens de aangewezen sanctie.
De redelijke termijn is aangevangen met de inverzekeringstelling van de verdachte op 6 november 2017. De redelijke termijn van 2 jaren is in eerste aanleg met ruim 10 maanden overschreden, omdat vonnis is gewezen op 24 september 2020. In hoger beroep is de redelijke termijn aangevangen op 6 oktober 2020 en is deze termijn geëindigd met dit arrest op 1 mei 2024, waarmee de redelijke termijn van 2 jaren met
1 jaar en ruim 6 maanden is overschreden.
Het hof is, alles afwegende, van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend is, doch zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en hoger beroep, matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Beslag
Onder de verdachte zijn voorwerpen inbeslaggenomen, zoals vermeld op de beslaglijst van
10 september 2020. Het hof komt ten aanzien van die inbeslaggenomen voorwerpen tot het volgende
oordeel.
Verbeurdverklaring
De op de beslaglijst onder 10 vermelde inbeslaggenomen witte personenauto Mercedes Benz E63 met kenteken [kenteken 2] dient te worden verbeurd verklaard, nu met betrekking tot dit voorwerp het onder feit 1 bewezenverklaarde is begaan.
Teruggave aan de verdachte
De op de beslaglijst onder 2 tot en met 8 vermelde inbeslaggenomen voorwerpen – te weten diverse tassen, een sjaal, een horloge, een portefeuille en schoenen – dienen te worden teruggegeven aan de verdachte, nu met het voortduren van het beslag geen strafvorderlijk belang meer wordt gediend.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Het op de beslaglijst onder 9 vermelde inbeslaggenomen geldbedrag van € 11.760,00 dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. Uit 0-AMB-028bb volgt dat dit bedrag onderdeel uitmaakt van het onder feit 2 tenlastegelegde contante geldbedrag van € 12.000,00, waarvan het hof de verdachte vrijspreekt van witwassen. De raadsman heeft naar voren gebracht dat dit geldbedrag niet aan de verdachte toebehoort, zodat het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende zal gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
10. 1.00 STK Personenauto NBU E, Mercedes Benz E63 kl: wit, MercedesBenz E63 AMG S4Mati (Spanje, kenteken [kenteken 2] ).
Gelast de teruggave aan de verdachtevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 2. 1.00 STK Tas Kl: bruin/zw, Louis Vuitton, Dames tas groot model
  • 3. 1.00 STK Kleding Kl: zwart, Louis Vuitton, Dames sjaal met label Louis Vuitton
  • 4. 1.00 STK Horloge Kl: zilver, Cartier, Horloge zilverkleurig Cartier
  • 5. 1.00 STK Portefeuille Kl: bruin, Louis Vuitton, Portefeuille, Louis Vuitton, kl. bruin
  • 6. 1.00 STK Tas Kl: zwart, Gucci, Handtas met goudkleurig metalen hengsel
  • 7. 1.00 STK Tas Kl: bruin/zw, Louis Vuitton, Bruin zwart geblokt tasje met goudkl. ketting hengs
  • 8. 1.00 PR Schoenen Kl: Br/Zw, Louis Vuitton, Dames veter schoenen met blokhak, bruin met zwart.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
9. Geld Euro, totaal € 11.760,00.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. B.E. Dijkers en mr. H.A. Stalenhoef, in tegenwoordigheid van
mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
1 mei 2024.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste codering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, met dien verstande dat de als DOC aangeduide bewijsmiddelen steeds geschriften zijn, die in samenhang met de overige bewijsmiddelen zijn bezien.
2.AMB-031, p. 4.
3.DOC-001, p. 2.
4.AMB-031, p. 2.
5.DOC-009, p. 1.
6.DOC-015.
7.1-OPV, p. 2.
8.4-OPV, p. 2.
9.AMB-037, pp. 1-2.
10.AMB-037, pp. 3-4.
11.AMB-037, p. 3.
12.AMB-031, p. 3 en DOC-013, p. 1.
13.DOC-013, p. 5 en 1-OPV, p. 2.
14.1-OPV, p. 2.
15.DOC-014.
16.1a-OPV, p. 2.
17.DOC-143, p. 4.
18.AMB-006, pp. 4-6.
19.AMB-016, pp. 5-7.
20.Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] door de raadsheer-commissaris van 19 oktober 2023.
21.AMB-016, p. 7 en AMB-042, pp. 1-3.
22.AMB-037 en DOC-109.
23.Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] door de raadsheer-commissaris van 19 oktober 2023.
24.AMB-018a, pp. 1-11.
25.4-OPV, pp. 3-4.
26.AMB-025, pp. 1-3.
27.4-OPV, pp. 2-3.
28.Een proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 10 september 2020, p. 2.
29.Een proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 10 september 2020, pp. 1-2.
30.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 17 april 2024.