ECLI:NL:GHAMS:2024:127

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
000612-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na fictieve inverzekeringstelling in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2024 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van een verzoeker die schadevergoeding eiste naar aanleiding van een fictieve inverzekeringstelling. Het verzoekschrift was op 4 augustus 2023 ingekomen en de advocaat-generaal heeft op 24 november 2023 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 28 november 2023 was de verzoeker niet aanwezig. De verzoeker stelde schade te hebben geleden door een ondergane verzekering in de strafzaak, met een totaalbedrag van € 260,00, en daarnaast kosten voor rechtsbijstand van € 4.126,10 voor de strafzaak en € 680,00 voor de verzoekschriftprocedure.

Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker op 11 augustus 2021 is opgehouden voor verhoor en op 12 augustus 2021 in vrijheid is gesteld, waarbij de termijn voor het ophouden voor verhoor met 12 minuten is overschreden. De advocaat van de verzoeker stelde dat deze termijnoverschrijding leidde tot een fictieve inverzekeringstelling, wat recht zou geven op schadevergoeding. Het hof oordeelde echter dat de wet geen schadevergoeding toekent in gevallen van ophouden voor verhoor zonder daadwerkelijke inverzekeringstelling, en verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek op basis van artikel 533 Sv.

Wel oordeelde het hof dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor het toekennen van een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak en de verzoekschriftprocedure, en kende in totaal een bedrag van € 4.806,10 toe aan de verzoeker. De beschikking is ondertekend door de jongste raadsheer en griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000612-23 (530 Sv) en 000613-23 (533 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-003448-21
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker01] ,
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1986,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. A.T. Leigh,
[adres01] .

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 4 augustus 2023 ingekomen.
Op 24 november 2023 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 28 november 2023 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker is niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 260,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 4.126,10;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 680,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 24 juli 2023 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 533 Sv
Vast is komen te staan dat appellant op 11 augustus 2021 is opgehouden voor verhoor en hij op 12 augustus 2021 in vrijheid is gesteld en dat daarbij de termijn voor het ophouden voor verhoor met 12 minuten is overschreden. Appellant is niet in verzekering gesteld.
Volgens de advocaat van verzoeker is gezien de termijnoverschrijding sprake van fictieve inverzekeringstelling en moet de schade die verzoeker vanwege de detentie heeft geleden worden vergoed.
Naar het oordeel van het hof voorziet de wet niet in toekenning van een schadevergoeding in de onderhavige procedure zolang geen sprake is geweest van een inverzekeringstelling maar slechts van het ophouden voor verhoor (vergelijk ECLI:NL:GHAMS:2018:4644). Het hof zal verzoeker in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 530 Sv
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak tot een bedrag van € 4.126,10.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 680,00.

4.Beslissing

Het hof :
Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 533 Sv.
Wijst het verzochte ex artikel 530 Sv toe.
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 4.806,10 (vierduizend achthonderdzes euro en tien cent).
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.R.O. Mooy, F.A. Hartsuiker en P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de jongste raadsheer en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 9 januari 2024.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 4.806,10 (vierduizend achthonderdzes euro en tien cent) op bankrekeningnummer [iban_nummer01] t.n.v. Willemsen advocatuur o.v.v. [ovv01] .
Amsterdam, 9 januari 2024,
mr. P.F.E. Geerlings, jongste raadsheer.