ECLI:NL:GHAMS:2024:127
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding na fictieve inverzekeringstelling in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2024 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van een verzoeker die schadevergoeding eiste naar aanleiding van een fictieve inverzekeringstelling. Het verzoekschrift was op 4 augustus 2023 ingekomen en de advocaat-generaal heeft op 24 november 2023 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 28 november 2023 was de verzoeker niet aanwezig. De verzoeker stelde schade te hebben geleden door een ondergane verzekering in de strafzaak, met een totaalbedrag van € 260,00, en daarnaast kosten voor rechtsbijstand van € 4.126,10 voor de strafzaak en € 680,00 voor de verzoekschriftprocedure.
Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker op 11 augustus 2021 is opgehouden voor verhoor en op 12 augustus 2021 in vrijheid is gesteld, waarbij de termijn voor het ophouden voor verhoor met 12 minuten is overschreden. De advocaat van de verzoeker stelde dat deze termijnoverschrijding leidde tot een fictieve inverzekeringstelling, wat recht zou geven op schadevergoeding. Het hof oordeelde echter dat de wet geen schadevergoeding toekent in gevallen van ophouden voor verhoor zonder daadwerkelijke inverzekeringstelling, en verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek op basis van artikel 533 Sv.
Wel oordeelde het hof dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor het toekennen van een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak en de verzoekschriftprocedure, en kende in totaal een bedrag van € 4.806,10 toe aan de verzoeker. De beschikking is ondertekend door de jongste raadsheer en griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.